RvdW 2024/273:Profijtontneming, w.v.v. uit hennepteelt. Art. 416 lid 2 Sv. Moet adres dat is genoemd in ‘bevel schorsing overleveringsbewaring’ van R-C, dat bij cassatieschriftuur is gevoegd, worden aangemerkt als verblijfplaats van betrokkene a.b.i. art. 36e lid 1 sub b onder 2 Sv? Oproeping voor tz. in hoger beroep is verzonden naar adres van betrokkene in België. O.g.v. de in cassatie overgelegde kopie van bevel van RC van 24 november 2021 (aan herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet hoeft te worden getwijfeld) moet ervan worden uitgegaan dat in deze zaak, toen oproeping voor tz. in h.b. van 24 januari 2022 werd betekend, het daarin genoemde adres als verblijfplaats van betrokkene in de zin van art. 36e lid 1 sub b onder 2 Sv had te gelden en dat dus, achteraf bezien, de aanbieding van oproeping op dat in bevel van RC genoemde adres had moeten plaatsvinden. Die aanbieding heeft, gelet op stukken, echter niet plaatsgevonden. Gelet hierop is ’s-hofs oordeel dat oproeping voor tz. in h.b. rechtsgeldig is betekend, onjuist. HR verklaart betekening van oproeping in h.b. nietig.