Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/361
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huur woonruimte. Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie; noodzaak verhuizing; forfaitaire minimumbijdrage; wisselwoning.
HR 01-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:493
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
1 april 2022
- Magistraten
Mrs. M.J. Kroeze, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/03802
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Huurrecht / Huur van woonruimte
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:493, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1245, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑12‑2021
- Wetingang
Art. 7:208, 7:220 BW
Essentie
Prejudiciële beslissing op voet art. 392 Rv. Huur woonruimte. Vergoeding verhuis- en inrichtingskosten bij renovatie; noodzaak verhuizing; forfaitaire minimumbijdrage; wisselwoning.
Samenvatting
Indien verhuizing noodzakelijk is in verband met de renovatie draagt de verhuurder van woonruimte bij in de kosten die de verhuizing voor de huurder meebrengt (art. 7:220 lid 5 BW). De minimumbijdrage in de verhuis- en inrichtingskosten voor de huurders van zelfstandige woningen en woonwagens en standplaatsen wordt bij ministeriële regeling vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd (art. 7:220 lid 6 BW). Een verhuizing is noodzakelijk als de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.