Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/38
Contractenrecht. Faillissementsrecht. Vordering boedel m.b.t. verricht (meer)werk; ontstaansmoment en opeisbaarheid; vervangende schadevergoeding; art. 6:87 en 6:88 BW. Ongerechtvaardigde verrijking; contractuele rente?; devolutieve werking hoger beroep. Vervolg van HR 2 december 2016, NJ 2017/19.
HR 04-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:1954
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
4 december 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/02846
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1954, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 04‑12‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:648, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑06‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑07‑2019
- Wetingang
Essentie
Contractenrecht. Faillissementsrecht. Vordering boedel m.b.t. verricht (meer)werk; ontstaansmoment en opeisbaarheid; vervangende schadevergoeding; art. 6:87 en 6:88 BW. Ongerechtvaardigde verrijking; contractuele rente?; devolutieve werking hoger beroep. Vervolg van HR 2 december 2016, NJ 2017/19.
Samenvatting
Indien de oorspronkelijke verbintenis van de schuldenaar op grond van art. 6:88 lid 1, aanhef en onder a, BW wordt omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding, treedt die verbintenis in de plaats van de oorspronkelijke verbintenis en gaat de oorspronkelijke verbintenis van de schuldenaar teniet (art. 6:87 lid 1 BW). De schuldeiser ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.