Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/62
Poging tot gekwalificeerde doodslag. 1. Voorwaardelijk opzet op de dood? 2. Verhuiskosten van benadeelde partij rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit? HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 03-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1893
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
18/02115
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1893, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:1045, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑10‑2019
Essentie
Poging tot gekwalificeerde doodslag. 1. Voorwaardelijk opzet op de dood? 2. Verhuiskosten van benadeelde partij rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit? HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02115
Datum 3 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 mei 2018, nummer 21/002508-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de verdachte.
Conclusie
Conclusie A-G mr. D.J.C. Aben:
1. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest van 2 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.