Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/63
Verkrachting, zware mishandeling en ontucht met minderjarige zoons. Verdachte heeft onvoldoende belang bij klacht dat op 'met' als verdachte zijn minderjarige kinderen ontuchtige handelingen bij een ander (de moeder) laten verrichten art. 250 lid 1 Sr als ‘geprivilegieerde specialis’ had moeten worden toegepast. HR overweegt dat de verdachte onvoldoende belang heeft bij de klacht, in aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd onder art. 250 lid 1 aanhef en onder 1° Sr zonder dat dat wijziging van het in deze zaak toepasselijke strafmaximum ten gevolge heeft.
HR 03-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1882
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 december 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
18/02459
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1882, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑12‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:909, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 01‑10‑2019
Essentie
Verkrachting, zware mishandeling en ontucht met minderjarige zoons. Verdachte heeft onvoldoende belang bij klacht dat op 'met' als verdachte zijn minderjarige kinderen ontuchtige handelingen bij een ander (de moeder) laten verrichten art. 250 lid 1 Sr als ‘geprivilegieerde specialis’ had moeten worden toegepast. HR overweegt dat de verdachte onvoldoende belang heeft bij de klacht, in aanmerking genomen dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte kunnen worden gekwalificeerd onder art. 250 lid 1 aanhef en onder 1° Sr zonder dat dat wijziging van het in deze zaak toepasselijke strafmaximum ten gevolge heeft.
Partij(en)
HOGE RAAD DER ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.