Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/151
151 Geen belang en/of misbruik van procesbevoegdheid?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691726:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 12 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY1532, NJ 2013/502 met nt. P.B. Hugenholtz onder 503 (Stokke/Fikszo). Zie Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/64.
Bij een vordering strekkende tot een negatieve verklaring voor recht wijkt het belang van de wederpartij om zelf te bepalen wanneer hij zijn vordering instelt, voor het belang van eiser om een einde te maken aan de onzekere toestand. Zie Gras 2015 en conclusie A-G M.H. Wissink in ECLI:NL:PHR:2018:1429 randnr. 5.18 vóór HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, NJ 2019/238 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (V./Dexia).
Zie bijv. HR 27 februari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2600, r.o. 4.2, NJ 1998/764 met nt. M.M. Mendel (Europeesche/Ohra).
Dat ook het belang van de tegenpartij een rol speelt is bevestigd in HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, r.o. 4.1.2, NJ 2019/238 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (V./Dexia).
HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760, NJ 2016/77 met nt. J.B.M. Vranken (AIG Europe/M), JBPr 2015/34 met nt. D.F.H. Stein.
HR 30 maart 1951, ECLI:NL:HR:1951:343, NJ 1952/29 met nt. Ph.A.N. Houwing (Dominee). Zie ook T.M. en MvA II, Parl. Gesch. Boek 3 BW, p. 915 en 916.
HR 24 november 1978, ECLI:NL:HR:1978:AC6416, NJ 1980/88 met nt. WHH. Zie ook Snijders (red.), Klaassen, Krans & Meijer 2022/58.
HR 27 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:760, NJ 2016/77 met nt. J.B.M. Vranken (AIG Europe/M).
Zie de conclusies van A-G E.B. Rank-Berenschot (ECLI:PHR:2021:219, randnr. 2.8-2.12) en van A-G E.M. Wesseling-van Gent randnr. 2.6- 2.10 vóór HR 2 oktober 2020, ECLI:NL:HR:2020:1541, RvdW 2020/1064 (art. 81 lid 1 RO), JBPr 2021/4 met nt. H.W. Wiersma: Wanneer een beroep op art. 3:303 BW in de feitelijke instanties had kunnen worden gedaan maar dit achterwege is gebleven, kan dit beroep niet meer in cassatie worden gedaan.
HR 12 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:590, NJ 2019/238 met nt. T.F.E. Tjong Tjin Tai (V./Dexia).
Zie ook Lindijer 2006, Hoofdstuk 7.4.2.
HR 29 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3516, NJ 2007/353, WPNR 2015, afl. 7078 met nt. M. Chébti, p. 1057 e.v. (Waterschap Regge en Dinkel/Milieutech Beheer) en HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828, NJ 2012/233 (Duka/Achmea); zie bijv. Rb. Amsterdam 16 oktober 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:7577, Rb. Amsterdam 14 november 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:8139 (Lioncross/Delta Lloyd) en Hof Arnhem-Leeuwarden 15 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:1137.
Voordat kan worden toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering strekkende tot een negatieve verklaring voor recht, kan verweerder verschillende hindernissen opwerpen: dat eiser geen belang heeft bij zijn vordering en/of dat eiser misbruik van zijn procesbevoegdheid maakt. Bij slagen van één van deze verweren wordt eiser niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering.
Belang en een (negatieve) verklaring voor recht
Niemand komt zonder belang een rechtsvordering toe (art. 3:303 BW). Een belang mag behoudens aanwijzingen dat dit anders is worden aangenomen; in het algemeen mag voldoende belang worden verondersteld.1 Vordert eiser uitsluitend een (negatieve) verklaring voor recht dan zal hij voor het geval verweerder het belang van eiser gemotiveerd betwist (een grondslagverweer), moeten bewijzen dat hij voldoende belang bij de vordering heeft.2 De achtergrond van het vereiste is de goede procesorde:3 de rechter en de tegenpartij moeten niet met onnodige procedures worden belast.4 De rechter dient er vanuit te gaan dat eiser belang heeft bij een verklaring voor recht – waarbij niet tevens schadevergoeding is gevorderd – als de mogelijkheid van schade aannemelijk is.5
Op grond van het Dominee-arrest6 dient de rechter ambtshalve te beoordelen of een partij voldoende belang toekomt; de bepaling wordt gezien als van openbare orde. De rechter moet er ambtshalve op letten dat eiser een belang heeft indien hij een vordering instelt die uitsluitend ertoe strekt om bij gewijsde het bestaan van een rechtsverhouding te doen vaststellen. De partij die zonder voldoende belang een rechtsvordering instelt, wordt niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan belang.7 Uit het arrest AIG Europe/M8 blijkt niet duidelijk of de rechter (nog steeds) ambtshalve moet toetsen of voldoende belang bestaat. Thans wordt het eventueel ontbreken van voldoende belang niet beschouwd als van openbare orde; de consequentie is dat de rechter in beginsel afhankelijk is van een daartoe strekkend verweer van verweerder. Wanneer voldoende belang geen onderwerp is (geweest) van het partijdebat, wordt aangenomen dat sprake is van een belang voor eiser.9 Er is sprake van een voorwaardelijke stelplicht: alleen wanneer verweerder ter zake verweer voert zal eiser stelplicht en zo nodig bewijslast hebben van het element ‘belang’. Een processueel, rechtens relevant belang is voldoende; het belang moet evenredig zijn aan het belang van de wederpartij.10
Misbruik van procesbevoegdheid (art. 3:13 BW)
Art. 3:13 BW omvat verschillende (niet limitatief opgesomde) categorieën van misbruik. Verweerder zal een beroep moeten doen op één of meer specifieke grond(en) en daarvoor voldoende feiten dienen te stellen (een bevrijdend verweer). Van misbruik is alleen sprake is als een duidelijke wanverhouding bestaat tussen de met het optreden van de ene partij te dienen belangen en de voor de wederpartij nadelige gevolgen daarvan. Bij toetsing aan de maatstaf voor misbruik van procesrecht zal de rechter terughoudendheid betrachten, in lijn met de jurisprudentie en gegeven de aard van de zaak: een ieder heeft vrije toegang tot de rechter (art. 6 EVRM en art. 17 Gw).11 Misbruik van procesbevoegdheid kent een hoge drempel die meestal niet wordt gehaald. Indien de vordering van eiser is gebaseerd op feiten en omstandigheden waarvan eiser de juistheid kende of had behoren te kennen of op stellingen waarvan eiser op voorhand had moeten begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, is sprake van misbruik. In het geval misbruik komt vast te staan, komen de werkelijke proceskosten voor vergoeding in aanmerking.12
Zijn de eventuele voorvragen voor eiser gunstig beantwoord, dan komt de rechter toe aan een inhoudelijke beoordeling. Daarbij is van groot belang hoe het verweer van verweerder is te kwalificeren: welke partij moet het bewijsrisico dragen indien sprake is van een non liquet-situatie?