Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/331
Caribische zaak. Medeplegen invoer cocaïne (art. 3 lid 1 onder A Landsverordening verdovende middelen) en medeplegen beïnvloeden van getuige (art. 2:256 SrC) in Curaçao. Vrijspraak in eerste aanleg. 1. Bewijsklacht medeplegen opzettelijke invoer cocaïne. Heeft hof bepaalde omstandigheden ten onrechte als belastend voor verdachte uitgelegd? 2. Bewijsklacht medeplegen beïnvloeden van getuige. Strekking uiting verdachte. ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Selectie en waardering van voorhanden bewijsmateriaal is voorbehouden aan rechter die over feiten oordeelt. In cassatie kan worden onderzocht of conclusies van feitelijke aard, die feitenrechter heeft getrokken uit door hem vastgestelde feiten en omstandigheden, begrijpelijk zijn. Er kan echter niet worden getoetst of feitenrechter terecht tot feitelijk oordeel is gekomen. Middel ziet aan dit laatste voorbij. ad 2. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Hof heeft t.a.v. strekking van uiting van verdachte overwogen dat door getuige te zeggen zijn telefoon ‘weg te doen’ niet alleen de mogelijkheid om technisch onderzoek te doen aan telefoon gefrustreerd werd maar dat daarmee bovendien voorkomen werd dat getuige over telefoon en resultaten van onderzoek (moeilijke) vragen zou moeten beantwoorden. Dat verdachte hiervoor vreesde, volgt volgens hof uit feit dat hij tegen medeverdachte zegt ‘de ding van de hand zal hem verwurgen’. Hiermee heeft hof tot uitdrukking gebracht dat uiting van verdachte kennelijk tot doel had te voorkomen dat getuige verklaring zou afleggen over inhoud van telefoon. Uiting verdachte kan gezien worden als sturende bemoeienis met inhoud van verklaring. Immers, door getuige te zeggen zijn telefoon ‘weg te doen’ wilde verdachte voorkomen dat getuige een bepaalde verklaring zou afleggen over inhoud van telefoon en daarmee heeft verdachte zich willen bemoeien met inhoud van door getuige af te leggen verklaring. Oordeel hof dat sprake is van beïnvloeden van de vrijheid van getuige om een verklaring af te leggen is niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd. Volgt verwerping. Samenhang met RvdW 2024/338.
HR 12-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:371
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2024
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, C.N. Dalebout
- Zaaknummer
22/03457
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:371, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024
Essentie
Caribische zaak. Medeplegen invoer cocaïne (art. 3 lid 1 onder A Landsverordening verdovende middelen) en medeplegen beïnvloeden van getuige (art. 2:256 SrC) in Curaçao. Vrijspraak in eerste aanleg. 1. Bewijsklacht medeplegen opzettelijke invoer cocaïne. Heeft hof bepaalde omstandigheden ten onrechte als belastend voor verdachte uitgelegd? 2. Bewijsklacht medeplegen beïnvloeden van getuige. Strekking uiting verdachte. ad 1. HR: Om redenen vermeld in CAG leidt middel niet tot cassatie. CAG: Selectie en waardering van voorhanden bewijsmateriaal is voorbehouden aan rechter die over feiten oordeelt. In cassatie kan worden onderzocht of conclusies van feitelijke aard, die feitenrechter heeft getrokken uit door hem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.