Einde inhoudsopgave
RvdW 2024/346
Beklag ex art. 552a Sv na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming waarvan klaagster (rechtspersoon) onderdeel is, t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. 1. Is klaagster ontvankelijk in cassatieberoep v.zv. in beklagprocedures van twee advocaten- en notarissenkantoren reeds onherroepelijk is beslist dat beslag niet in strijd is met hun verschoningsrecht? 2. Kon Rb na gegrondverklaring van beklag beslissen dat ‘fysieke goederen’ moeten worden teruggegeven aan ‘redelijkerwijs rechthebbende’ i.p.v. aan klaagster? Ad 1. Op gronden vermeld in RvdW 2024/313, rov. 2.3 en 2.4, kan HR cassatieberoep van klaagster niet in behandeling nemen v.zv. dit betrekking heeft op verschoningsrecht van twee advocaten- en notarissenkantoren. Ad 2. Rb heeft in haar beschikking de gezamenlijke indieners van klaagschrift aangeduid als ‘onderneming A’. Rb heeft niet vastgesteld en ook is niet bij (gelijktijdige) behandeling van gezamenlijk klaagschrift door Rb aan de orde gekomen, dat ander dan één van gezamenlijke klagers behorend tot ‘onderneming A’, rechthebbende is van ‘fysieke goederen’ die in beslag zijn genomen op twee vestigingsadressen van deze klagers. Gelet daarop heeft Rb met haar beslissingen in zaken van die klagers dat ‘fysieke goederen’ worden teruggegeven aan ‘redelijkerwijs rechthebbende’, kennelijk beoogd dat goederen worden teruggegeven aan één van bedoelde klagers, telkens v.zv. die voorwerpen aan betreffende klager toebehoren. HR verstaat beschikking van Rb in dit specifieke geval in die zin. Dat Rb niet concreet heeft bepaald welke inbeslaggenomen voorwerpen die behoren tot ‘fysieke goederen’ aan klaagster worden teruggegeven, leidt niet tot cassatie. Klaagster heeft daarbij onvoldoende belang omdat klagers aan wie ‘fysieke goederen’ worden teruggegeven gezamenlijk klaagschrift hebben ingediend en dat gezamenlijke klaagschrift ongespecificeerd verzoekt om teruggave aan ‘klagers’. Klaagster (partieel) n-o m.b.t. beslissingen Rb over verschoningsrecht van twee advocaten- en notarissenkantoren en verwerping beroep voor overige. CAG (strekking): (partiële) vernietiging en terugwijzing n.a.v. teruggave aan ‘redelijkerwijs rechthebbende’.
HR 12-03-2024, ECLI:NL:HR:2024:313
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 maart 2024
- Magistraten
Mrs. M.J. Borgers, A.L.J. van Strien, T. Kooijmans
- Zaaknummer
23/01627
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2024:313, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑03‑2024
Essentie
Beklag ex art. 552a Sv na beslag ex art. 94 Sv op (digitale) stukken en gegevens onder onderneming waarvan klaagster (rechtspersoon) onderdeel is, t.z.v. verdenking van grootschalige fraude in voedselketen. 1. Is klaagster ontvankelijk in cassatieberoep v.zv. in beklagprocedures van twee advocaten- en notarissenkantoren reeds onherroepelijk is beslist dat beslag niet in strijd is met hun verschoningsrecht? 2. Kon Rb na gegrondverklaring van beklag beslissen dat ‘fysieke goederen’ moeten worden teruggegeven aan ‘redelijkerwijs rechthebbende’ i.p.v. aan klaagster? Ad 1. Op gronden vermeld in RvdW 2024/313, rov. 2.3 en 2.4, kan HR cassatieberoep ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.