NJ 2007, 293
Enquêterecht. Art. 2:349 lid 1 BW; strekking. Grenzen taak ondernemingskamer bij toewijzing enquêteverzoek.
HR 30-03-2007, ECLI:NL:PHR:2007:AZ8210, m.nt. J.M.M. Maeijer (ATR Leasing)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
30 maart 2007
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, E.J. Numann, A. Hammerstein, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
R06/009HROK124
- Conclusie
A-G Timmerman
- Noot
J.M.M. Maeijer
- LJN
AZ8210
- Roepnaam
ATR Leasing
- JCDI
JCDI:ADS157787:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Ondernemingsrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2007:AZ8210, Uitspraak, Hoge Raad, 30‑03‑2007
ECLI:NL:PHR:2007:AZ8210, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑03‑2007
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑02‑2006
- Wetingang
BW art. 2:345; BW art. 2:349; BW art. 2:350; Rv art. 24
Essentie
Enquêterecht. Art. 2:349 lid 1 BW; strekking. Grenzen taak ondernemingskamer bij toewijzing enquêteverzoek.
Een verzoek tot het bevelen van een onderzoek als bedoeld in art. 2:345 BW kan ingevolge art. 2:349 lid 1 BW pas aan de orde komen als degenen die een onderzoek verlangen, eerst schriftelijk bezwaren tegen het beleid en de gang van zaken aan de rechtspersoon kenbaar hebben gemaakt. Deze laatste bepaling strekt ertoe de belangen van de rechtspersoon te beschermen. Een daarop gebaseerd verweer kan daarom slechts gevoerd worden door, en komt dus alleen toe aan, de betrokken ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.