Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/310
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf na omzetting (conversie) van voorwaardelijke machtiging (art. 14d Wet Bopz). Nawerking; HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1040. Beslistermijn rechtbank.
HR 21-02-2020, ECLI:NL:HR:2020:305
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
21 februari 2020
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/05298
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:305, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 21‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:28, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑01‑2020
Essentie
Art. 81 lid 1 RO. Wet Bopz. Machtiging tot voortgezet verblijf na omzetting (conversie) van voorwaardelijke machtiging (art. 14d Wet Bopz). Nawerking; HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1040. Beslistermijn rechtbank.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer 19/05298
Datum 21 februari 2020
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene], wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: G.E.M. Later,
tegen
OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT ZEELAND-WEST-BRABANT,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: officier van justitie,
niet verschenen.