Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/357
Beklag ex art. 552a Sv door advocaten- en notarissenkantoor na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. 1. N.a.v. beroep op verschoningsrecht door klaagster in klaagschrift ex art. 552a Sv heeft Rb zaak verwezen naar R-C. Na schifting beslag en beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv, dient klaagster tweede klaagschrift in ex art. 98 lid 4 Sv waarin zij aanvoert dat na schifting R-C nog steeds geheimhoudersstukken onder beslag liggen. Beide klaagschriften zijn vervolgens door Rb ongegrond verklaard. Is klaagster ontvankelijk in cassatieberoep m.b.t. klaagschrift ex art. 552a Sv, nu na verwerping van cassatieberoep tegen ongegrondverklaring van klaagschrift ex art. 98 lid 4 Sv, onherroepelijk is beslist dat beslag dat resteert na schifting R-C niet strijdig is met verschoningsrecht? 2. Aanbeveling aan beklagrechter één beschikking te wijzen indien verschoningsgerechtigde zowel in beklag ex art. 552a Sv als vervolgens na beschikking R-C in beklag ex art. 98 lid 4 Sv beroep doet op verschoningsrecht m.b.t. stukken en gegevens die na schifting R-C onder beslag zijn gebleven. Ad 1. Rb heeft bij afzonderlijke beschikkingen van dezelfde datum klaagschrift ex art. 552a Sv en klaagschrift ex art. 98 lid 4 Sv ongegrond verklaard. HR heeft bij beschikking (RvdW 2024/315) cassatieberoep tegen beschikking op het o.g.v. art. 98 lid 4 Sv ingediende klaagschrift verworpen, waardoor in die zaak onherroepelijk is beslist. Gelet daarop kan in deze procedure n.a.v. klaagschrift ex art. 552a Sv geen andere beslissing meer volgen t.a.v. vraag of inbeslagneming in strijd is met verschoningsrecht van klaagster. Klaagster is daarom n-o in ingesteld cassatieberoep, v.zv. gericht tegen beslissing Rb dat beroep van klaagster op haar verschoningsrecht ongegrond is. Ad 2. Procesverloop wordt hierdoor gekenmerkt dat na beslissing R-C a.b.i. art. 98 lid 3 Sv, gelijktijdig twee klaagschriften van één klaagster aanhangig waren bij Rb (klaagschrift o.g.v. art. 552a Sv en klaagschrift o.g.v. art. 98 lid 4 Sv) die er allebei toe strekken dat Rb beoordeelt of stukken en gegevens die na schifting door R-C onder beslag zijn gebleven, onder verschoningsrecht van klaagster vallen. Het verdient aanbeveling dat rechter bevordert dat dergelijke klaagschriften gevoegd worden behandeld en dat hij vervolgens in één beschikking beslissing geeft op beroep dat klager doet op verschoningsrecht. Klaagster (partieel) n-o m.b.t. beslissing Rb over verschoningsrecht en verwerping beroep voor overige.
HR 12-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:315
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
23/01644
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:315, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024
Essentie
Beklag ex art. 552a Sv door advocaten- en notarissenkantoor na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. 1. N.a.v. beroep op verschoningsrecht door klaagster in klaagschrift ex art. 552a Sv heeft Rb zaak verwezen naar R-C. Na schifting beslag en beschikking R-C ex art. 98 lid 3 Sv, dient klaagster tweede klaagschrift in ex art. 98 lid 4 Sv waarin zij aanvoert dat na schifting R-C nog steeds geheimhoudersstukken onder beslag liggen. Beide klaagschriften zijn vervolgens door ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.