RvdW 2009, 329
HR, 20-02-2009, nr. C07/194HR
HR 20-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8795
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 februari 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C07/194HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
BG8795
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verzekeringsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BG8795, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BG8795, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑2009
Essentie
Bewijslastverdeling; motivering.
Slagende motiveringsklacht tegen ’s hofs oordeel dat op de gevolmachtigde assurantietussenpersoon de bewijslast rust ter zake van de door de volmachtgever gestelde afspraak dat geen aanspraak bestond op de hoge commissies die aan de tussenpersoon jarenlang zonder protest zijn voldaan.
Partij(en)
[Eiseres], te [vestigingsplaats], eiseres tot cassatie, adv. mr. E. van Staden ten Brink,
tegen
Achmea Schadeverzekeringen N.V. (voorheen Avéro Schadeverzekeringen N.V.), te Leeuwarden, hierna ook: Avéro, verweerster in cassatie, adv. mr. D. Rijpma.
Uitspraak
Hoge Raad:
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 10 november 1999 Avéro gedagvaard voor de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.