Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/367
367 Gevaar van meeprocederen
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691614:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Giesen is fervent voorvechter van een actieve rechter (Asser Procesrecht/Giesen 1 2015/496 e.v.); Van Schaick daarentegen wil dat de nadruk blijft liggen op de partijautonomie (Van Schaick 2009b). Snijders neemt een tussenpositie in (Snijders 2003). Zie ook Verschoof 2018.
O.m. HvJ EU 14 maart 2013, ECLI:EU:C:2013:164, NJ 2013/374 met nt. M.R. Mok (Aziz).
Snijders 2003, p. 1700 naar aanleiding van het Interim-rapport Fundamentele Herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht waarin ruimere bevoegdheden van de rechter worden bepleit.
Art. 6 EVRM vormt de kern van een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke macht (EHRM 23 juni 1981, ECLI:NL:XX:1981:AC7265, NJ 1982/602 (Le Compte/België)). Zie ook Asser 2015 Preadvies, onder 3.4.5.2 en HR 24 oktober 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0257, NJ 1996/484 met nt. G. Knigge.
Zie bijv. Hof Amsterdam 18 juli 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:3244, NJF 2017/373 en Rb. Limburg 25 juli 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:7941, NJF 2017/381.
Snijders (red.), Klaassen, Krans & Meijer 2022/60 in het kader van gezag van gewijsde.
Ekelmans 2011, p. 28 en 29.
Behoedzaamheid en tact zijn hier geboden (Snijders (red.), Klaassen, Krans & Meijer 2022/42). Het gesignaleerde gevaar voor de rechterlijke onpartijdigheid is in de ogen van Hofhuis te ondervangen als de rechter zich bij elke mogelijk riskante interventie bewust is van de grenzen van het geschil, die hij niet mag overschrijden (Hofhuis 2017).
Er bestaan verschillende opvattingen over de reikwijdte van de partijautonomie en de rechterlijke activiteit.1 Bij de beantwoording van de vraag hoe een evenwicht kan worden gevonden is van belang te onderkennen dat een beroep op een rechtsgevolg kennis van rechtsregels vergt en verweerder mogelijk de omvang van zijn rechten niet kent of niet ten volle beseft.2
Onpartijdigheid van de rechter
Meeprocederen kan de onpartijdigheid van de rechter in gevaar brengen en daarmee zijn gezag: het kan de schijn van vooringenomenheid meebrengen.3 De rechter zal willen voorkomen dat de schijn van partijdigheid wordt gewekt en dat een wrakingsverzoek het resultaat van zijn actieve opstelling zal zijn.
Een rechter kan alleen worden gewraakt als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (art. 36 Rv). Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.4 De verzoeker moet daarvoor concrete omstandigheden aanvoeren en wel zodra deze aan hem of haar bekend zijn geworden (art. 37 lid 1 Rv).5
Mocht de rechter van mening zijn dat een bevrijdend verweer mogelijk van toepassing is in de procedure, dan kan hij dat met partijen tijdens de mondelinge behandeling bespreken.6 Het moet voor de gemiddeld bekwame procesdeelnemer in de rede liggen dat dit thema aan de orde zou komen.7
Het enkele feit dat een rechter een mogelijk verweermiddel ambtshalve – zonder dat evidente aanknopingspunten in de procesdossiers zijn te vinden - aan de orde stelt, levert m.i. niet een aanwijzing op voor het ontbreken van zijn onpartijdigheid.8 Leidend is dat de rechter de beginselen van de goede procesorde in acht zal moeten nemen: de wederpartij (i.c. eiser) mag niet in haar verdediging worden geschaad. Dat betekent dat eiser alle gelegenheid moet krijgen zich adequaat te verweren tegenover verweerder, opdat de eisen van hoor en wederhoor wordt nageleefd.