Einde inhoudsopgave
Bijzonder ontslagprocesrecht (MSR nr. 67) 2015/6.6.1
6.6.1 Klaarblijkelijke feitelijke of juridische misslag
Mr. D.M.A. Bij de Vaate, datum 30-12-2014
- Datum
30-12-2014
- Auteur
Mr. D.M.A. Bij de Vaate
- JCDI
JCDI:ADS358264:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 april 1948, NJ 1948, 532. Vgl. Meijers 1947, p. 139-140; Tjong Tjin Tai 2009.
Dat kon indien de rechter buiten de wettelijke gronden was getreden. Zie Tjong Tjin Tai 2009.
Waarschijnlijk vanwege de beperkte toetsing voor een incidenteel verzoek tot schorsing hangende appel en het vermijden van lange beslistermijnen bij de appelrechter. Zie Tjong Tjin Tai 2009.
HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 (Ritzen en Vandeberg/Hoekstra).
Vgl. Tjong Tjin Tai 2009; Bodewes & Vestering 2011.
Vgl. Bodewes & Vestering 2011; Oudelaar 1992, p. 274.
Vgl. HR 6 januari 1989, NJ 1989, 387 (Doopsgezind Verzorgingstehuis/Leerentveld en Smit).
Zie annotatie W.H. Heemskerk bij HR 22 april 1983, NJ 1984, 145 (Ritzen en Vandeberg/Hoekstra); Bodewes & Vestering 2011.
Vgl. Tjong Tjin Tai 2009; Oudelaar 1992, p. 274.
HR 30 oktober 1992, NJ 1993, 4; HR 5 november 1993, NJ 1994,154; HR 22 december 2006, NJ 2007, 173.
Vgl. Bodewes & Vestering 2011. Wel is er een uitspraak bekend waarin werd aangenomen dat de executie van de ontbindingsvergoeding geen misbruik van bevoegdheid opleverde. In casu was ondanks de ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter onder toekenning van een vergoeding, de arbeidsverhouding door partijen nog enige tijd voortgezet. Executie van de ontbindingsvergoeding leverde in die situatie geen misbruik van bevoegdheid op, aangezien de te executeren beslissing niet beruste op een juridische of feitelijke misslag en de tenuitvoerlegging ook niet een noodtoestand zou opleveren. Rb. Arnhem 12 november 1992, KG 1993/18.
Vgl. Van der Heijden 1993, p. 119.
Hof ’s-Hertogenbosch 13 december 2011, NJF 2012/257.
Ktr. Amsterdam 27 maart 2002, Prg. 2002, 5925.
In het verleden werd aangenomen dat het niet mogelijk was een eerder gewezen rechterlijke uitspraak door middel van een executiegeschil te schorsen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zou daaraan in de weg staan. Een rechterlijke uitspraak heeft gezag totdat deze vernietigd is, hetgeen alleen kan in de gevallen en op de wijzen in de wet genoemd.1 Wel was het mogelijk om hangende een hoger beroep een vordering tot schorsing van de uitvoerbaarheid van het vonnis in eerste aanleg te doen bij de appelrechter.2 In de praktijk ontstond echter de situatie dat een dergelijke vordering aanhangig werd gemaakt door middel van een executiegeschil bij de kortgedingrechter.3 In het arrest Ritzen en Vandeberg/Hoekstra uit 1983 werd deze praktijk door de Hoge Raad onder duidelijke restricties toegelaten.4 De Hoge Raad oordeelde dat de rechter slechts de staking van de tenuitvoerlegging van een vonnis kan bevelen indien de executant, mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot executie over te gaan. Dat zal volgens de Hoge Raad het geval kunnen zijn indien (1) het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien (2) de executie op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.5
De taak van de rechter in een executiegeschil is beperkt. De kern van bovenstaand arrest is dat de rechter slechts staking van de executie mag bevelen indien er sprake is van misbruik van bevoegdheid door de executant.6 Uitgangspunt is dat de tenuitvoerlegging van de executoriale titel zo min mogelijk wordt belemmerd.7 De executierechter is gebonden aan de beslissingen van de bodemrechter, ongeacht of daartegen nog een rechtsmiddel openstaat. Op grond van de inhoud van de uitspraak kan de executierechter geen misbruik van bevoegdheid tot executie aannemen. Dit kan slechts op grond van na de uitspraak aan het licht gekomen nieuwe feiten, behoudens het geval dat de te executeren uitspraak op een klaarblijkelijke misslag berust.8 Via dit misslagcriterium kan derhalve een beperkte inhoudelijke toetsing plaatsvinden van het onderliggende vonnis of de beschikking.9 Verder staat inmiddels vast dat het ook mogelijk is om via een executiegeschil een in kracht van gewijsde gegane uitspraak (zoals het geval bij de ontbindingsbeschikking) te laten schorsen, hetgeen dan neerkomt op een definitieve schorsing.10
Voor zover mij bekend is er in het kader van de ontbindingspraktijk geen gepubliceerde jurisprudentie over de situatie dat de te executeren ontbindingsvergoeding en/of veroordeling in de proceskosten op een juridische of feitelijke misslag berust of op grond van de na de uitspraak voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aan de zijde van de geëxecuteerde klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan.11 Mijns inziens zou in het kader van het misslagcriterium gedacht kunnen worden aan de executie van de in de ontbindingsbeschikking toegekende ontbindingsvergoeding of proceskostenveroordeling die berust op een kennelijke verschrijving door de kantonrechter (zie hierover ook paragraaf 6.4).12 Bijvoorbeeld de ontbindingsbeschikking waarin de ontbindingsvergoeding per abuis aan de werkgever is toegekend in plaats van aan de werknemer, of waarin de ontbindingsvergoeding per ongeluk door de kantonrechter op een verkeerd bedrag is vastgesteld. Een aanwijzing hiervoor is te vinden in de executiejurisprudentie (niet betrekking hebbend op de ontbindingsbeschikking). Zo oordeelde het Hof ’s-Hertogenbosch in een uitspraak van 13 december 2011, dat het vonnis waarbij de man veroordeeld is om uit hoofde van een boedelverdeling een bepaalde geldsom te betalen, berustte op een eenvoudig vast te stellen en te corrigeren rekenfout. Aan de vrouw was meer toegewezen dan waar zij recht op had. Door onder die omstandigheden het vonnis te executeren maakte de vrouw misbruik van bevoegdheid.13 Een ander voorbeeld betreft de uitspraak van de kantonrechter Amsterdam van 27 maart 2002.14 In die zaak heft de kantonrechter een beslag gelegd onder de werkgever op, omdat het beslagexploot berust op een kennelijke vergissing. Het beslagexploot vermeldt als hoofdsom ten onrechte € 175.000 in plaats van ƒ 17.500.