Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/6.3.1:6.3.1 Grondslagen
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/6.3.1
6.3.1 Grondslagen
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS445078:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 14 februari 1997 (ZunocafAruba), NJ 1999, 409, m.nt. S.CJJ. Kortmann (A), rov. 3.4; HR 23 november 2001 (Marielle Investments/ING Bank), NJ 2002, 25 (C), rov. 3.5; HR 27 april 2007 (WacawafMecs I), NJ 2008, 121, m.nt. HJS (C), rov. 3.4.
Bijl. Hand 11, 1959-1960, 5959 (R 194), nr. 3, p. 3.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als grondslag van het beginsel van de concordantie van rechtspraak heeft de Hoge Raad zowel art. 39 lid 1 Statuut (concordantie van wetgeving) als art. 23 lid 1 Statuut (rechtsmacht van de Hoge Raad bij rijkswet) jo. art. 1 lid 1 Cassatieregeling (cassatie op overeenkomstige wijze) genoemd.1
Het beginsel van concordantie van wetgeving is ontstaan in een legistisch georiënteerd tijdperk en hangt in oorsprong samen met de codificatiegedachte (zie paragraaf 1.3). Ook in de vorm waarin dit beginsel thans is neergelegd in art. 39 lid 1 Statuut, houdt het een opdracht aan de wetgever in en niet aan de rechter. Dit komt tot uitdrukking in het woord 'geregeld'.
Het voorschrift van art. 23 lid 1 Statuut is staatsrechtelijk van aard en houdt ook geen opdracht aan de rechter in. Art. 1 lid 1 Cassatieregeling is een opdracht aan de Hoge Raad, maar dit voorschrift is procedureel van aard. Ook deze bepaling schrijft geen inhoudelijke concordantie van rechtspraak voor.
In geen van de door de Hoge Raad aan het beginsel ten grondslag gelegde bepalingen is dus voorgeschreven dat de rechtspraak binnen het Koninkrijk concordant dient te zijn.
Concordantie van rechtspraak is echter een logisch uitvloeisel van het in art. 39 lid 1 Statuut genoemde beginsel van concordantie van wetgeving. Indien een Antilliaanse of Arubaanse regeling is ontworpen naar Nederlands voorbeeld, heeft dat logischerwijze betekenis voor de uitleg van die regeling. Dit komt tot uitdrukking in de memorie van toelichting op de Cassatieregeling, waarin concordantie van rechtspraak een complement van de concordantie van wetgeving wordt genoemd.2
Art. 1 lid 1 Cassatieregeling is blijkens de memorie van toelichting bedoeld om concordantie van rechtspraak te bevorderen. De bepaling is daar ook geschikt voor. Door de cassatierechtspraak aan dezelfde rechter op te dragen en zoveel mogelijk op dezelfde wijze te regelen, wordt concordantie van rechtspraak weliswaar niet voorgeschreven, maar wel op natuurlijke wijze in de hand gewerkt. Indien één rechterlijk college op één wijze rechtspraak moet toetsen van lagere rechters die concordante regelingen uitleggen, is een logisch resultaat dat de toetsende rechter overeenkomstige uitleg van die regelingen zal verlangen, vooral als de toetsende rechter het bevorderen van de rechtseenheid als zijn taak ziet - een taak van de Hoge Raad die overigens evenmin uitdrukkelijk in de wet is neergelegd. De Hoge Raad verlangt dan ook overeenkomstige uitleg van concordante regelingen.
Het beginsel van concordantie van rechtspraak vindt zijn grondslag dus niet in de door de Hoge Raad genoemde bepalingen, maar die bepalingen bevorderen wel dat concordante regelingen bestaan en dat zij ook overeenkomstig worden uitgelegd. Uiteindelijk is de aanvaarding van het beginsel een beslissing van de Hoge Raad zelf.