Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.4.1
6.4.1 Kennelijke fout voor eenvoudig herstel vatbaar
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS354711:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 29 april 1994, NJ 1994, 497 (Bodair/Meijboom).
Vgl. ook HR 22 oktober 1999, NJ 1999, 799 (Kakkenberg/Kakkenberg).
Vgl. Ktr. Harderwijk 22 februari 1995, Prg. 1995, 4286. Zie ook. Rb. Utrecht 26 juni 1996, JAR 1996/149. Zie verder de kennelijke schrijffouten in HR 26 september 2003, NJ 2004, 460, hersteld in HR 13 februari 2004, NJ 2004, 461.
HR 17 december 1999, NJ 2000, 171 (Thuiszorg/Plum).
Vgl. Rb. Arnhem 22 oktober 2001, JAR 2001/11. Zie ook HR 10 juli 2009, LJN BI4193.
Vgl. Hof Leeuwarden 8 februari 2011, JAR 2011/189. Vgl. ook Hof ’s-Hertogenbosch 16 oktober 2002, NJ 2003, 67.
Kamerstukken II 1990/00, 26 855, nr. 3, p. 62.
Vgl. ook Ktr. Rotterdam 15 maart 2004, NJF 2004, 307. Het gaat in deze zaak om het doorvoeren van een herstel in de processtukken, waarvoor art. 31 Rv formeel niet geschreven is. Dat artikel ziet alleen op kennelijke fouten van de rechter.
HR 13 februari 2004, NJ 2004, 459 (ABN Amro/Zanders).
Vgl. Van Mierlo, in: Tekst & Commentaar Burgerlijke rechtsvordering, art. 31 (online, laatst bijgewerkt op 1 januari 2014); Tjong Tjin Tai, in: GS Burgerlijke Rechtsvordering, art. 31, aant. 2 (online, laatst bijgewerkt op 15 maart 2014).
Rb. Noord-Holland 13 februari 2014, Prg. 2014/113.
Vgl. HR 27 mei 2011, NJ 2011, 336, waarin een gedeelte van de tekst was weggevallen en nadien werd verbeterd.
HR 13 februari 2004, NJ 2004, 459 (ABN Amro/Zanders), m. nt. J.B.M. Vranken.
In de beschikking Bodair/Meijboom1 uit 1994 ging het om de verwisseling van namen in het dictum van een beschikking van de kantonrechter.2 In plaats van de vergoeding toe te kennen aan de werknemer, werd de vergoeding toegekend aan de werkgever. Uit de overwegingen van de kantonrechter bleek echter duidelijk dat bedoeld was de werknemer een vergoeding toe te kennen. Volgens de Hoge Raad ging het hier om een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare verschrijving.3 De Hoge Raad overwoog dat ‘gezien de eisen van proceseconomie en goede procesorde (...) voor het bewerkstelligen van zulk een verbetering niet noodzakelijkerwijs de aanwending geboden is van een rechtsmiddel’.
Overigens is er in dergelijke gevallen mijns inziens tevens sprake van een apert ondeugdelijke motivering, op één lijn te stellen met geen motivering in de zin van art. 6 EVRM. De beslissing valt op geen enkele wijze terug te voeren op de motivering. De schending van art. 6 EVRM kan in dat geval geredresseerd worden door de mogelijkheid van herstel. Doorbreking van het rechtsmiddelenverbod is dan niet noodzakelijk.
Geen grond voor herstel was aanwezig in het arrest Thuiszorg/Plum.4 De rechtbank had op de vordering tot betaling van ƒ 100.000 bruto, een bedrag van ƒ 54.000 toegekend. In een herstelvonnis werd beslist dat daarmee een netto bedrag bedoeld was, zodat de werkgever een hoger bruto bedrag diende te betalen. Volgens de Hoge Raad is de rechtbank daarmee buiten het toepassingsgebied getreden van de in de rechtspraak ontwikkelde regel van procesrecht die verbetering van een uitspraak toelaat als daarin een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare verschrijving voorkomt, nu in dit geval geenszins sprake was van een zodanige verschrijving.5 Kennelijk was het volgens de Hoge Raad voor partijen niet zonder meer duidelijk dat een netto bedrag bedoeld was in de uitspraak.
Evenals bij kennelijke verschrijvingen vereist is dat duidelijk uit de uitspraak blijkt wat de rechter bedoeld heeft, is bij ‘kennelijke rekenfouten’ vereist dat met de gegevens uit de uitspraak de juiste uitkomst te berekenen valt. Is dat het geval, dan is de verkeerde berekening een voor partijen kenbare fout die zich leent voor eenvoudig herstel.6
Bij de laatste categorie 'andere kennelijke fouten' kan volgens de memorie van toelichting gedacht worden aan de situatie dat alle verweren van gedaagde tegen een vordering onjuist zijn bevonden en niettemin het dictum de vordering afwijst.7 Ook hier geldt als criterium dat voor partijen en derden direct duidelijk zichtbaar moet zijn dat er sprake is van een vergissing.
Ten slotte, een opmerkelijke uitspraak van de Hoge Raad in het kader van art. 31 Rv.8 In het arrest ABN Amro/Zanders9 verbeterde de Hoge Raad zijn arrest van 28 november 2003, omdat de tekst van het arrest afweek van de tekst zoals in de raadkamer vastgesteld. Dit komt wat vreemd voor. Het betreft hier juist een niet voor partijen en derden kenbare fout.10 Heeft de Hoge Raad hier beoogd de reikwijdte van art. 31 Rv te verruimen? De rechtbank Noord-Holland gaat daar vanuit.11 Volgens de rechtbank is de Hoge Raad met voormeld arrest afgestapt van het vereiste voor herstel dat de vergissing voor partijen en derden direct kenbaar moet zijn. Herstel van de beschikking werd toegelaten nu bleek dat de verzoeker zijn verzoek reeds voor de beschikking per fax aan de rechtbank had ingetrokken. Annotator Vranken gaat er daarentegen in zijn noot bij het arrest vanuit dat de uitbreiding van de Hoge Raad met betrekking tot art. 31 Rv beperkt is tot gevallen waarin de openbare uitspraak afwijkt van de in de raadkamer vastgestelde tekst.12 Er is volgens hem geen sprake van een algemene uitbreiding van art. 31 Rv.13