Einde inhoudsopgave
De civielrechtelijke zorgplicht van de beleggingsdienstverlener (O&R nr. 101) 2017/4.5.2.1
4.5.2.1 De informatieplicht
I.P.M.J. Janssen, datum 01-03-2017
- Datum
01-03-2017
- Auteur
I.P.M.J. Janssen
- JCDI
JCDI:ADS364225:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Voetnoten
Voetnoten
Voor een uitgebreide bespreking verwijs ik naar paragraaf 2.4.1.
Artikel 19 lid 2 MiFID (artikel 24 lid 3 MiFID II); artikel 4:19 lid 2 Wft.
Artikel 27 lid 2 uitvoeringsrichtlijn MiFID (artikel 44 lid 2 gedelegeerde verordening MiFID II); artikel 51a lid 1 Bgfo.
Artikel 44 lid 2 gedelegeerde verordening MiFID II.
Artikel 44 gedelegeerde verordening MiFID II.
Zie voor een uitgebreide bespreking paragraaf 2.4.1.
Artikel 19 lid 3 MiFID (artikel 24 lid 4 MiFID II); artikel 4:20 Wft.
Artikel 29 lid 4 uitvoeringsrichtlijn MiFID (artikel 46 lid 3 gedelegeerde verordening MiFID II); artikel 58a Bgfo.
Artikelen 30, 31, 32, 33 uitvoeringsrichtlijn MiFID (artikelen 47, 48, 50 gedelegeerde verordening MiFID II); artikelen 58b, 58c, 58e Bgfo.
De benadering van de rechtbank Amsterdam in het kader van renteswaps kan daarmee in twijfel worden getrokken. Zij overweegt dat de beleggingsdienstverlener niet expliciet hoeft te wijzen op het risico bij tussentijdse beëindiging. Rechtbank Amsterdam 11 april 2007, ECLI:NL:RBAMS:2007:BB1854, r.o. 4.14 en rechtbank Amsterdam 26 juni 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:5261, r.o. 4.6. In het licht van de MiFID-loyaliteitsverplichting is dat echter niet uitgesloten.
Op grond van het uitgangspunt dat de MiFID-loyaliteitsverplichting de civielrechtelijke zorgplicht bepaalt, had het gerechtshof ’s-Hertogenbosch in principe niet tot een zo vergaande informatieplicht kunnen komen als die het aanneemt. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1052,JOR 2014/168, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg, Ondernemingsrecht 2014/92, m.nt. T.M.C. Arons (Westkant/ABN AMRO), r.o. 4.11.10. Alhoewel het gerechtshof wel aansluiting zoekt bij MiFID, interpreteert het de informatieplicht veel te ruim. Uit de informatieplicht volgt namelijk niet dat voldoende indringend gewaarschuwd moet worden, maar gaat het slechts om passende informatie die de cliënt redelijkerwijs in staat moet stellen een geïnformeerde beslissing te maken. Zie paragraaf 3.4.3.4 voor een uitgebreide bespreking.
Artikel 52 gedelegeerde verordening MiFID II.
Artikel 48 gedelegeerde verordening MiFID II.
Artikel 50 gedelegeerde verordening MiFID II.
Artikel 48 lid 1 gedelegeerde verordening MiFID II. In het kader van de renteswapproblematiek wordt een aantal maal overwogen dat de beleggingsdienstverlener zich ervan had moeten vergewissen dat de cliënt zich bewust was van de bijzondere risico’s van het product. Onder andere rechtbank Oost-Brabant 26 maart 2014, ECLI:NL:RBOBR:2014:1415,JOR 2014/167, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg (melkveehouder/Rabobank) en gerechtshof ’s-Hertogenbosch 15 april 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1052,JOR 2014/168, m.nt. B.T.M. van der Wiel & I.J.F. Wijnberg, Ondernemingsrecht 2014/92, m.nt. T.M.C. Arons (Westkant/ABN AMRO). Zie paragraaf 3.4.3.4 voor een uitgebreide bespreking. Nu de MiFID-loyaliteitsverplichting de civielrechtelijke zorgplicht echter bepaalt, is het in principe afdoende indien de beleggingsdienstverlener in begrijpelijke vorm passende informatie verstrekt over het financiële instrument. De informatieplicht die voorgenoemde rechters aannamen bij de renteswapproblematiek is dus te vergaand. Dit wordt nog onderstreept door het feit dat in MiFID II pas de verplichting wordt ingevoerd om de cliënt te informeren wanneer de aard van het instrument een desinvestering belemmert.
Deze verplichting heb ik in paragraaf 3.4.1.2 behandeld als algemene waarschuwingsplicht. Voor een uitgebreide bespreking van deze jurisprudentie verwijs ik naar paragraaf 3.4.1.2. Ik bespreek deze jurisprudentie in dit hoofdstuk echter bij de informatieplicht en niet bij de waarschuwingsplicht. Daaraan ligt de volgende reden ten grondslag. Vanuit het uitgangspunt dat de MiFID-loyaliteitsverplichting de civielrechtelijke zorgplicht bepaalt, is de waarschuwingsplicht zoals volgt uit de jurisprudentie inhoudelijk gezien het equivalent van de toezichtrechtelijke informatieplicht.
HR 3 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU4914, JOR 2012/116, m.nt. S.B. van Baalen, NJ 2012/95, AA 2012, afl. 10, p. 752-759, m.nt. D. Busch (Rabobank Vaart & Vecht/X).
In de effectenlease-arresten is weliswaar sprake van handel voor eigen rekening en niet van execution only-dienstverlening, maar aangezien de Hoge Raad ook buiten beleggingsdienstverlening een ‘waarschuwingsplicht‘ aanneemt, acht ik het aannemelijk dat de beleggingsdienstverlener ook bij execution only-dienstverlening een informatieplicht in acht moet nemen die ten minste even vergaand is voor zover de omstandigheden van het geval dat rechtvaardigen. HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815, JOR 2009/199, m.nt. C.W.M. Lieverse,NJ 2012/182, m.nt. J.B.M. Vranken (De Treek/Dexia); HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2811, NJ 2012/183, m.nt. J.B.M. Vranken (Levob/Bolle); HR 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2822, JOR 2009/200, m.nt. C.W.M. Lieverse,NJ 2012/184, m.nt. J.B.M. Vranken (Stichting Gedupeerden Spaarconstructie/Aegon).
Artikel 19 lid 3 MiFID (artikel 24 lid 4 MiFID II); artikel 4:20 lid 1 en lid 2 en artikel 4:22 lid 1 Wft (artikel 58 Bgfo 2018).
Een ander punt van verschil is dat uit de civielrechtelijke jurisprudentie ook een informatieplicht bij handel voor eigen rekening volgt, terwijl de informatieplicht als onderdeel van de MiFID-loyaliteitsverplichting enkel bij beleggingsdienstverlening van toepassing is. Dit verschil valt strikt genomen buiten het bereik van dit onderzoek.
Zie paragraaf 4.2.3.2.
Zie paragraaf 4.2.3.
De informatieplicht die onderdeel uitmaakt van de MiFID-loyaliteitsverplichting is zeer omvangrijk.1 Zij valt uiteen in twee hoofdverplichtingen.
De verplichting dat informatie correct, duidelijk en niet misleidend is
Allereerst moet informatie correct, duidelijk en niet misleidend zijn ten aanzien van zowel de professionele als niet-professionele cliënt.2 Deze verplichting is onverkort bij alle typen van beleggingsdienstverlening van toepassing.
Onderliggende wetgeving concretiseert deze verplichting ten aanzien van niet-professionele cliënten, maar die uitwerking is niet uitputtend. De beleggingsdienstverlener mag bijvoorbeeld niet op de voordelen van een financieel instrument of beleggingsdienst wijzen zonder daarop een duidelijke indicatie van de risico’s te laten volgen. Daarnaast moet informatie toereikend zijn en begrijpelijk gepresenteerd worden. Wat toereikend en begrijpelijk is, hangt af van de groep cliënten tot wie zij is gericht.3 Ten aanzien van de professionele cliënt geldt weliswaar ook dat de informatie correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn, maar de concretisering uit onderliggende wetgeving is niet op hem van toepassing.
MiFID II leidt tot aanvulling van de verplichting dat informatie correct, duidelijk en niet misleidend is. Zo moet de beleggingsdienstverlener meer informatie verstrekken over risico’s bij niet-professionele cliënten. Voorts stelt MiFID II voorwaarden aan de vorm waarin informatie verstrekt moet worden om correct, duidelijk en niet misleidend te zijn.4 In tegenstelling tot bij MiFID is de verplichting dat informatie correct duidelijk en niet misleidend is in MiFID II ook ten aanzien van de professionele cliënt uitgewerkt. De invulling van de verplichting dat informatie correct, duidelijk en niet misleidend moet zijn ten aanzien van de niet-professionele cliënt, is voortaan van overeenkomstige toepassing op de professionele cliënt.5 De informatieplicht die de beleggingsdienstverlener tegenover de professionele cliënt in acht moet nemen, groeit naar de informatieplicht ten aanzien van de niet-professionele cliënt toe.
De verplichting om in begrijpelijke vorm passende informatie te verstrekken
De tweede hoofdverplichting van de informatieplicht is om aan zowel de professionele als niet-professionele cliënt tijdig passende informatie te verstrekken over vier aspecten: de beleggingsdienstverlener en zijn diensten, de financiële instrumenten en voorgestelde beleggingsstrategieën, de plaatsen van uitvoering en de kosten van de bijbehorende lasten.6 Deze informatie moet de cliënt redelijkerwijs in staat stellen om de aard en de risico’s van de beleggingsdienst en het specifiek aangeboden financieel instrument te begrijpen zodat hij met kennis van zaken beleggingsbeslissingen kan nemen.7 De beleggingsdienstverlener mag deze informatie in gestandaardiseerde vorm verstrekken. Welke informatie de beleggingsdienstverlener over de vier voorgenoemde aspecten moet verstrekken, is vastgelegd in de uitvoeringsrichtlijn.8 In tegenstelling tot bij de hoofdverplichting om tijdig passende informatie te verstrekken is bij de uitwerking een onderscheid gemaakt tussen de niet-professionele en professionele cliënt.
Ten aanzien van niet-professionele cliënten is allereerst opgenomen welke informatie de beleggingsdienstverlener over zichzelf en zijn diensten moet verstrekken. Ten tweede vloeit uit de uitvoeringsrichtlijn voort welke informatie de beleggingsdienstverlener over de financiële instrumenten en voorgestelde beleggingsstrategieën moet verstrekken. De beleggingsdienstverlener moet onder meer een algemene beschrijving van de aard en risico’s geven. Deze uitleg moet zodanig gedetailleerd zijn dat het de niet-professionele cliënt in staat stelt om met kennis van zaken een beleggingsbeslissing te kunnen nemen. Ook is vastgelegd welke risico’s moeten worden opgenomen in de beschrijving. Bij samengestelde producten gelden verder strengere informatieverplichtingen. Ten derde reguleert de uitvoeringsrichtlijn welke informatie over de kosten en bijbehorende lasten de beleggingsdienstverlener aan de niet-professionele cliënt moet verstrekken.9 Ten aanzien van professionele cliënten zijn slechts de regels die voortvloeien uit de uitvoeringsrichtlijn over de financiële risico’s en beleggingsstrategieën van overeenkomstige toepassing.10 De hoofdverplichting dat in begrijpelijke vorm passende informatie verstrekt wordt, geldt bij de professionele cliënt onverkort.11
MiFID II laat de hoofdverplichting om in begrijpelijke vorm passende informatie te verstrekken, onaangetast maar breidt de invulling van de vier aspecten waarover de beleggingsdienstverlener informatie moet verstrekken uit. Ten aanzien van de niet-professionele cliënt vloeien de volgende wijzigingen voort uit MiFID II. Voordat de beleggingsdienstverlener advies verstrekt, moet hij de cliënt informeren of hij het advies op afhankelijke basis verstrekt, of hij het advies baseert op een brede of beperkte analyse en of hij de geschiktheid periodiek gaat herbeoordelen.12 Voorts moet de beleggingsdienstverlener onder meer informatie verstrekken over het functioneren van een bepaald financieel product in verschillende marktomstandigheden.13 Daarnaast bevat de gedelegeerde verordening van MiFID II een specifieke opsomming van kosten waarover de beleggingsdienstverlener de niet-professionele cliënt moet informeren en de wijze waarop de beleggingsdienstverlener dit moet doen.14 Als laatste behoort tot de informatie over financiële instrumenten en voorgestelde beleggingsstrategieën, voortaan ook de verplichting om aan te geven dat de aard van een financieel instrument een desinvestering belemmert.15
Ten aanzien van de professionele cliënt zijn de besproken uitbreidingen van overeenkomstige toepassing. In tegenstelling tot MiFID, reguleert MiFID II ook bij professionele cliënten welke informatie de beleggingsdienstverlener over zichzelf en zijn diensten en de kosten moet verstrekken. MiFID II bevordert zowel de bescherming van de niet-professionele als professionele cliënt en schept vooral relatief veel nieuwe uitvoeringsverplichtingen ten aanzien van de professionele cliënt nu de invulling van de vier aspecten wordt uitgebreid.
De civielrechtelijke informatieplicht naar aanleiding van jurisprudentie van de Hoge Raad
Volgens de civielrechtelijke jurisprudentie van de Hoge Raad die ziet op de precontractuele informatieplicht, rust op de beleggingsdienstverlener de verplichting om de particuliere cliënt voldoende indringend, uitdrukkelijk en in niet voor misverstand vatbare bewoordingen te waarschuwen voor de bijzondere risico’s verbonden aan een product.16 Deze plicht strekt ertoe dat de beleggingsdienstverlener zich in voldoende mate moet vergewissen van een daadwerkelijk bewustzijn bij de cliënt.17 Oftewel, de beleggingsdienstverlener moet zich ervan verzekeren dat de cliënt de risico’s ook daadwerkelijk begrijpt. Deze verplichting kan van toepassing zijn bij beleggingsadvies en vermogensbeheer. Daarnaast is aannemelijk dat de beleggingsdienstverlener ook bij execution only-dienstverlening verplicht kan zijn om uitdrukkelijk en in niet voor misverstand vatbare bewoordingen te waarschuwen voor het risico verbonden aan de overeenkomst.18
Er valt een parallel te trekken tussen deze civielrechtelijke informatieplicht en de informatieplicht die onderdeel is van de MiFID-loyaliteitsverplichting. Op grond van laatstgenoemde moet de beleggingsdienstverlener onder meer in begrijpelijke vorm passende informatie verstrekken over de financiële instrumenten. Hiertoe behoren waarschuwingen over de risico’s verbonden aan beleggingen.19 De civielrechtelijke zorgplicht wijkt echter af van de wijze waarop de beleggingsdienstverlener de cliënt moet informeren over de risico’s in vergelijking tot de informatieplicht als onderdeel van de deelverplichting. Op grond van de civielrechtelijke zorgplicht moet de waarschuwing voldoende indringend van aard zijn. Dat is een meer vergaande verplichting. De beleggingsdienstverlener moet zich immers vergewissen van een daadwerkelijk bewustzijn bij de cliënt. Bij de MiFID-loyaliteitsverplichting reikt de verplichting niet verder dan in begrijpelijke vorm passende informatie te verstrekken. De informatieplicht die voortvloeit uit de civielrechtelijke zorgplicht legt in principe een meer vergaande verplichting op aan de beleggingsdienstverlener dan de informatieplicht die onderdeel is van de MiFID-loyaliteitsverplichting.20
De civielrechtelijke zorgplicht jegens particuliere cliënten lijkt op dit punt dus verdergaande bescherming te bieden aan de cliënt. Daarbij zijn twee kanttekeningen te plaatsen. Allereerst moet niet uit het oog verloren worden dat de MiFID-loyaliteitsverplichting de waarborg zou moeten bieden, dat indien de omstandigheden van een specifiek geval nopen tot een verdergaande informatieplicht dan voortvloeit uit de deelverplichting, de informatieplicht buiten werking kan worden gesteld.21 Op grond van de verplichting om zich op eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor de belangen van de cliënt kan alsnog een zodanige informatieplicht bestaan zoals die voortvloeit uit de civielrechtelijke zorgplicht. De hoge drempel van de onaanvaardbaarheid beschermt het uitzonderlijke karakter.22 Bepaling van de civielrechtelijke zorgplicht door de MiFID-loyaliteitsverplichting doet geen afbreuk aan beleggersbescherming, maar verheft de verplichting zoals deze voortvloeit uit de civielrechtelijke zorgplicht tot een uitzondering. Ten tweede is de inhoud van de informatieplicht als onderdeel van de MiFID-loyaliteitsverplichting omvangrijker dan tot op heden uit de civielrechtelijke zorgplicht voortvloeit. De zojuist besproken informatieplicht als onderdeel van de MiFID-loyaliteitsverplichting reguleert de verstrekking van informatie gedetailleerder dan bekend op grond van de civielrechtelijke zorgplicht. De MiFID-loyaliteitsverplichting biedt dus meer duidelijkheid over de reikwijdte van de informatieplicht.