Einde inhoudsopgave
De rechtspositie van de sollicitant en van de werknemer tijdens de proeftijd (MSR nr. 53) 2010/8.9.4
8.9.4 Strafrechtelijk verleden
mr. R.F. Kötter, datum 30-09-2010
- Datum
30-09-2010
- Auteur
mr. R.F. Kötter
- JCDI
JCDI:ADS388427:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
BAG 18-9-87, BB 88, 632; 21.2.91, DB 91, 1934; 20.5.99, 2AZR 320/98, NZA 99.975.
Zie ook Preis Erfurter Kommentar zum Arbeitsrecht, 9. Auflage 2009, Rn 289.
§ 51 BZRG (BundesZentralregistergesetz). Deze wet is opnieuw vastgesteld bij wet van 21 september 1984 (BGBLI S.1229, 1985 15.195, laatstelijk gewijzigd bij wet van 21 augustus 2007 (BGBLI S.2118). Zie voorts BAG 5.12.1957, AP Nr. 2 zu § 123 BGB; Urt. v. 15.1.1970, AP Nr. 7 zu § 1 KSchG 1969 Verhaltensbedingte Kdndigung. Zie echter ook BAG 20.5.99-2 AZR 320/98, NZA 99, 975 § 26 Rz17.
Het vragen naar een strafrechtelijk verleden is toegestaan als dit voor de concrete arbeidsprestatie relevant is.1 Bij het aannemen van een caissière in een supermarkt kan het van belang zijn om te weten of zij voor vermogensdelicten werd veroordeeld. Voor het aanstellen van een leraar kan het relevant zijn om te weten of hij voor zedendelicten is veroordeeld. In deze gevallen kan, nu een veroordeling een sollicitant voor deze functies ongeschikt kan doen zijn, van een sollicitant worden verlangd dat hij hiervan -ook ongevraagd- mededeling doet ('Offenbarungspflicht').2 Het meewegen van strafrechtelijke veroordelingen als informatie bij de werving en selectie, is alleen toegestaan bij onherroepelijke veroordelingen.3