Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/369
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op een onder de zoon van de klager inbeslaggenomen auto van de klager. Moest de Rb. in haar beslissing doen blijken te hebben onderzocht of het voortduren van het beslag o.g.v. art. 94 Sv in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit? Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
HR 29-03-2022, ECLI:NL:HR:2022:456
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
29 maart 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/02135
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:456, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 29‑03‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:287, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2022
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op een onder de zoon van de klager inbeslaggenomen auto van de klager. Moest de Rb. in haar beslissing doen blijken te hebben onderzocht of het voortduren van het beslag o.g.v. art. 94 Sv in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit? Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/02135 B
Datum 29 maart 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 17 juni 2020, nummer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.