Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/349
Beklag ex art. 98 lid 4 jo. art. 552a Sv door advocatenkantoor tegen beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht, na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking t.z.v. grootschalige fraude in voedselketen. Is kennelijke oordeel Rb dat door schifting R-C verschoningsrecht van klaagster voldoende is gewaarborgd toereikend gemotiveerd? Middel faalt. Redenen staan vermeld in RvdW 2024/315. Volgt verwerping.
HR 12-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:317
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
23/01634
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:317, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024
Essentie
Beklag ex art. 98 lid 4 jo. art. 552a Sv door advocatenkantoor tegen beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv over toelaatbaarheid beslag i.v.m. verschoningsrecht, na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking t.z.v. grootschalige fraude in voedselketen. Is kennelijke oordeel Rb dat door schifting R-C verschoningsrecht van klaagster voldoende is gewaarborgd toereikend gemotiveerd? Middel faalt. Redenen staan vermeld in RvdW 2024/315. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 23/01634 Bv
Datum 12 maart ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.