Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/366
366 Het arrest Regiopolitie/Hovax
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS692007:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Is aan de voorwaarden voor aansprakelijkheid van verweerder voldaan, dan heeft eiser in principe aanspraak op volledige vergoeding van de werkelijk geleden schade, tenzij verweerder een beroep doet op eigen schuld (art. 6:101 BW). Zie nr. 290.
Op deze uitzondering wordt in de praktijk zelden een beroep gedaan. Er kan een partij-afspraak aan ten grondslag liggen (procesrechtelijke partijautonomie); partijen zijn vrij de hun toekomende rechten al dan niet te handhaven (Van den Brink 2008). Zie ook Lock 2019a, p. 327.
Asser 2015 Preadvies, 3.4.5.2.
Lock 2019a, p. 327.
HR 14 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC1231, NJ 2008/466 (X/mr. Aerts q.q.) met nt. H.J. Snijders en J.M.M. Maeijer.
HR 23 september 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ7064, NJ 2013/6 met nt. H.J. Snijders onder NJ 2013/7 (Pessers/Ru-Pro) en HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 met nt. H.J. Snijders (Doornenbal/Van der Spek; niet in het verlengde van de rechtsstrijd), JBPR 2012/34 en 35 met nt. B.T.M. van der Wiel. Overigens hangen deze arresten samen met het processysteem in appel. De vraag is of uitbreiden van de grondslag nog mogelijk is; in appel kan de ‘tweeconclusieregel’ wat betreft het besproken aspect roet in het eten gooien (Asser Preadvies 2015, 3.4.5.1 en 3.4.5.2 en Lock 2020).
Asser 2015 Preadvies, 3.4.5.2. Zie ook HR 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:210, NJ 2017/101 met Red. Aant. (Beers/Dexia), concl. A-G M.H. Wissink randnr. 2.8-2.13 (contrair) en JBPr 2017/24 met nt. F.J.P. Lock.
Lindeijer 2006//5.3.7.2. Zie bijv. HR 17 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6088, NJ 2012/43 met nt. Jac. Hijma. Zie tevens nr. 357.
HR 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8210, NJ 2007/293 met nt. J.M.M Maeijer (LBF/Stichting Jan rebel).
Bakels, Hammerstein en Wesseling-van Gent formuleren gezichtspunten voor de rechter om te beoordelen in welk geval het geoorloofd is om het partijdebat te sturen (Asser Procesrecht/Bakels, Hammerstein & Wesseling-van Gent 4 2018/263).
Zie hierover de weergegeven discussie in de conclusie van A-G E.M. Wesseling-van Gent randnr. 2.10-2.15 vóór HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 met nt. H.J. Snijders (Doornenbal/Van der Spek).
Regiopolitie was in de nakoming van een huurovereenkomst toerekenbaar tekort geschoten en was verplicht de door Hovax geleden schade te vergoeden. De rechtbank had in deze procedure (als appelinstantie) Hovax verzocht om nadere inlichtingen omtrent de door haar geleden schade en met name over de door haar genomen maatregelen om die schade te beperken. Regiopolitie geeft vervolgens aan dat Hovax haar schadebeperkingsplicht bijna geheel heeft verzaakt. Punt van geschil in cassatie was of de rechtbank met dit op art. 6:101 BW gerichte verzoek buiten de rechtsstrijd van partijen was getreden. De Hoge Raad introduceert eerst de hoofdregel:
De rechter mag een wettelijke verplichting tot schadevergoeding niet ambtshalve verminderen op de grond dat naar zijn oordeel sprake is van ‘eigen schuld’ (inclusief de schadebeperkingsplicht) van de benadeelde aan zijn schade.1 Verweerder moet het rechtsgevolg van art. 6:101 lid 1 BW inroepen, te weten vermindering van zijn vergoedingsplicht.2
Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de rechter onder omstandigheden de vraag van de schadebeperking ambtshalve aan de orde mag stellen. De Hoge Raad overweegt daarbij dat er geen algemene regel is te geven wanneer het de rechter vrijstaat een kwestie ambtshalve aan de orde te stellen maar dat de omstandigheden het aan de orde stellen moeten rechtvaardigen (het moet voor de hand liggen dat een partij zich hierop zal beroepen) en dat de rechter partijen in de gelegenheid moet stellen het processuele debat over de schadebeperking aan te gaan (die partij zal haar grondslag moeten aanvullen); de rechter zal zich van een beslissing onthouden als partijen dit debat niet wensen te voeren.3 De uitbreiding van het debat moet dienstbaar zijn aan een rechtvaardige beslissing.4 In deze zaak lag het in de lijn der verwachting dat de kwestie van eventueel ‘eigen schuld’ aan de orde zou komen. Regiopolitie had gesteld dat het bewuste pand inmiddels was verhuurd en dat Hovax zich daarover diende uit te laten. Over de kwestie van de schadebeperking waren aanknopingspunten te vinden in het procesdossier. Een beroep op art. 6:101 BW lag zozeer voor de hand dat het de rechter vrijstond deze bepaling ambtshalve aan de orde te stellen en partijen in de gelegenheid te stellen zich erover uit te laten. De eisen van hoor en wederhoor brengen mee dat de rechter pas tot een beoordeling van de vermindering mag overgaan indien de aansprakelijkgestelde partij een voldoende gemotiveerd beroep op eigen schuld van de benadeelde aan zijn schade heeft gedaan, deze grondslag heeft overgenomen als grondslag voor haar verweer en de benadeelde zich hierover heeft kunnen uitlaten. Partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld hun vordering of verweer aan te passen. De annotator Vranken vindt dat het rechterlijk ingrijpen efficiënt procederen bevordert; comparitierechters zullen steun aan het arrest ontlenen. Lock geeft aan dat het aan de orde stellen van een rechtsregel voorkómt dat een nieuwe procedure moet worden aangespannen om het gevorderde c.q. het (bevrijdend) verweer alsnog op basis van een juiste kwalificatie toegewezen c.q. gehonoreerd te krijgen.5 De voorwaarden zoals naar aanleiding van arrest Regiopolitie/Hovax naar voren gekomen dat het moet gaan om een rechtsregel in het verlengde van de rechtsstrijd en dat de eisen van hoor en wederhoor moeten worden nageleefd, worden hieronder nader besproken.
In het verlengde van de rechtsstrijd
In de procedure X/mr. Aerts ging het om een nieuwe grondslag van de vordering. Het hof mocht gelet op het verloop van het processuele debat (bij het getuigenverhoor waren inmiddels nieuwe feiten aan het licht gekomen) de curator in de gelegenheid stellen zich uit te laten over een nieuwe grondslag voor bestuurdersaansprakelijkheid (op grond van mede-beleidsbepaler op de voet van art. 2:248 lid 7 BW).6 Deze uitbreiding van de grondslag lag in de rede. De rechter mag niet een geheel nieuw element in het tussen partijen gevoerde debat aan de orde stellen.7 Voor het aan de orde stellen van een rechtsregel moet steun zijn te vinden in het partijdebat.8
Hoor en wederhoor
Ambtshalve een mogelijke vordering of een verweer bespreken is te onderscheiden van de bevoegdheid ambtshalve een rechtsregel toe te passen. Bij ambtshalve toepassing zouden de fundamentele eisen van hoor en wederhoor worden geschonden wanneer één partij niet betrokken is geweest bij de beslissing van de rechter en niet is gehoord over wezenlijke elementen die ten grondslag liggen aan de rechterlijke beslissing, waarmee zij geen rekening behoefde te houden; het partijdebat was nog niet (voldoende) afgerond. Het debat moet in dat geval worden heropend; ontoelaatbare verrassingsbeslissingen moet de rechter vermijden.9 De rechter mag partijen niet verrassen en geen beslissing geven waarop partijen niet bedacht hoefden te zijn en over de consequenties waarvan zij zich niet hebben kunnen uitlaten.10
Waar ligt de grens? Hoe ver gaat de speelruimte van de rechter? 11 Waar betreedt hij het terrein van de partijautonomie?12 Mag hij doorvragen? Gelet op het onderwerp van het onderzoek: zeker wanneer uit de gedingstukken valt op te maken dat een bepaald bevrijdend verweer ingezet had kunnen worden, popelt de rechter om recht te doen aan de (werkelijke) rechtsverhouding tussen partijen. Mag de rechter de thema’s verjaring, overmacht, vernietigbaarheid, een contractuele vervalclausule of het gezag van gewijsde aan de orde stellen? De vrees wordt wel uitgesproken dat de rechter te veel gaat ‘meeprocederen’.