JOL 2000, 318
Art. 100 RO.
HR 26-05-2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5950
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 mei 2000
- Magistraten
R. Herrmann, A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers
- Zaaknummer
C98/285HR
- Conclusie
A-G De Vries Lentsch-Kostense
- LJN
AA5950
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Onbekend (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2000:AA5950, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑05‑2000
ECLI:NL:HR:2000:AA5950, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑05‑2000
Essentie
Art. 100 RO.
Cassatieberoep verworpen op de gronden uiteengezet in de conclusie van de A-G: de klacht dat de Kantonrechter had moeten motiveren waarom hij de bewijslast m.b.t. de onverschuldigdheid van de betaling bij de ‘betaler’ legde, stuit af op art. 100 RO nu de klacht reeds gezien haar formulering en het expliciet aan haar ten grondslag gelegde uitgangspunt dat de bewijslast in beginsel op de ‘ontvanger’ rustte, niet kan worden beoordeeld zonder daarin mede te betrekken de juistheid van het door de Kantonrechter gehanteerde en door het middel gewraakte uitgangspunt dat de bewijslast volgens de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.