Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/3.3.3
3.3.3 De eisen van een goede procesorde
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS448804:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 20 april 1990 (Paktank/Parisbas), NJ 1991, 37 (C), rov. 3.4.
HR 3 februari 1989 (OHRA/Goilo), NJ 1990, 476 (C), rov. 3.53 onder b.
HR 22 januari 1999 (Fuhring/Schoonen), NJ 1999, 715, m.nt. HJS (C), rov. 33; de memorie van toelichting bij Rv 2005, art. 109.
HR 20 juni 2008 (Willemsen/NOM), NJ 2009, 21, m.nt. HJS (NL), rov. 4.2.4; genuanceerd bij HR 19 juni 2009 (mr. Wertenbroek q.q./Van den Heuvel II), LiN B18771 (NL), rov. 2.4.1-2.4.5.
HR 10 november 2000 (Pitt/Van Frederici), NJ 2001, 301, m.nt. HJS (C), rov. 3.6.
Wijziging van de eis kan strijd opleveren met de eisen van een goede procesorde. Ingevolge art. 109 lid 1 moet de rechter daartegen waken. Hoewel de laatste volzin van art. 109 lid 1 anders kan worden gelezen, is de rechter verplicht om een eiswijziging die met die eisen in strijd is, ambtshalve buiten beschouwing te laten.
Wat houdt de maatstaf in?
Tot Rv 2005 was de wettelijke maatstaf voor beoordeling van de toelaatbaarheid van de eiswijziging dat de wederpartij er niet onredelijk door in zijn procesvoering mag worden bemoeilijkt en het geding er niet onredelijk door mag worden vertraagd. De nieuwe wettelijke maatstaf is overgenomen van RvNL 2002. Zowel in de memorie van toelichting bij RvNL 2002 als in die bij Rv 2005 staat vermeld dat de nieuwe maatstaf is ontleend aan de rechtspraak en de oude impliceert.
Wat (on)redelijk is, hangt af van alle omstandigheden van het geval, waarbij onder meer de volgende factoren een rol kunnen spelen:
de ingrijpendheid van de eiswijziging, d.w.z. de vraag in hoeverre de eiswijziging voor de hand ligt, gelet op de eerder door partijen aangedragen feiten en (de loop van) het eerder gevoerde partijdebat;
het stadium van de eiswijziging. Bij het voortschrijden van de procedure wordt de ruimte voor eiswijziging kleiner. Hieronder werk ik dat nader uit;
de vraag of de toelating van de eiswijziging veel en/of langdurig onderzoek nodig zou maken;
de vraag of er een goede reden is waarom de eis niet eerder is gewijzigd. Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van eerst onlangs gebleken feiten of van nieuwe rechtsontwikkelingen, bijvoorbeeld in de rechtspraak van de Hoge Raad of het EHRM. Ook kan er sprake van zijn dat eiser heeft ontdekt dat de wederpartij feiten heeft achtergehouden of dat eiser heeft moeten wachten op stukken van de griffier. Anderzijds geldt de algemene regel van art. 18c dat partijen de van belang zijnde feiten in een zo vroeg mogelijk stadium moeten aanvoeren, welke regel in sommige gevallen extra gewicht krijgt;1
de aard van het geschil. Zo worden eiswijzigingen bij alimentatiegeschillen eerder toegestaan, omdat de situatie voortdurend wijzigt, hetgeen een grond voor een nieuw verzoek oplevert (het veranderlijkheidsbeginsel) en partijen belang hebben bij beoordeling naar de meest actuele situatie;
de aard van de eiswijziging. Sommige eiswijzigingen stellen kwesties van meer klemmende aard aan de orde dan andere, bijvoorbeeld kwesties van dwingend recht en/of kwesties waarbij een materieel juiste uitkomst van groter belang is. Verder stellen sommige eiswijzigingen kwesties aan de orde die de rechter ook ambtshalve al had moeten beoordelen, bijvoorbeeld over de modaliteiten van dwangsommen;
de aard van de procedure. De omstandigheid dat de eiser in kort geding minder voorbereidingstijd heeft dan in een bodemprocedure, kan aanleiding zijn om in kort geding minder streng te oordelen over een eiswijziging in een laat stadium;
de opstelling van de wederpartij. Indien deze geen bezwaar maakt tegen de eis-wijziging, zal minder snel strijd met de eisen van een goede procesorde worden aangenomen.2 Hetzelfde geldt (uit een oogpunt van equality of arms) indien de wederpartij zelf ook steeds zijn standpunten wijzigt;
praktische overwegingen met betrekking tot de procesvoering. Van belang is bijvoorbeeld dat op de dag van schriftelijk pleidooi geen ruimte bestaat voor reactie op een eiswijziging. Ook de agenda van de rechter kan van invloed zijn op de vraag tot hoeveel vertraging toelating van een eiswijziging zal leiden. Een andere praktische overweging kan zijn dat de rechter om een andere reden toch al nader partijdebat of nader onderzoek wenst. Daardoor kan het minder bezwaarlijk zijn dat ook de eiswijziging in de rechtsstrijd wordt betrokken.
Misschien speelt in de praktijk een onuitgesproken rol de vraag hoe groot de rechter de kans inschat dat de gewijzigde eis toewijsbaar zal zijn. Naar mijn mening speelt de vraag of de partij met of zonder gemachtigde procedeert geen rol, evenmin als de vraag welke rechtskennis bij de partij en/of de gemachtigde mag worden verwacht.
Over het stadium van de procedure merk ik het volgende op. Bij memorie van grieven of memorie van antwoord mag de eiswijziging veel ingrijpender zijn dan in een laat stadium van de procedure in eerste aanleg, omdat het hoger beroep mede is bedoeld partijen in de gelegenheid te stellen in de eerste aanleg gemaakte fouten te herstellen.3
Niet als vanzelfsprekend kan worden aangenomen dat de strenge Nederlandse regel dat de oorspronkelijk eiser in beginsel niet later dan bij memorie van grieven of van antwoord zijn eis kan veranderen of vermeerderen, onverkort van toepassing is in de Nederlandse Antillen en Aruba.4 Daartegen pleit dat de Hoge Raad deze regel uitdrukkelijk in verband brengt met het grievenstelsel, dat in de Nederlandse Antillen en Aruba niet onverkort geldt. Voorts zijn in de Nederlandse Antillen en Aruba de termijnen voor indiening van de memorie van grieven en de memorie van antwoord niet verlengbaar en mede daarom heeft de Hoge Raad bepaald dat partijen de gelegenheid moet worden gegeven de in eerste aanleg aangevoerde stellingen en weren te verbeteren en aan te vullen bij pleidooi in hoger beroep.5 Toch geldt wel de twee-conclusie-regel en zou de Antilliaanse/Arubaanse rechter zich m.i. moeten laten beïnvloeden door deze Nederlandse aanscherping.
De afnemende ruimte om de eis te wijzigen naarmate de procedure vordert wordt wel eens verbeeld als een trechter of een fuik. Ik zou willen spreken van een kerstboom. Indien twee gelijkbenige driehoeken boven elkaar worden geplaatst, elk met de basis horizontaal beneden, zodanig dat de onderste driehoek de bovenste raakt in het midden van de basis, dan ontstaat een gestyleerde kerstboom. Indien de stam van de kerstboom de tijdas voorstelt, vangt de procedure in eerste aanleg aan bij de kluit en wordt het eindvonnis in hoger beroep uitgesproken bij de piek. Waar de bovenste driehoek begint, vangt de procedure in hoger beroep aan (indien de kerstboom van lego wordt gemaakt, is het hoger beroep zo daadwerkelijk een voortbouwende instantie). De breedte van de kerstboom symboliseert de mate waarin een eiswijziging ingrijpend mag zijn.
Het oordeel over de vraag of een eiswijziging strijd oplevert met de eisen van een goede procesorde is voorbehouden aan de feitenrechter en kan in cassatie slechts op begrijpelijkheid worden getoetst.