RvdW 2022/380:Opzettelijk handelen in strijd met art. 3 onder C Opiumwet. Bewijsklacht ‘opzettelijk’ aanwezig hebben hennep door huurder woning waar hennepkwekerij is aangetroffen. Hof heeft vastgesteld dat zich op 15 april 2015 in de woning 128 hennepplanten bevonden, dat die woning op dat moment werd gehuurd door verdachte en dat verdachte vanaf 18 september 2014 tot en met 8 oktober 2015 in de GBA op het adres van die woning stond ingeschreven. Hof heeft verder, n.a.v. het verweer van verdachte dat door een onderhuurder een hennepplantage in de woning zou zijn aangelegd, geoordeeld dat om meerdere redenen niet aannemelijk is geworden dat verdachte de woning heeft onderverhuurd. In een en ander ligt als oordeel van het hof besloten dat het niet anders kan dan dat verdachte — ongeacht of hij zelf woonachtig was in de woning dan wel op een ander adres — de zich in de woning bevindende hennepplanten opzettelijk aanwezig had. Dat oordeel is, ook in het licht van wat door de verdediging is aangevoerd, niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping. CAG: anders. Samenhang met 21/00007 (RvdW 2022/379).