Einde inhoudsopgave
Het deskundigenadvies in de civiele procedure (R&P nr. 165) 2008/7.5.3.1
7.5.3.1 De motivering van een rechterlijke uitspraak
G. de Groot, datum 20-10-2008
- Datum
20-10-2008
- Auteur
G. de Groot
- JCDI
JCDI:ADS442517:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie par. 7.2.5.2.
Zie par. 7.2.9.2.
Bijv. Jacobs & White 2005, p. 179; EVRM R&C, par. 3.6.4.7.
Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005) nr. 117; Asser/Vranken 1995, nrs. 217-218; Hugenholtz/Heemskerk 2006, nr. 5; Snijders, Klaassen & Meijer 2007, nr. 40. Zie over de motivering van rechterlijke uitspraken ook de bijdragen van Barendrecht, Korthals Altes, Martens en Vranken in: Wackie Eysten e.a. 1993.
Asser Procesrecht/Veegens-Korthals Altes-Groen (2005), nr. 120, die verwijzen naar HR 4 juni 1993, NJ 1993, 659, m.nt. DWFV; HR 7 april 1995, NJ 1997, 21 m.nt. EAA; HR 16 oktober 1998, NJ 1999, 7; HR 29 juni 2001, NJ 2001, 494; HR 29 juni 2001, NJ 2001, 495; HR 25 oktober 2002, NJ 2003, 171, m.nt. MS; HR 10 oktober 2003, NJ 2004, 37. Zie m.b.t. de bewijswaardering na deskundigenadvies: par. 7.5.3.4.
Bijv. EHRM 19 april 1994, NJ 1995, 462, m.nt. EAA (Van de Hurk/Nederland); EHRM 9 december 1994, NJ 1997, 20, m.nt. EAA onder HR 7 april 1995, NJ 1997, 21(Hiro Balani/Spanje); EHRM 8 april 2008, nr. 7170/02 (Gradinar/Moldavië).
Zie par. 1.4.4.
Evenals in bijvoorbeeld Engeland1 of Zwitserland,2 brengt de vrijheid van de rechter in de waardering van deskundigenbewijs ook in Nederland niet mee dat de rechter willekeurig zou mogen oordelen over de betekenis van een deskundigenadvies voor het bewijs. De rechter dient niet alleen te beoordelen of hij door het bewijsmateriaal overtuigd is geraakt van de waarheid van een te bewijzen feit, zoals in par. 7.5.2 is besproken. Hij behoort de bewijsbeslissing, die wordt genomen om een einde te maken aan een geschilpunt tussen partijen, ook te motiveren, dat wil zeggen inzicht te geven in de gedachtegang die aan de bewijsbeslissing ten grondslag ligt.
De motivering dwingt de rechter om de juistheid van de beslissing te controleren, geeft partijen en derden inzicht in de beweegredenen van de rechter waardoor de beslissing voor hen controleerbaar en aanvaardbaar wordt, en stelt de hogere rechter in staat tot controle van de beslissing. Onderdeel van het recht op een eerlijk proces in de zin van art. 6 lid 1 EVRM is dat in een rechterlijke uitspraak gemotiveerd wordt ingegaan op standpunten van een partij die relevant zijn voor de beslissing.3 De eis dat een rechterlijke uitspraak de gronden van de beslissing bevat, is in Nederland vastgelegd in de Grondwet (art. 121 GW), de Wet op de rechterlijke organisatie (art. 5 Wet RO) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (art. 30 Rv).4 De motiveringseis maakt deel uit van de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad5 - in lijn met rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens6- dient elke rechterlijke beslissing, ongeacht of zich onder de processtukken een deskundigenadvies bevindt, ten minste zodanig te zijn gemotiveerd, dat zij voldoende inzicht geeft in de daaraan ten grondslag liggende gedachtegang. Doel hiervan is dat de beslissing voor partijen en derden, onder wie de hogere rechter, controleerbaar en aanvaardbaar is.
In dit systeem kiest de rechter zelfstandig welke argumenten hij in de beslissing gebruikt en hoe hij die presenteert, en is het na de uitspraak aan anderen om te beoordelen of de motivering van de beslissing volstaat en overtuigt. De kennisparadox7 doet zich ook hier voelen. In zaken waarin deskundigenbewijs een rol speelt, is - voor zowel de rechter die de beslissing motiveert als degenen die de motivering na de uitspraak beoordelen - complicerend dat zich door iemand die niet deskundig is op het vakgebied van de ingeschakelde deskundige(n), in het algemeen niet in de mate waarin dat bij ander bewijsmateriaal het geval is, laat beoordelen of de motivering van de beslissing volstaat en overtuigt. Wanneer dit stadium van de motivering niet kan worden bereikt in een zaak waarin deskundigenbewijs voorhanden is, gaat het er vooral om dat het zo dicht mogelijk wordt benaderd. De rechter dient daartoe — tegen de achtergrond dat een deskundigen-advies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing — zo goed mogelijk te laten zien of hij door een deskundigenadvies overtuigd is geraakt van de waarheid van een feit.
Vanuit dit perspectief ga ik hierna in op de motiveringseisen die gelden voor een rechterlijke uitspraak in zaken waarin een deskundigenadvies is uitgebracht en op de invulling die daaraan in de rechtspraktijk wordt gegeven. Met behulp van de inzichten uit het rechtsvergelijkend overzicht van par. 7.2 zal ik aan het slot bepleiten dat de huidige motiveringseisen zich relatief eenvoudig verder laten concretiseren. Hiermee kan naar mijn opvatting worden bevorderd dat zowel de rechter die een beslissing na deskundigenadvies motiveert, als anderen die de motivering vervolgens beoordelen, na kunnen gaan of de beslissing zo waarheidsgetrouw mogelijk is en of de motivering van de beslissing volstaat en overtuigt.