NJ 2001, 494
Terugvordering bijstand. Motivering rechterlijke beslissing; eisen behoorlijke rechtspleging. Vaststelling bedrag terugvordering; wettelijke rente; verzuim.
HR 29-06-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB2372
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 juni 2001
- Magistraten
R. Herrmann, H.A.M. Aaftink, P.C. Kop
- Zaaknummer
R00/097HR
- Conclusie
A-G Bakels
- LJN
AB2372
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB2372, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑06‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB2372, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑06‑2001
- Wetingang
BW art. 6:81; BW art. 6:82; BW art. 6:83; BW art. 6:119; GW art. 121; Rv (oud) art. 59; Rv (oud) art. 429k; Rv (oud) art. 475d
Essentie
Terugvordering bijstand. Motivering rechterlijke beslissing; eisen behoorlijke rechtspleging. Vaststelling bedrag terugvordering; wettelijke rente; verzuim.
De eisen van een behoorlijke rechtspleging brengen mee dat elke rechterlijke beslissing tenminste zodanig moet worden gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan haar ten grondslag liggende gedachtegang om de beslissing zowel voor partijen als voor derden — in geval van openstaan van hogere voorzieningen: de hogere rechter daaronder begrepen — controleerbaar en aanvaardbaar te maken: in casu heeft Rechtbank niet aan haar motiveringsplicht voldaan. De vaststelling door de rechter van het bedrag dat betrokkene aan de gemeente dient terug te betalen, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.