Zie HR 4 februari 1969, ECLI:NL:HR:1969:AB3700, NJ 1970/325 en vgl. ook HR 19 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7115, NJ 2008/132, rov. 4.3. waarin Uw Raad oordeelde dat het hof niet onbegrijpelijk de vraag of sprake was van “hetzelfde feit” in de zin van art. 68, tweede lid, Sr in het midden had gelaten, omdat aan de overige voorwaarden voor toepasselijkheid van dat artikellid niet was voldaan. Het hof had vastgesteld dat de aan de verdachte in België opgelegde straf van vijf jaar gevangenis nog niet geheel ten uitvoer was gelegd. Vgl. ook HR 26 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5357, NJ 2009/348 m.nt. Mevis, rov. 4.4, waarin ten behoeve van een herzieningsverzoek werd aangevoerd dat de aanvrager voor dezelfde feiten tevoren in België was vervolgd en onherroepelijk veroordeeld. Nu in de aanvraag niet werd aangevoerd dat “de door het Hof van Beroep opgelegde gevangenisstraf van zes jaar geheel ten uitvoer is gelegd dan wel dat aan de aanvrager gratie is verleend of dat de opgelegde straf is verjaard” bleek reeds daarom uit de aanvrage niet van strijd met art. 68, tweede lid, Sr.
HR, 02-04-2019, nr. 16/05216
ECLI:NL:HR:2019:472
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-04-2019
- Zaaknummer
16/05216
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:472, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑04‑2019; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:126
ECLI:NL:PHR:2019:126, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑02‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:472
- Vindplaatsen
Uitspraak 02‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Gewoontewitwassen, art. 420bis jo. 420ter Sr. Beroep op ne bis in idem beginsel i.v.m. een veroordeling in Kaapverdië, art. 68.2 Sr en klacht dat ‘wetenschap’ criminele herkomst mede is gebaseerd op gebruik verschoningsrecht medeverdachte. HR: art. 81.1 RO. Samenhang tussen 16/05038, 16/05216, 16/05428 (wordt later uitgesproken) en 17/00331.
Partij(en)
2 april 2019
Strafkamer
nr. S 16/05216
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 7 oktober 2016, nummer 22/001116-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en P. van Dongen, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vier jaren en drie maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 april 2019.
Conclusie 12‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. 1. Ne bis in idem, art. 68.2 Sr. Verdachte in Kaapverdië reeds onherroepelijk veroordeeld voor dezelfde feiten? 2. Medeplegen gewoontewitwassen van geldbedragen. Bewijsklacht wetenschap criminele herkomst. Beroep medeverdachte op verschoningsrecht gebruikt als bewijs? Samenhang met 16/05038, 16/05428 en 17/00331.
Nr. 16/05216 Zitting: 12 februari 2019 (bij vervroeging) | Mr. B.F. Keulen Conclusie inzake: [verdachte] |
De verdachte is bij arrest van 7 oktober 2016 door het gerechtshof Den Haag wegens 1 primair: ‘medeplegen van: van het plegen van witwassen een gewoonte maken’ en 3 primair: ‘van het plegen van witwassen een gewoonte maken’, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren en zes maanden.
Er bestaat samenhang met de zaken 16/05038, 16/05428 en 17/00331. In deze zaken zal ik vandaag ook concluderen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt en mr. P. van Dongen, advocaten te Rotterdam, hebben drie middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel klaagt dat het hof het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens schending van het ne bis in idem-beginsel aangezien de verdachte in Kaapverdië reeds onherroepelijk voor dezelfde feiten zou zijn veroordeeld, op ontoereikende gronden heeft verworpen.
Het hof heeft ten laste van de verdachte bewezen verklaard dat:
‘1. (Zaaksdossier [A-straat 1] )
hij op tijdstippen in de periode van 14 februari 2009 tot en met 23 april 2009 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader toen en daar (telkens) meermalen (van) enige geldbedragen verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) was/waren van bovengenoemd(e) geldbedragen terwijl hij, verdachte en zijn mededader wisten dat de bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren van enig misdrijf,
en
verworven en voorhanden gehad terwijl hij, verdachte en zijn mededader ten tijde van het verwerven en het voorhanden krijgen van bovengenoemde geldbedragen, wist(en) dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf,
immers hebben verdachte en zijn mededader daarvan een gewoonte gemaakt door toen en daar (telkens) geldbedragen te ontvangen van [betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en te vervoeren naar een woning gelegen aan het [A-straat 1] te Rotterdam en voornoemde geldbedragen in voornoemde woning te bewaren;
3 (Zaaksdossier Criminele boekhouding):
hij in de periode van 31 augustus 2006 tot en met 10 augustus 2007 in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij verdachte toen en daar telkens enige geldbedragen voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij, verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen en overdragen van bovengenoemde geldbedragen wist dat bovengenoemde geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren van enig misdrijf,
immers heeft verdachte daarvan een gewoonte gemaakt door toen en daar telkens een groot geldbedrag over te dragen aan [betrokkene 3] , te weten een bedrag van:
- 500.000,- euro op of omstreeks 31 augustus 2006 en
- 1.370.000,- euro op of omstreeks 1 september 2006 en
- 620.000,- euro op of omstreeks 4 september 2006 en
- 800.000,- euro op of omstreeks 21 september 2006 en
- 1.225.000,- euro op of omstreeks 18 oktober 2006 en
- 800.000,- euro op of omstreeks. 22 oktober 2006 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 27 november 2006 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 28 november 2006 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 28 november 2006 en
- 1.200.000,- euro op of omstreeks 5 december 2006 en
- 1.125.000,- euro op of omstreeks 15 februari 2007 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 13 mei 2007 en
- 300.000,- euro op of omstreeks 19 mei 2007 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 18 juli 2007 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 19 juli 2007 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 5 augustus 2007 en
- 1.000.000,- euro op of omstreeks 10 augustus 2007.’
6. Uit het proces-verbaal van de op 12 september 2016 gehouden terechtzitting van het hof blijkt dat de raadsvrouw aldaar in verband met het Kaapverdische vonnis onder meer het volgende heeft aangevoerd:
‘Ik begrijp dat het openbaar ministerie hetgeen in het Kaapverdische vonnis staat, negeert. Daaruit blijkt namelijk - als u vanaf punt 6 van de Nederlandse vertaling leest - dat de strafzaak in Kaapverdië niet alleen is gestart met informatie uit Nederland en dat de hele opsporing samen met Nederland is gedaan en van middelen, expertise en geld is voorzien door Nederland, maar ook, en dat is het meest relevant, dat de gegevens uit Nederland zijn meegewogen als bewijsmiddelen. Informatie uit Kompera, uit de zaak [A-straat 1] , de zaak Criminele Boekhouding en nog verder in het verleden terugrekenend naar 1990, alles is gebruikt en heeft meegewerkt aan een veroordeling over een periode die nog groter is dan de periode in de onderhavige zaak. De feiten in deze zaak, inclusief de criminele boekhouding, zijn één op één overgenomen ondanks de ontkenning van mijn cliënt. Het geheel heeft daar op tafel gelegen en heeft meegewogen in de bewezenverklaring van het witwassen en in de Kaapverdische ontneming. Het is van belang om te kijken wat voor rol Nederland heeft gespeeld bij de totstandkoming van de veroordeling en ontneming in Kaapverdië. Mijn cliënt mag nu toezien hoe al zijn bezittingen en ook bezittingen van derden verdwijnen en bovendien is hij in een nadelige positie komen te verkeren ten aanzien van deze berechting. Dit alles kan van belang zijn voor de ontvankelijkheidsvraag, in de zin dat men zich moet afvragen of het openbaar ministerie wel op deze wijze mag handelen.
Voor alle duidelijkheid voeg ik toe dat ik verzoek de door mij overgelegde stukken te voegen in zowel de ontnemingszaak als de strafzaak van de verdachte.’
7. Uit datzelfde proces-verbaal volgt dat het hof het verzoek van de raadsvrouw tot voeging van onder meer (I) de ‘Kaapverdische tenlastelegging van 9-4-2012’, (II) ‘het voor de voorliggende berechting in Nederland relevante deel van het Kaapverdisch vonnis van 28-6-2013’ in vertaalde vorm alsmede (III) het volledige Kaapverdische vonnis toewijst.
8. Tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 20 september 2016 heeft de raadsvrouw het woord gevoerd overeenkomstig de door haar overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen, die — kort gezegd — inhouden dat de verdachte in Kaapverdië reeds onherroepelijk veroordeeld is voor hetzelfde feitencomplex. Op die terechtzitting heeft de raadsvrouw bij gelegenheid van dupliek nog aangevoerd:
‘De veroordelingen in eerste aanleg in deze zaak en de ontneming zijn bij de zaak van mijn cliënt in Kaapverdië berekend en meegewogen en hij is daar opnieuw voor bestraft en ontnomen. Uit de stukken die ik heb overgelegd, blijkt dat niet alleen de startgegevens van de Nederlandse onderzoeken zijn gebruikt, maar het hele feitencomplex zoals dat hier voor ligt. Het doet dus ook niet ter zake dat hij pas later is aangehouden, want de Kaapverdische rechtbank heeft rekening gehouden met alle onderhavige dossiers. Het is een deel van de overtuiging, van de bewezenverklaring, van de herkomst van het geld en de organisatie. Dus is er sprake van een dubbele bestraffing en veroordeling. Ik zal ook het arrest van het Gerechtshof van Praia, Kaapverdië van 28 maart 2014 inzake het hoger beroep van mijn cliënt tegen het vonnis van de rechtbank als bijlage bij mijn pleitnota voegen. Dit is het volledige arrest.
(…)
Nogmaals wil ik benadrukken dat het niet mogelijk is een scheiding aan te brengen tussen de in Kaapverdië geïnvesteerde gelden en het geld waarover het in de onderhavige zaak gaat, want juist ook de tenlastegelegde periode in deze zaak is meegewogen in de bewijsvoering.’
9. Het hof heeft in het bestreden arrest naar aanleiding van dit verweer het volgende overwogen:
‘3.3 Ne bis in idem
Met betrekking tot de klacht dat de verdachte reeds veroordeeld en ontnomen zou zijn voor hetzelfde feit als waar de verdachte in de onderhavige zaak voor terechtstaat, overweegt het hof als volgt.
Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van hetzelfde feit (in de zin van artikel 68 Wetboek van Strafrecht) en aldus van een dubbele vervolging dan wel veroordeling en bestraffing, dient te worden onderzocht of ten eerste blijkt van verwantschap tussen de betrokken delictsomschrijvingen en voorts of blijkt van een zodanig verband met betrekking tot de gelijktijdigheid van de gedragingen en de wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de dader, dat de strekking van artikel 68 Sr meebrengt dat de feitencomplexen als hetzelfde feit zijn aan te merken.
De Kaapverdische en Nederlandse tenlastelegging behelzen beide (onder meer) beschuldigen [BFK: beschuldigingen] van het (medeplegen van) witwassen en in Kaapverdië is de verdachte inmiddels onherroepelijk veroordeeld voor witwasfeiten. In de onderhavige zaak is de verdachte in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor het witwassen van een bedrag van 4.578.360 euro (zaaksdossier [A-straat 1] ) en het witwassen van meerdere geldbedragen in het kader van het zaaksdossier Criminele Boekhouding. De betrokken delictsomschrijvingen vertonen dus een zekere verwantschap, al blijkt uit de Kaapverdische tenlastelegging niet om welke periode het zou gaan.
Het hof constateert evenwel ten aanzien van de eventuele gelijktijdigheid van de gedragingen en samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte dat het verwijt dat de verdachte in de onderhavige zaak wordt gemaakt - kort gezegd en voor zover dit het witwassen betreft - inhoudt dat de verdachte in de periode van augustus 2006 tot augustus 2007 een aantal geldbedragen heeft overgedragen aan [betrokkene 3] , tevens in Nederland, en voorts dat de verdachte in de periode van februari 2009 tot april 2009 een grote hoeveelheid geld heeft verworven en voorhanden heeft gehad in een huis in Rotterdam, welk geld bij de doorzoeking op 23 april 2009 in beslag is genomen.
Gelet hierop staat voor het hof vast dat de verdachte over het hierboven bedoelde geld niet meer kon beschikken na overdracht c.q. inbeslagname en dat het aldus onmogelijk is dat ditzelfde geld vervolgens door de verdachte is geïnvesteerd in Kaapverdische (onroerende) goederen en bedrijven.
Het hof constateert daarbij dat blijkens genoemde uitspraak van het gerechtshof in Praia, Kaapverdië van 28 maart 2014 deze investeringen de grondslag voor de Kaapverdiaanse veroordeling voor witwassen vormden. Aldus is naar het oordeel van het hof geen sprake van gelijktijdigheid van gedragingen en een wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte en dient het verweer van de verdediging op dat punt te worden verworpen.’
10. Voorts heeft het hof onder kopje 6.3 ‘Zaaksdossier Criminele boekhouding’ nog het volgende overwogen:
‘Uit het arrest van het gerechtshof te Praia, Kaapverdië gedateerd 28 maart 2014, dat zich in het dossier bevindt, blijkt dat de verdachte op 10 oktober 2007 in Kaapverdië is aangekomen en tijdens zijn verblijf in Kaapverdië heeft kunnen beschikken over een aanzienlijke hoeveelheid financiële middelen die geïnvesteerd zijn in onroerend goed, luxe goederen en een deelname in het kapitaal van bedrijven en nationale private instellingen. Het hof leidt hier uit af dat de verdachte in de [BFK: in de] ten laste gelegde periode kennelijk over de nodige geldbedragen kon beschikken om de bewezen verklaarde geldbedragen aan [betrokkene 3] te betalen.’
11. De stellers van het middel betogen dat ’s hofs verwerping van het verweer onbegrijpelijk is, aangezien het hof niet is ingegaan op wat door de verdediging is aangevoerd, ‘inhoudende onder meer dat onderzoeksresultaten uit Nederland tot het bewijs zijn gebezigd en zijn meegenomen in de berekening van het ontnemingsbedrag in het Kaapverdische vonnis, zodat verdachte wel degelijk eerder onherroepelijk is veroordeeld voor de thans in Nederland tenlastegelegde feiten’.
12. Om te beginnen stel ik vast dat de enkele omstandigheid dat onderzoeksresultaten uit Nederland tot het bewijs zouden zijn gebezigd in Kaapverdië niet meebrengt dat een latere veroordeling in Nederland die gebaseerd is op dezelfde onderzoeksresultaten in strijd is met art. 68 Sr. In het overzichtsarrest van HR 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102, NJ 2011/394 m.nt. Buruma heeft Uw Raad aangegeven dat bij de beoordeling of van hetzelfde feit sprake is (A) de juridische aard van de feiten en (B) de gedraging van de verdachte betrokken dienen te worden. In verband met de gedraging van de verdachte zijn daarbij zowel ‘de aard en kennelijke strekking van de gedragingen’ als ‘de tijd waarop, de plaats waar en de omstandigheden waaronder zij zijn verricht’ van belang. Bovendien wordt in het middel niet gesteld dat de bewezenverklaring in Kaapverdië was gebaseerd op dezelfde bewijsmiddelen, maar wordt enkel verwezen naar een verweer inhoudend dat ‘onderzoeksresultaten uit Nederland’ tot het bewijs zijn gebezigd.
13. Ook de omstandigheid dat onderzoeksresultaten uit Nederland zijn ‘meegenomen’ in de berekening van het ontnemingsbedrag in het Kaapverdische vonnis, brengt niet mee dat de Nederlandse veroordeling in strijd is met art. 68 Sr. Waar het bij de toepassing van art. 68 Sr om gaat, is of de verdachte wordt vervolgd wegens een feit waarover te zijnen aanzien reeds onherroepelijk is beslist. Dat bij een tot voordeelsontneming strekkende straf of maatregel die eerder wegens een strafbaar feit is opgelegd, rekening is gehouden met feiten en omstandigheden die eveneens van belang zijn in verband met de latere berechting van een strafbaar feit, brengt, anders dan de stellers van het middel betogen, niet mee dat het vervolgingsrecht van het openbaar ministerie ter zake van dat feit ingevolge art. 68 Sr vervalt.
14. Daar komt nog bij dat ingevolge art. 68, tweede lid, Sr een additionele eis geldt in geval ‘het gewijsde afkomstig (is) van een andere rechter’ (dan een in het eerste lid genoemde rechter). In geval van een veroordeling heeft tegen dezelfde persoon wegens hetzelfde feit eerst geen vervolging plaats ‘indien een straf is opgelegd, gevolgd door gehele uitvoering, gratie of verjaring der straf’.1.De raadsvrouw heeft niet gesteld dat (in Kaapverdië) aan die voorwaarde is voldaan. En uit de stukken van het geding rijst ook niet een (rechtstreeks en ernstig) vermoeden dat aan deze voorwaarde voldaan is. Ik neem daarbij in aanmerking dat het onder 1 ten laste gelegde feit in 2009 is gepleegd, het onder 3 ten laste gelegde feit in 2006 en 2007, dat het gerechtshof spreekt van een Kaapverdisch arrest van 28 maart 2014 en dat de verdachte in Kaapverdië (zo kan uit de strafmaatoverwegingen van het gerechtshof worden afgeleid) veroordeeld is tot een gevangenisstraf van 19 jaar.
15. Het hof heeft met betrekking tot het verweer dat de verdachte reeds veroordeeld zou zijn voor hetzelfde feit als waarvoor de verdachte in deze zaak vervolgd is, overwogen dat het verwijt dat de verdachte in de onderhavige zaak wordt gemaakt, inhoudt dat de verdachte ‘in de periode van augustus 2006 tot augustus 2007 een aantal geldbedragen heeft overgedragen aan [betrokkene 3] , tevens in Nederland, en voorts dat de verdachte in de periode van februari 2009 tot april 2009 een grote hoeveelheid geld heeft verworven en voorhanden heeft gehad in een huis in Rotterdam’. Voor het hof staat vast dat de verdachte niet meer over dit geld kon beschikken na de overdracht c.q. inbeslagneming ‘en dat het aldus onmogelijk is dat ditzelfde geld vervolgens door de verdachte is geïnvesteerd in Kaapverdische (onroerende) goederen en bedrijven’. En het hof constateert dat ‘deze investeringen de grondslag voor de Kaapverdiaanse veroordeling wegens witwassen vormden’. Van gelijktijdigheid van gedragingen en een wezenlijke samenhang in het handelen en de schuld van de verdachte zou aldus naar het oordeel van het hof geen sprake zijn. Tegen deze argumentatie worden in het middel geen bezwaren ingebracht. Mij komt het voor dat het hof zijn beslissing om in strijd met het namens de verdachte uitdrukkelijk voorgedragen verweer geen toepassing te geven aan artikel 68 Sr aldus toereikend met redenen heeft omkleed.
16. In het middel wordt ook melding gemaakt van art. 14 IVBPR. En in de toelichting wordt nog verwezen naar rechtspraak van het EHRM (o.a. EHRM 10 februari 2009, Zolotukhin v. Rusland, appl. nr. 14939/03). Nu niet wordt betoogd dat en waarom een ander dan het wettelijk kader van toepassing zou zijn en dat zonder een dergelijke toelichting niet zonneklaar is, laat ik een bespreking van internationale rechtsinstrumenten die in verband met het ne bis in idem-beginsel van belang zijn achterwege.
17. De stellers van het middel merken vervolgens op dat het hof in het kader van de strafoplegging met betrekking tot art. 63 Sr verwijst naar HR 31 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9198, NJ 2009/176. Dat arrest houdt in dat een buitenlandse rechterlijke veroordeling waarbij de verdachte straf is opgelegd geen veroordeling als bedoeld in art. 63 Sr oplevert.2.De stellers betogen dat inmiddels gedacht wordt dat deze beslissing van de Hoge Raad weleens in strijd met de artikelen 12 en 18 EG-Verdrag zou kunnen zijn en verwijzen daarbij naar een voetnoot (11) bij de noot van Klip onder HR 10 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1648, NJ 2009/346. Klip betoogt daar dat het arrest van 31 maart 2009 onjuist zou zijn: ‘Immers valt niet in te zien waarom een EU-burger wel zou kunnen profiteren van in Nederland gewezen vonnissen, maar niet van die vonnissen gewezen elders in de Europese Unie. De artikelen 12 en 18 EG-verdrag laten een dergelijke discriminatie niet toe’.3.
18. Het hof heeft, voor zover voor de beoordeling van deze deelklacht van belang, het volgende overwogen:
‘Anders dan de verdediging (subsidiair) heeft verzocht, ziet het Hof geen aanleiding de straf op nihil te zetten gelet op de aan de verdachte in Kaapverdië opgelegde gevangenisstraf van 19 jaar.
De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat indien bij een buitenlandse rechterlijke beslissing aan de verdachte straf is opgelegd, die strafoplegging niet een veroordeling oplevert als bedoeld in artikel 63 Sr (ECLI:NL:HR:2009:BG9198).
In dit kader merkt het Hof voorts op dat door de verdediging onvoldoende concrete feiten en omstandigheden zijn aangevoerd met betrekking tot de lengte van de door de verdachte uiteindelijk netto uit te zitten straf, waardoor de effectieve duur van die straf niet kan worden ingeschat. Het hof ziet ook hierom geen redenen om met de Kaapverdiaanse veroordeling rekening te houden.’
19. De Republiek Kaapverdië maakt geen deel uit van de Europese Unie. Reeds op die grond faalt deze deelklacht.
20. De stellers van het middel betogen ten slotte dat in zaken als de onderhavige, waarin de buitenlandse rechter in het vonnis gebruik maakt van onderzoeksgegevens die zijn vergaard in een Nederlandse strafzaak, en de Nederlandse rechter in de Nederlandse strafzaak bij de strafoplegging geen rekening houdt met de door de buitenlandse rechter opgelegde straf, gehandeld wordt met het aan art. 68 Sr ten grondslag liggende beginsel van een behoorlijke procesorde. Zij verwijzen daarbij naar de uitspraak van Uw Raad inzake het alcoholslotprogramma (HR 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434, NJ 2015/256 m.nt. Keulen).
21. Deze deelklacht faalt naar het mij voorkomt reeds omdat Uw Raad in het bedoelde arrest spreekt over beginselen van een goede procesorde die (kunnen) meebrengen ‘dat een inbreuk op het beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit’ de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging tot gevolg heeft. Zoals eerder bleek heeft het hof in de onderhavige strafzaak vastgesteld dat en waarom deze vervolging geen tweede vervolging wegens hetzelfde feit betreft.
22. Het eerste middel faalt in al zijn onderdelen.
23. Het tweede middel klaagt dat het hof in het bewijs van de wetenschap van de criminele herkomst van geld heeft meegewogen dat medeverdachte [betrokkene 4] zich (als getuige) op zijn verschoningsrecht heeft beroepen en/of geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd. Het oordeel van het hof dat ‘mede op grond daarvan geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geld afkomstig is uit enig misdrijf en verdachte daarvan op de hoogte was’ zou van een onjuiste rechtsopvatting getuigen, althans zou de bewezenverklaring onvoldoende met redenen omkleed zijn. In het licht van de ter onderbouwing van het middel aangehaalde passage uit de nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 1, begrijp ik het middel zo dat het zich enkel keert tegen die bewezenverklaring.4.
24. Alvorens ik het middel bespreek, geef ik de bewijsmiddelen en de aan de bewezenverklaring van feit 1 gewijde bewijsoverwegingen van het hof weer. Voor de bewezenverklaring verwijs ik naar randnummer 5.
25. De bewezenverklaring van feit 1 berust (onder meer) op de volgende in de aanvulling op het verkort arrest opgenomen bewijsmiddelen:
‘1. Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 8 mei 2009 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op donderdag 23 april 2009 is door medewerkers van de politie de woning gelegen aan het perceel [A-straat 1] te Rotterdam voorafgaand aan de doorzoeking, de woning gecontroleerd op de aanwezigheid van personen.
De kamerdeur van ruimte 5 (kamer II) was afgesloten en werd tijdens de inspectie met geweld geopend.
Tijdens de doorzoeking - door de rechter-commissaris omstreeks 20:15 uur geopend - zijn in de kast in Ruimte 5, kamer II, twee manshoge kluizen aangetroffen. Deze kluizen leken gesloten. Op vrijdag 24 april 2009, omstreeks 02:10 is kluis II met geweld geopend.
Tijdens de doorzoeking zijn de volgende goederen aangetroffen en in beslag genomen:
Twee geldtelmachines.
In Kluis II zijn 7 oranje tassen en een grijze papieren tas met geldbundels en een losse bundel geld aangetroffen.
(…) (BFK: volgt beschrijving van de aangetroffen geldbedragen en de coupures waarin zij werden aangetroffen)
In totaal is er een geldbedrag aangetroffen van € 4.578.360.-
2.Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 24 april 2009 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de op 24 april 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene 5] :
Het huis aan het [A-straat 1] te Rotterdam heb ik gekocht in 2002. De laatste 1,5 jaar wordt het pand gehuurd door een vriend van mij. Dit is de heer [betrokkene 4] , hij betaalt mij € 1400,00 per maand.
3.Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 24 november 2009 (…). Dit proces—verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Blijkens de gemeentelijke basisadministratie stonden op 23 april 2009 de volgende personen ingeschreven op het adres [A-straat 1] te Rotterdam:
[betrokkene 5] , geboren [geboortedatum 1] 1973 te [geboorteplaats 1] ;
[betrokkene 6] , geboren [geboortedatum 2] 1974 te [geboorteplaats 2] ;
[betrokkene 7] geboren [geboortedatum 3] 2000 te [geboorteplaats 3] ;
[betrokkene 8] , geboren [geboortedatum 4] 2007 te [geboorteplaats 3] .
4. Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 24 november 2009 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Het inbeslaggenomen bedrag van EUR 4.578.360, 00 is tot op heden nog niet opgeëist.
5.Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 15 september 2009 (…). Dit proces- verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Deelnemers gesprekken
Het betreft:
[betrokkene 3] , geboren [geboortedatum 5] 1969 te [geboorteplaats 4] . Hij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als: [betrokkene 3] , [betrokkene 3] , [betrokkene 3] , [betrokkene 3]
[betrokkene 9] , geboren [geboortedatum 6] 1959 te [geboorteplaats 5] . Hij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als [betrokkene 9] , [betrokkene 9] , [betrokkene 9] , [betrokkene 9]
[verdachte] , geboren [geboortedatum 7] 1967 te [geboorteplaats 6] , Kaapverdië. Hij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als: [verdachte] , [verdachte] , [verdachte]
[betrokkene 1] , geboren [geboortedatum 8] 1981 te [geboorteplaats 4] . Zij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als: [betrokkene 1] , [betrokkene 1] , [betrokkene 1] , [betrokkene 1] , [betrokkene 1] , [betrokkene 1]
[betrokkene 2] , geboren [geboortedatum 9] 1978 te [geboorteplaats 4] . Zij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als: [betrokkene 2] , [betrokkene 2] , [betrokkene 2] , [betrokkene 2] , [betrokkene 2] .
[betrokkene 4] , geboren 23 mei 1970 te [geboorteplaats 1] . Hij wordt in de gesprekken aangesproken met of aangeduid als: [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] , [betrokkene 4] (YORON, in het Spaans geschreven als LLORON, is Papiamento voor "huilebalk")
NN- [betrokkene 10]
Betreft een Afrikaanse man, vermoedelijk genaamd: [betrokkene 10] , wonende in Nigeria of een ander West — Afrikaans land.
Hij maakt gebruik van het telecommunicatienummer:
+234 (Nigeria) [telefoonnummer]
Vrijdag 6 februari 2009
TA16-752
Te 13:25 belt [betrokkene 9] met [betrokkene 3]
J. (Hof begrijpt:. [betrokkene 9] ): hey [betrokkene 3] ., luister [verdachte] heeft gebeld. Hij verwacht daar ook papier, daar waar hij nu is.
TA16-766 te 17:08 belt [betrokkene 9] met [betrokkene 3]
J: [betrokkene 10] , want [verdachte] heeft mij ook gezegd dat hij stuk voor stuk wil doen en [betrokkene 10] heeft ook net gezegd dat hij stuk voor stuk wil doen. Ik vermoed dat zij morgen gaan beginnen met (over)maken, hou je telefoon open, ik ga je bellen.
Woensdag 11 februari 2009
TA16-935
Te 20:40 uur belt [betrokkene 3] (AM) met [betrokkene 9] (JW)
JW: Goed ... de man heeft mij gebeld, hij zei tegen mij dat "snee in het gezicht" papier bij elkaar brengt, zus en zo ... en … de ... hij wilt dat hij papier voor (van) drie brengt en .. zodat [verdachte] (fon.) morgenochtend twee kan geven .. .ik zei tegen hem dat ik niet denk dat het gaat lukken
AM. Ja . . het geeft niet, zeg hem dat hij maar datgene brengt wat hij gaat brengen .. dat [verdachte] hem dan beetje beetje (stukje stukje) geeft . . . het is niet erg .. als we maar zijn papieren in beslag (genomen)hebben, begrijp je?
JW: Hij wilt het niet beetje (bij) beetje (stukje stukje/ bij kleine beetjes) nemen
AM: Wat?
JW Hij komt bij mij .. hij neemt het. . wat hij bedoelt ntv werken .. die van hem moet aankomen en dan
AM: Ahhh
JW: "dam dam" (fon.) .. het ding gelijk ntv ... maar hij komt zo bij mij.
AM: Als [verdachte] alle papieren bij zich heeft, dan is het niet erg, [verdachte] kan hem dan gelijk drie geven. Hij hoeft dan niet bang te zijn, snap je? Kijk, wat [verdachte] ... waar [verdachte] bang van is … hij had het hier al tegen mij gezegd; hij wil beetje beetje gaan ... zoals zu ... wat er nu gaande is . dat hij niet op zijn papier .. op zijn geld moet wachten ..dus .. ze betalen hem .. hij geeft een beetje ...ze betalen hem. .hij geeft een beetje; begrijp je?
JW: Ja.. Okay dan. .. okay . Wel dan zeg ik hem dat het okay is
AM: Ja.. Goed okay.
JW: Maar we moeten ook met [verdachte] praten.
AM: Ja, we praten met [verdachte] als de we de papieren hebben, begrijp je?
Zaterdag 14 februari 2009
TA16-1100
Te 12:28 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door NNM-2000.
Na hallo zegt de nn-man dat hij het adres gaat sturen. (Engelse taal)
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek kiest de telefoon van [betrokkene 3] enkele zendmasten aan in de wijk Bijlmermeer te Amsterdam.
TA16-1125
Te 14:21 uur belt [betrokkene 3] (AM) met [betrokkene 9] (JW)
AM: Nee, ik kom net bij de mannen vandaan
JW: Heb je de mannen ontmoet (gevonden)?
AM: Ja, ik kom net bij hun vandaan .. 350.
TAI6-1133
Te 17:12 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 4] .
[betrokkene 3] bun nn-man en zegt dat hij er is. Oke, man komt er aan.( [betrokkene 4] )
TA16-1135
Te 17:27 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 4] .
[betrokkene 3] belt de nn-man en zegt dat deze naast die zwarte pickup moet parkeren en dan rechtdoor lopen naar de zwarte deur en daarna op [b-straat 1] moet bellen. is goed. (het hof begrijpt: [b-straat 1] )
Dinsdag 17 februari 2009
TA16-1261
Te 12:57 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 9] .
JW: Is de man nog niet klaar?
AM: Nee, man. De man is op een ... De vorige keer heeft hij mij 3 50 gegeven en hij zei tegen mij dat hij vandaag klaar zou zijn. Vandaag heeft hij 3 gegeven.
(..)
Ja, nu heeft hij mij weer 300 gegeven.
0902171400.OBS
Tijdens een observatie worden de volgende waarnemingen gedaan:
14:35 uur:
Een personenauto, merk Volkswagen Golf, kleur zwart, voorzien van kenteken [kenteken 1] , rijdt de parkeergarage binnen, gelegen onder het appartementencomplex [b-straat 1] , aan het [b-straat 1] te Rotterdam.
TA16-1281
Te 16:16 uur ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van [betrokkene 4] :
Ik ben er over een half uur
16:40 uur:
NNman, gekleed in een donkere jas, loopt naar het appartementencomplex [b-straat 1] . NNman heeft geen hoofdhaar en heeft een lichtgetinte huidskleur.
Opmerking verbalisant:
Deze man kon later worden geïdentificeerd als [verdachte] .
16:45 uur:
Op het parkeerterrein voor het appartementencomplex [b-straat 1] parkeert een Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 2] . De bestuurder stapt uit en loopt in de richting van het portiek dat toegang geeft tot onder meer het appartement [b-straat 1] te Rotterdam. De Passat staat op naam van [betrokkene 4] .
17:08 uur
De bestuurder van de Passat komt uit de richting van het portiek [b-straat 1] te Rotterdam gelopen. Hij stapt weer in als bestuurder van de Passat. De Passat rijdt weg.
17:14 uur:
De Passat rijdt [c-straat 1] te Rotterdam in en is even uit beeld. Een roldeur van een parkeerkelder, gesitueerd ter hoogte van pand [c-straat 1] , wordt juist gesloten, verder te noemen parkeerkelder.
17:22 uur
De Passat met dezelfde bestuurder komt uit de parkeerkelder - gelegen onder de appartementen [A-straat 1] te Rotterdam - gereden en rijdt weg.
17:32 uur
De bestuurder van de Passat wordt herkend als [betrokkene 4] .
Donderdag 19 februari 2009
TA16-1344
Te 10:27 uur belt [betrokkene 3] met NNM-2000
[betrokkene 3] gaat nu rijden. Ze spreken af over 45 minuten.
TA16-1345
Tg 10:35 uur ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NN [betrokkene 10] :
Bro pls don't hassle the boy, he is just doing me a favour, he doesn't know anything.
Vertaald:
Bro maakt geen ruzie met de jongen/maak het de jongen niet moeilijk alsjeblieft, hij bewijst mij alleen maar een dienst, hij weet niets
TA16-1354
Te 11:22 uur belt [betrokkene 3] met NNM-2000
[betrokkene 3] bun nn-man en vraagt of deze bij de deur komt. Bij de lift zegt [betrokkene 3] nog. oke.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek kiest de telefoon van [betrokkene 3] enkele zendmasten aan in de omgeving van Kikkenstein, Amsterdam-Bijlmermeer
TA16-1396
Te 22:05 wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 4]
A: ... twintig minuten, .... Nee, beter bij haar thuis daarboven staat (fon).
.. (ntv) ... beter.
N: Oke, is goed, bij jou toch.
A: Ja, over twintig minuten zo, twintig minuten half uurtje
TA01-12347
Te 22:33 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 1] .
AM: [verdachte] en [betrokkene 4] komen zo daarnaartoe. Vang ze op en daarna moet je mij in Den Haag af zetten.
NB: terwijl AM dit zegt gaat de deurbel bij JS. Zij zijn er al, zegt JS. Zeg dat ik onderweg ben, zegt AM.
Maandag 23 februari 2009
TA16-1603
Te 14:59 wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 9]
AM: ik zei die man is daar met 4 grote, snap je. Dan nemen zij vij .... die grote kamer van [verdachte] in zijn geheel over.
AM: vanzelfsprekend ben ik hier. Kijk, als het zover is .. ben ik hier met hun ..... met hun 2 .. en jij met 2 daar. Wat dacht je. Vanzelfsprekend hoor.
JW: gezamenlijke wisseling toch
AM: uiteraard
Dinsdag 24 februari 2009
TA16-1702
Te 09:43 uur ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NNM-2000:
pls come and take the 400 book becouse i want to go somewhere Thanks.
Kom alsjeblieft het 400 boek halen want ik wil ergens heen. Bedankt
TA16-1722
Te 11:16 UUR belt [betrokkene 3] met NNM-2000.
[betrokkene 3] zegt haast te hebben en er over een half uur te zijn en vraagt of NN het kan tellen, alles bij elkaar kan doen en het dan naar beneden brengt, omdat hij geen tijd heeft het te controleren en NN vertrouwt. [betrokkene 3] zegt: het is toch 400? NN bevestigt dat.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek kiest de telefoon van [betrokkene 3] zendmasten aan die er op duiden dat hij op de A-4 richting Amsterdam rijdt.
Te 11:51 UUR belt [betrokkene 3] met NNM-2000.
[betrokkene 3] staat voor.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 3] een zendmast aan in de omgeving van Kikkenstein, Amsterdam-Bijlmermeer.
TA16-1735
Te 13:32 UUR belt [betrokkene 3] met [betrokkene 9]
JW Ben je niet klaar gekomen?
AM: Ja. Vierhonderd .. alleen vierhonderd
TA16-1755
Te 16:11 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door NNM-2000.
NN5102 zegt dat hij verondersteld wordt Anthony iets te geven en vraagt of Anthony in de buurt van zijn stad is.
[betrokkene 3] was vanmorgen daar, in Amsterdam en is nu terug in Rotterdam.
NN5102 moet dan maar naar de stad van [betrokkene 3] komen.
NN5102 komt met de trein en laat weten als hij in de buurt is. [betrokkene 3] haalt hem wel op bij CS, aan de achterkant.
TA16-1756
Te 16:12 uur ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NN [betrokkene 10]
Bro the balance of 430. Wil be giving to u today.
Bro de resterende 430. wordt vandaag aan je gegeven.
TA16-1762
Te 18:51 uur belt [betrokkene 3] met NNM-2000
[betrokkene 3] vraagt of NN5102 aan de achterkant is. Ja, zegt deze. Hij moet wachten bij de telefooncel.
[betrokkene 3] komt eraan.
TA16-1769
Te 20:09 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 4]
NN zegt we komen zo bij jou hoor. Ok, zegt [betrokkene 3]
Tijdens een observatie worden de volgende waarnemingen gedaan:
20:35 uur:
De Mercedes [kenteken 3] , in gebruik bij [verdachte] , wordt geparkeerd op het [b-straat 1] te Rotterdam. Twee donker gekleurde mannen die beiden een schoudertas dragen stappen uit en gaan het portiek van woontoren [b-straat 1] binnen;
21:35 uur:
Beide eerdergenoemde mannen komen uit eerder genoemd portiek…
21:36 uur:
Beide mannen, van wie één vermoedelijk [betrokkene 4] is, stappen in de genoemde Mercedes
Woensdag 25 februari 2009
Te 09:53 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 9] .
A: Ik was aan het bellen .. Want die man heeft alleen maar 85 gebracht
J: Hoeveel?
A: 85 euro
J: Ik dacht dat jij tegen mij gezegd heb dat die man 400 gebracht heeft, daarna
A: Nee, hij heeft 400 gebracht.... Ik ben het zelf gaan halen, dat ben ik zelf gaan halen.
J : Aha
A: En ’ s avonds zou die man de restant brengen om de balans te completeren, maar hij heeft maar 85 gebracht
Vrijdag 27 februari 2009
TA 16-1928
Te 10:08 uur belt [betrokkene 3] met NNM-2000.
[betrokkene 3] zegt dat hij een half uur te laat is. Is er over ongeveer een half uur.
Is goed.
TA16-1930
Te 10:47 uur belt [betrokkene 3] met NNM-2000.
[betrokkene 3] zegt dat hij er is en dat hij voor staat.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 3] een zendmast aan op de Karspeldreef te Amsterdam-Bijlmermeer.
TA16-1932
Te 11:03 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 4] .
[betrokkene 3] zegt nu uit Amsterdam te vertrekken en is er over drie kwartier. NNm zegt dat het okay is.
TAl6-1933
Te 11:52 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 9] .
AM: Ja ja ja . .ik ga nu weg uit Amsterdam
JW: Ahh okay, dus ze zijn klaar gekomen (afgehandeld)?
AM: Ze zijn klaar gekomen met "drie vijfenveertig" (345)
TA01-13064
Te 13:55 belt [betrokkene 3] met [betrokkene 2]
[betrokkene 3] : koop een nieuw ding om te praten. Zodat ik het heb.
Want jij moet enkele dingen voor mij regelen. Ga eentje kopen.
[betrokkene 2] : Is goed dan.
Tijdens een observatie worden de volgende waarnemingen gedaan:
13:35 uur :
De BMW X6, kenteken [kenteken 4] , in gebruik bij [betrokkene 3] rijdt over het [b-straat 1] te Rotterdam in de richting van het appartementencomplex [b-straat 1] naast Hotel New York.
14:03 uur :
Een Volkswagen Passat, kenteken [kenteken 2] wordt geparkeerd op het [b-straat 1] te Rotterdam.
Een negroïde man met gevlochten haar stapt uit en loopt in de richting van [b-straat 1] .
Opmerking verbalisant:
Bovengenoemde persoon kon later worden geïdentificeerd als [betrokkene 4] .
14 :16 uur:
[betrokkene 4] loopt vanuit de richting van [b-straat 1] terug naar de auto [kenteken 2] .
Hij legt iets achterin de auto, stapt in en rijdt weg.
14:35 uur :
De auto [kenteken 2] staat geparkeerd in een parkeergarage aan de [c-straat 1] in het vak DWV55
14:50 uur :
Het genoemde parkeervak DWV55 blijkt te behoren bij de appartementen [A-straat 1] te Rotterdam.
Dinsdag 3 maart 2009
TA16-2111
Te 20:31 uur ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NN [betrokkene 10] :
653 is ready by efe
TA16-2112
[betrokkene 3] antwoordt te 20:33 uur:
Yes he go tex me the address
TA16-2113
Te 20:44 ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NN [betrokkene 10] :
Gein station
TA16-2114
Meteen daarna (zelfde tijd) ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van NN- [betrokkene 10] :
Ok, hopefull we do 5 or 1 moro, working on it. When can panc start gvin pls
Vertaald:
Oke hopelijk doen we 5 of 1 meer/morgen. Ben ermee bezig. Wanneer kan panc gaan geven alsjeblieft.
TA16-2118
Te 21:02 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door NNM-5102.
NNM5102 vraagt of [betrokkene 3] het kan vinden.. [betrokkene 3] is er over 6 minuten.
Opmerking verbalisant: Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 3] een zendmast aan op de Bijlmerdreef te Amsterdam-Bijlmermeer. Tijdens de daaropvolgende gesprekken betreft het een zendmast in de directe omgeving van metrostation Gein.
TA16-2121
Te 21;31 wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 4]
[betrokkene 3] is onderweg terug en is er over een half uurtje. [betrokkene 3] vraagt of [betrokkene 4] ook met die andere man kan komen want [betrokkene 3] wil met hem praten. [betrokkene 4] zegt ok..
TA16-2122
Te 22:01 wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 9] :
A: Ja, ja ja! Ik ga nu [verdachte] treffen. Want 653, maar ik heb het nog niet nagekeken. Want is niet eens een half uur geleden dat hij het mij overhandigd heeft. Ik ben op de weg nu, onderweg.
TA19-502
Te 22:13 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 1]
[betrokkene 3] zegt dat hij daar bijna is en alles in de auto heeft achtergelaten, en niet naar binnen kan. [betrokkene 3] zegt dat [betrokkene 1] de deur moet komen openen en dat [betrokkene 2] er ook aan komt, voor als zij morgen naar haar toe komt. [betrokkene 1] vraagt waar zij naar beneden moet komen. [betrokkene 3] zegt dat zij de garage moet openen en dat hij nu bij Sparta rijdt.
TA19-505
Te 22:21 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 1]
[betrokkene 3] : Ja, zoals ik toch tegen jou gezegd heb dat ik er morgen toch niet ben. Zij moet gaan en zij moet naar jou toe komen. Dat heb ik vandaag toch tegen jou gezegd. Ik heb geen andere plek waar zij naar toe kan gaan, voor waar zij naar toe moet komen om de "drop off" te doen. Snap je? Ze zou de "drop off" bij jou komen doen.
[betrokkene 1] : Ah
[betrokkene 3] : en dan komen (zij) naar jou toe.
[betrokkene 1] : Ah, is goed. Ik moet toch gewoon open doen? Jij moet toch naar boven komen?
[betrokkene 3] : ja, vanzelf toch.
[betrokkene 1] vraagt [betrokkene 3] te bellen als hij nog een minuut moet. [betrokkene 3] zegt dat hij haar belt als hij bij de verkeerslichten van de Erasmusbrug is.
Donderdag 5 maart 2009
TA17-1525
Te 12:31 uur wordt [betrokkene 1] gebeld door [betrokkene 9]
JA: Snap je? Want als [verdachte] het gaat overhandigen dan komen de papieren. Zeg tegen [verdachte] dat als hij hier iemand heeft, dan krijgt hij vandaag alle papieren… Maar als hij hier een man heeft dan krijgt hij vandaag alle papieren. Weet je.
JO (het hof begrijpt: [betrokkene 1] ): Als hij daar een man heeft, ja …
JA: Als [verdachte] hier iemand heeft om de papieren aan te nemen, dan krijgt hij alle papieren nu, nu gelijk. Binnen een uur.
JO: Oke.
JA: Maar doordat de mensen verzamelen, verzamelen ... Daardoor laat het lang op zich wachten. Maar de mensen ... hun bus gaat in beweging komen. En als hun bus in beweging komt dan zijn wij de tas/zak en de .. ntv .. kwijt.
TA17-1551
Te 17:36 uur wordt [betrokkene 1] gebeld door [betrokkene 3] vanuit Colombia
AM. bel [betrokkene 4] van [verdachte] en zeg dat hij langs die mensen moet gaan om het adres achter te laten, om dat ding te laten weggaan. Dat de vrachtwagen weggaat.
Zaterdag 7 maart 2009
TA35-105
Te 15:41 wordt [betrokkene 2] gebeld door NNM-5102. NN vraagt of [betrokkene 2] langskomt. [betrokkene 2] zegt er in een uur te zijn.
TA35-111
Te 16:50 belt [betrokkene 2] met NNM-5102
[betrokkene 2] zegt er over 5 minuten te zijn. NNM vraagt: het treinstation? Dat kan, zegt [betrokkene 2] ; ze kan naar het station komen, maar ook naar de straat.
NN vraagt haar naar de straat te komen. Dat is goed.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 2] een zendmast aan nabij het knooppunt Holendrecht te Amsterdam.
TA35-113
Te 17:06 uur belt [betrokkene 2] met [betrokkene 3] in Colombia.
S: Hey, ik ga nu terug.
A: Hoeveel hebben die mensen jou gegeven?
S: Zes tien (6 10).
TA17-1680
Te 17:13 belt [betrokkene 1] met [betrokkene 3] in Colombia
AM: ik had lange tijd geen bereik hier. Dat ding is onderweg naar jou toe: 610. Morgen komt hij met de rest. Dat is 30: 25 .... 5 voor [betrokkene 2] . Dan moet je mij geven 610 minus 30 = 580. Denk eraan om de lijst bij te houden. De lijst met inkomsten en de lijst met uitgaven: je ontvangt 610 en hoeveel je uitgeeft, goed.
Goed, akkoord
TA17-1684
Te 17:44 stuurt [betrokkene 2] een tekstbericht aan [betrokkene 1]
Ik ben om 18:30 bij jou
TA35-118
Te 19:18 wordt [betrokkene 2] gebeld door [betrokkene 3] vanuit Colombia
A: Ben je gereed?
S: Ik ben aan het tellen.
A. Ik kijk of jij gereed bent, of je goed gearriveerd bent. Je moet mij toch bellen en zeggen dat jij goed bent aangekomen.
S: Nee, ik ben er allang.
TA35-120
Te 19:43 belt [betrokkene 2] met NNM-5201
S: We hebben het nog een keer gedaan ... en er zaten twee “papers" van 500 op elkaar, maar ik mis nog steeds 1000 ["I'm still missing one thousand'].
N: Onmogelijk.
S.. En ik heb . . . ik heb alles door de machine gedaan . . . net!
TAI7-1688
Te 20:05 belt [betrokkene 1] met [betrokkene 3] in Colombia
J: ik moet hun toch gelijk bellen, zodat zij het komen halen?
A: [verdachte] . [verdachte] moet jij eerst bellen.
J: En. wat moet ik met die 14 doen, het gewoon bewaren?
A: Ja, het bewaren. Is [betrokkene 2] al vertrokken?
J : ja.
A: goed, bel [betrokkene 4] eerst en laat [betrokkene 4] hetgeen komen halen wat hij moet halen.
TA17-1694 (…)
Te 21:06 wordt [betrokkene 1] gebeld door [betrokkene 9]
JA. Heb jij van [betrokkene 2] gehoord? Van [betrokkene 1] ?
JO: Ja, ja
JA: heeft zij jou gezegd welk kamernummer zij heeft?
JO: zes nul negen
JA: Ik dacht dat het kamernummer zeshondertien zou zijn
JO: Nee. Want zij konden dat nummer niet krijgen.
JA. Nee, het is goed. Het is goed. Want zes nul negen (609) daarvan is de kamer ook goed, maar alleen heeft zij twee gesplitste kamers. Zes nul tien is een compleet grote kamer, maar het is goed. Want ik denk dat ze morgen misschien van kamer gaan wisselen.
TA17-1695
Te 21:24 uur belt [betrokkene 1] met [betrokkene 4]
NN zegt in tien minuten bij [betrokkene 1] te kunnen zijn.
Maandag 16 maart 2009
TA16-2241
Te 20:40 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door NNM-5102.
NN5102 nodig [betrokkene 3] uit bij hem thuis te komen eten vanavond [‘dinner’]. [betrokkene 3] vraagt of hij morgen voor het ontbijt ['breakfast'] kan komen.
Dinsdag 17 maart 2009
TA 16-2253
Te 12:51 wordt [betrokkene 3] gebeld door NNM-5102
[betrokkene 3] legt uit waar hij is. [betrokkene 3] komt naar het station en zegt dat NN5102 daar op hem moet wachten.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 3] een zendmast aan nabij de Soesterberghof te Amsterdam Zuid-Oost. Dit is een zijstraat van de eerder door NNM-5102 genoemde straat te Amsterdam.
TA16-2250
Te 12:35 uur belt [betrokkene 3] met NNM-5102
[betrokkene 3] wil straatnaam voor de TOMTOM, anders kan hij het niet vinden. Ze spreken af in de Willekopstraat in Amsterdam.
TA16-2254
Te 13:02 stuurt [betrokkene 3] een tekstbericht aan [betrokkene 9] :
Vertaald: 496 ik ga nu kijken of het klopt ga naar [betrokkene 10] voor de rest.
TA40-11
Te 14:16 belt [betrokkene 3] met [betrokkene 2]
[betrokkene 3] zegt [betrokkene 2] om even naar boven te komen en om de rekenmachine mee te nemen.
Tijdens een observatie wordt de volgende waarneming gedaan:
14:55 uur:
Een personenauto in gebruik bij [betrokkene 2] rijdt de parkeergarage binnen, gelegen onder het appartementencomplex [b-straat 1] aan het [b-straat 1] te Rotterdam.
16:24 uur
De grijze Volkswagen Passat in gebruik bij [betrokkene 4] rijdt de parkeergarage in behorende bij [A-straat 1] en parkeert in het vak DWV55.
TA40-17
Te 19:05 wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 1]
zegt dat [betrokkene 4] een bericht heeft gestuurd waarin staat dat hij anderhalf teveel heeft gekregen.
Donderdag 19 maart 2009
TA16-2314
Te 11:52 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 9]
J: Hoe is het met de man afgelopen? Van [betrokkene 10] .
A.: nee, nee, nee . . . Hij heeft mij gezegd dat het eten nog niet klaar is. Snap je?
J: Ik ga [betrokkene 10] bellen om te vragen hoe laat het klaar is.
A: Want ik heb hem gebeld om te vragen of het eten klaar zou zijn voor de lunch. Hij zei tegen mij dat het nog niet klaar was. Hij zou mij bellen als het eten klaar zou zijn. Snap je?
TA16-2324
Te 17:36 belt [betrokkene 3] met NNM-5102
NN Man zegt dat het probleem is dat er geen voedsel is in de supermarkt.
[betrokkene 3] vraagt of er wel voor morgen iets is voor de lunch. NN Man zegt: Ja dat is wat ik probeer, ik probeer hen te pushen weet je, zij moeten de ingrediënten halen, weet je wat ik bedoel?” [betrokkene 3] zegt: ‘Ja, ja want de mensen hebben honger weet je? de mensen bellen me steeds ieder half uur ieder uur weet je"
Vrijdag 20 maart 2009
TA40-54
Te 15:07 belt [betrokkene 3] met [betrokkene 2]
[betrokkene 3] zegt dat het eten klaar is. [betrokkene 2] vraagt of het op dezelfde plaats is. [betrokkene 3] zegt ja, dat [betrokkene 2] hem/haar moet bellen en dat het net als de vorige keer is, hetzelfde restaurant.
TA41-24
Te 16:25 wordt [betrokkene 2] gebeld door NNM-5102
Na begroeting zegt NN5102 dat hij [betrokkene 2] niet heeft gezien en vraagt waar ze is. [betrokkene 2] zegt nu de straat in te komen.
Opmerking verbalisant :
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 2] een zendmast aan op de Soesterberghof te Amsterdam Zuid-Oost.
TA40-64 Te 16:36 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 2]
zegt dat ze terug komt
[betrokkene 3] vraagt hoeveel het eten kost
[betrokkene 2] zegt vier drie en dertig en zeventig
[betrokkene 3] zegt dat het goed is.
TA16-2362
Te 21:21 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 1]
[betrokkene 3] : is dinges al vertrokken? [betrokkene 4]
[betrokkene 1] : Ja, we komen 5 tekort
[betrokkene 1] : Er is vijfhonderd te weinig. Ik heb op het pakket geschreven 43 en/met 70
Dinsdag 24 maart 2009
TA16-2448
Te 16:00 uur belt [betrokkene 3] met NNM-5102
[betrokkene 3] vraagt hoe het met de keuken gaat. NN Man zegt dat hij nog steeds in de keuken is en probeert om wat lekker eten voor [betrokkene 3] te koken, NN Man probeert de ingrediënten te krijgen. [betrokkene 3] vraagt of hij NN Man vandaag kan zien. NN Man denkt vandaag niet, hij denkt dat hij vandaag naar de supermarkt moet. [betrokkene 3] zegt dat hij gek wordt van die andere mensen, die bellen hem steeds. NN Man zegt dat [betrokkene 3] maar moet zeggen dat ZIJ geduld moeten hebben want het eten is nog niet klaar. [betrokkene 3] zegt dat dit niet de afspraak was.
Vrijdag 27 maart 2009
TA40-182
Te 12:36 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 1]
zegt dat [betrokkene 4] aan het bellen is en dat hij pissig wordt. [betrokkene 1] vraagt wat ze tegen hem moet zeggen. [betrokkene 3] zegt dat [betrokkene 1] tegen hem moet zeggen dat [betrokkene 3] de man bij wie hij het ding op moet halen sinds gisteren belt maar dat hij de telefoon niet opneemt. [betrokkene 3] zegt om tegen hem te zeggen dat [betrokkene 9] nu naar de man zelf in NIGERIA gaat om druk uit te oefenen om dat ding vandaag af te ronden.
Dinsdag 31 maart 2009
TA41-89
Te 10:04 uur stuurt [betrokkene 2] een tekstbericht aan NNM-5102:
I am on my way
Tijdens een observatie worden de volgende waarnemingen gedaan.
10.50
uur: De Chevrolet van [betrokkene 2] rijdt de Schoonhovendreef te Amsterdam op, stopt ter hoogte van de Tolkamerstraat. De bestuurster wordt herkend als zijnde [betrokkene 2] . Een negroïde man stapt uit aan de bijrijderszijde en de auto rijdt verder.
TA40-301
Te 10:46 uur wordt [betrokkene 3] gebe1d door [betrokkene 2]
S: hey, ik ben onderweg terug
A: Hoeveel euro dan?
S: Drie tweeënveertig en een half.
TA40-302
Te 10:57 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 1]
: [betrokkene 2] komt naar mij toe. Moet ik [betrokkene 4] gelijk bellen?
[betrokkene 3] : Nee, ik ben er. Als ik er ben ga jij [betrokkene 4] bellen.
TA40-306
Te 12:57 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 4] .
AM heeft al wat voor [betrokkene 4] . Die meisjes zijn bezig aan het optellen en ze komen zo die kant op. Dan belt hij [betrokkene 4]
TA40-306
Te 12:57 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 1]
[betrokkene 3] : Hoeveel is het?
[betrokkene 1] : 342 vierhonderd
[betrokkene 3] : Zet drie tweeënveertig
(…)
[betrokkene 3] : Zet dan drie dertig voor hen
[betrokkene 1] : er blijft dan twaalf vier voor jou.
TA43-7
Te 13:45 belt [betrokkene 1] met [betrokkene 4]
zegt ik rij naar jou.
Donderdag 2 april 2009
TA41-109
Te 14:41 uur wordt [betrokkene 2] gebeld door NNM-5102
NN Man vraagt of [betrokkene 2] kan komen voor de lunch
TA41-114
Te 15:4.4 uur belt [betrokkene 2] met NNM-5102
NN Man zegt hallo. [betrokkene 2] zegt: hoi okay, ik zal het hier proberen.
Opmerking verbalisant: Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 2] een zendmast aan nabij knooppunt Holendrecht te Amsterdam Zuidoost.
TA40-367
Te 15:52 uur belt [betrokkene 2] met [betrokkene 3]
[betrokkene 2] zegt dat onderweg terug is.
A: Hoeveel
S: Twee drie twee
TA40-371
Te 18:01 belt [betrokkene 3] met [betrokkene 2]
zegt dat ze voor de deur staat. [betrokkene 2] zegt dat zij [betrokkene 1] een sms gestuurd heeft.
TA40-377
Te 22:48 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 4]
zegt dat hij zo gaat vertrekken. [betrokkene 3] zegt dat 'zij' al slaapt. [betrokkene 4] zegt dan morgenochtend te gaan. [betrokkene 3] zegt dat het al klaar ligt.
Maandag 6 april 2009
TA41-147
Te 20:48 uur wordt [betrokkene 2] gebeld door NNM-5102.
NN5195 vraagt of [betrokkene 2] weet wat ze moet doen. [betrokkene 2] moet rijden alsof ze er uit komt. En dan ontmoeten we elkaar op de weg, vraagt [betrokkene 2] . Ja, NN5195 zal bij de telefooncel staan.
Opmerking verbalisant:
Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 2] een zendmast aan nabij Metrostation Gein te Amsterdam-Zuidoost.
TA40-459
Te 20:52 uur wordt [betrokkene 3] gebeld door [betrokkene 2]
S: ik ben onderweg terug.
A: Hoeveel?
S: Eén negen acht
TA38-351
Te 20:53 uur wordt [betrokkene 1] gebeld door [betrokkene 2]
zegt over een uur bij [betrokkene 1] te zijn
TA43-18
Te 22:16 uur belt [betrokkene 1] met [betrokkene 4]
Na begroeting zegt [betrokkene 4] dat hij naar [betrokkene 1] kan komen.
Donderdag 9 april 2009
TA41-171
Te 16:16 wordt [betrokkene 2] gebeld door [betrokkene 3] vanaf Bonaire
[betrokkene 3] vraagt aan [betrokkene 2] of ze de kok gebeld heeft. [betrokkene 2] zegt dat ze hem 2 uur geleden gebeld heeft; [betrokkene 2] zegt dat hij gezegd heeft dat [betrokkene 2] even moest wachten. [betrokkene 2] zegt dat hij zo meteen terug zou bellen. [betrokkene 2] zegt dat ze hem om 5 uur weer gaat bellen.
[betrokkene 3] zegt dat [betrokkene 2] hem moet bellen en zeggen, dat er al veel dagen verstreken zijn. [betrokkene 3] zegt dat hij [betrokkene 10] weer gaat bellen en wat druk op hem gaat oefenen.
Woensdag 15 april 2009
TA43-54
Te 12:31 uur wordt [betrokkene 2] gebeld door [betrokkene 4]
zegt dat hij die documenten moet beginnen voor te schieten, want dit duurt te lang. [betrokkene 2] zegt dat hij heeft gezegd dat er nog niks binnen is.
TA002AR-45
Te 16:42 uur belt [betrokkene 3] vanaf Aruba met [betrokkene 2]
NN Vrouw (het hof begrijpt: [betrokkene 2] ): Nu wel
[betrokkene 3] : geef kosa (dingen- in plaats van naam van een persoon) 200 dan en bel thuis en geef 26 [betrokkene 11] (fon.) en neem van jou laat 1000 in de keukenla voor [betrokkene 1] (hof begrijpt ' [betrokkene 1] ' = [betrokkene 1] ). Je brengt 26 naar huis. Den Haag.
: jij bent er niet, zij is er niet vandaag dus ik neem 1%. [betrokkene 3] : pak 1500 dan
TA43-59
Te 18:52 uur stuurt [betrokkene 2] een tekstbericht aan [betrokkene 4]
Hallo. Je bij me komen? Nu?
TA43-65
Te 19:48 uur wordt [betrokkene 2] gebeld door [betrokkene 4]
vraagt of [betrokkene 2] daar is.
Nog niet, zegt ze. [betrokkene 2] zegt doe maar 20 minuten.
Maandag 20 april 2009
TA002AR-67
Te 13:18 uur wordt [betrokkene 3] op Aruba gebeld door [betrokkene 2] (NN)
NN: Ik was met [betrokkene 12] (fon.) aan het praten en hij vroeg aan mij of ik vandaag DAAR ging en ik antwoordde van wel en hij zei om 20 aan zijn vader te geven. Ik zei tegen hem dat ik eerst aan jou moest vragen.
AN : Zeg tegen hem dat wij niet veel hebben gekregen
NN: Dat heb ik ook tegen hem gezegd, dat wat wij gekregen hebben niks is.
NN.: Hij moet wel gaan wachten want ik moet eerst zijn vader bellen, zodat hij kan komen en ik heb die DING niet meer. IK heb het al daar boven bewaard.
Woensdag 22 april 2009
TA49-16
Te 16:01 wordt [betrokkene 2] gebeld door NNM-5102
NNM nodigt [betrokkene 2] uit voor "lunch". [betrokkene 2] zegt dat zij voor "dinner" komt in verband met het verkeer.
TA49-47
Te 19:40 uur stuurt [betrokkene 2] een tekstbericht naar NNM-5102
[betrokkene 2] staat buiten
Opmerking verbalisant: Tijdens dit gesprek straalt de telefoon van [betrokkene 2] een zendmast aan nabij de Meiberg te Amsterdam Zuidoost.
TA40-586
Te 21:17 uur belt [betrokkene 3] met [betrokkene 2]
[betrokkene 3] vraagt [betrokkene 2] wat de man aan [betrokkene 2] gegeven heeft. [betrokkene 2] zegt dat het 335 is. [betrokkene 3] zegt tegen [betrokkene 2] om het naar BOVEN te brengen. [betrokkene 3] zegt dat [betrokkene 2] hem moet bellen als ze boven is en dan zal [betrokkene 3] tegen boven zeggen wat ze tegen [betrokkene 4] moet zeggen dat hij moet komen halen.
TA40-591
Te 21:37 ontvangt [betrokkene 3] een tekstbericht van [betrokkene 2]
Ik neem 2,5 mee.
TA40-601.
Te 23:02 belt [betrokkene 3] met [betrokkene 1]
[betrokkene 3] : laat dat van [betrokkene 4] tot morgenochtend. Ik laat je weten wat je voor hem achter moet laten.
TA43-97
Te 23:40 stuurt [betrokkene 1] een tekstbericht aan [betrokkene 4] :
Morgenmiddag
Donderdag 23 april 2009
TA40-633
Te 16:09 belt [betrokkene 3] met [verdachte]
zegt dat hij nog steeds op hem zit te wachten
[betrokkene 3] : hoe laat kom je langs?
[verdachte] zegt 20 minuten.
Tijdens een observatie wordt waargenomen:
16:55 Op het parkeerterrein van het appartementencomplex [b-straat 1] waarin de woning [b-straat 1] te Rotterdam is gesitueerd, staat geparkeerd een Volkswagen Beatle.
17:05 uur:
[betrokkene 4] en [verdachte] komen uit de richting gelopen van het portiek welk onder meer toegang geeft tot perceel [b-straat 1] te Rotterdam. [betrokkene 4] draagt een zwarte tas. [betrokkene 4] en [verdachte] stappen in de Beatle. [betrokkene 4] rijdt weg als bestuurder in de richting van de Erasmusbrug in Rotterdam.
17:11 uur: De Beatle rijdt een roldeur binnen van een parkeerkelder. De parkeerkelder is gelegen onder de appartementen [A-straat 1] te Rotterdam.
17:13 uur: [betrokkene 4] en [verdachte] lopen het portiek binnen. [betrokkene 4] opent de deur van perceel 505. Beiden gaan naar binnen waarna de deur wordt gesloten.
17:17 [betrokkene 4] verlaat het pand, gevolgd door [verdachte] . [betrokkene 4] sluit de deur af met een sleutel.
Opmerking verbalisant: op 23 april 2009 vond een doorzoeking plaats van perceel [A-straat 1] te Rotterdam. Tijdens de doorzoeking werd in het pand een geldbedrag van 4.578.360 euro in beslag genomen.
6. Een proces-verbaal van verhoor van het KLPD, DNR, d.d. 8 september 2009 (…). Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als de op 8 september 2009 afgelegde verklaring van de medeverdachte [betrokkene 1] :
Ik woon op het adres [b-straat 1] te Rotterdam. Deze woning wordt gehuurd door [betrokkene 3] (het hof begrijpt: [betrokkene 3] ). [betrokkene 3] is bijna elke dag bij mij.
7. Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 24 november 2009 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Bij doorzoeking van de woning van de verdachte [betrokkene 1] aan het [b-straat 1] te Rotterdam werd een geldtelmachine gevonden.
8. Een proces-verbaal van het KLPD, DNR, d.d. 17 september 2009 (…). Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op dinsdag 8 september 2009 vond er een doorzoeking ter inbeslagneming plaats onder leiding van de rechter-commissaris Mr. Kalk in de woning [b-straat 1] te Rotterdam. Tijdens de doorzoeking werd een gesloten boek met de titel "menselijke anatomie voor kunstenaars" in de vensterbank van de woonkamer aangetroffen. Bij onderzoek aan dit boek werden op diverse pagina's notitiebriefjes aangetroffen waarop onder meer met de hand geschreven namen en berekeningen stonden vermeld.
(BFK: de bewijsmiddelen 9 t/m 11 behelzen handgeschreven briefjes met getallen en berekeningen).
12.Een ander geschrift, te weten een tapgesprek d.d. 4 mei 2009 om 13:46 uur, (…). Dit geschrift houdt in - zakelijk weergegeven -:
[betrokkene 1] wgd [betrokkene 3]
A: Hey? Zet het in S0SA2S0SA LIVE.NL
A: En je zet alles, wat hij/zij ingeleverd heeft bovenaan, zoals wij het toch berekend hebben.
J: 5 6 5
A: 5 6 5 van de 50.. en hoeveel hij/zij zus en zo tot nu toe is blijven geven. In details.
A: Goed? Zet het. Dan zeg ik tegen [betrokkene 12] dat hij er in moet kijken. Vanaf het begin tot wat hij/zij tot nu toe gegeven heeft. Zet het zoals ik jou heb uitgelegd. In honderd gulden en 1000 euro.
J: zoals de kleine toch?
A: Ja, de klein ja. Stuur het van [betrokkene 12] .
13. Een ander geschrift, te weten een e-mailbericht d.d. 4 mei 2009 (…). Dit geschrift houdt in - zakelijk weergegeven-:
(BFK: een bericht van [e-mailadres 1] to [e-mailadres 2], houdende een weergave van getallen en data).
14.Een proces-verbaal van de raadsheercommissaris belast met strafzaken bij dit gerechtshof, d.d. 27 juli 2016. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als verklaring van de verdachte [verdachte] :
U zegt mij dat ik door het openbaar ministerie in verband wordt gebracht met een woning aan het [A-straat 1] te Rotterdam. Ik ben wel eens met [betrokkene 4] in dat huis geweest.
15. Een proces-verbaal van de raadsheercommissaris belast met strafzaken bij dit gerechtshof, d.d. 30 maart 2016. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - als verklaring van de medeverdachte [betrokkene 4] :
U houdt mij voor dat er een bedrag is aangetroffen van bijna 4,6 miljoen cash in een pand op de [A-straat 1] te Rotterdam (het hof begrijpt: het [A-straat 1] te Rotterdam). Ik weet waar het over gaat. Dat huis, we hadden allemaal een relatie, en we kwamen daar of samen of alleen. [betrokkene 5] heeft mij gevraagd om geld aan hem te lenen. Ik sprak met hem af dat ik zijn huis kon huren en een bijdrage kon doen. Ik bood hem 500 tot 600 euro per maand aan, maar ik wilde er dan alleen gebruik van maken, zonder dat er anderen kwamen.’
26. Het hof heeft in het verkort arrest voorts de volgende bewijsoverwegingen aan feit 1 gewijd:
‘6.2 Zaaksdossier [A-straat 1]
6.2.1 Vaststaande feiten en omstandigheden
Het hof leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 23 april 2009 is bij de doorzoeking van de woning aan het [A-straat 1] in Rotterdam een contant geldbedrag aangetroffen en inbeslaggenomen van € 4.578.360,-. Het geld bevond zich in één van de twee manshoge kluizen in een afgesloten kamer in de woning. De kluis is met geweld geopend. Het geld - in verschillende coupures - was verpakt in zeven oranje tassen en in een grijze papieren tas in deze afgesloten kluis. Er zaten 4241 briefjes van € 500,- bij het aangetroffen geld, een type biljet dat veelal in het criminele circuit wordt gebruikt. In de woning werden ook twee geldtelmachines aangetroffen.
Deze woning werd gehuurd door (medeverdachte) [betrokkene 4] , maar volgens het GBA stonden er anderen ingeschreven op dat adres.
Na de inbeslagname heeft niemand zich als rechthebbende op dat geld gemeld bij de justitiële autoriteiten.
Op basis van telefoontaps, observaties en voorwerpen aangetroffen bij de verschillende doorzoekingen is naar voren gekomen dat in de ten laste gelegde periode door de medeverdachten [betrokkene 3] en [betrokkene 2] op verschillende data grote contante geldbedragen op verschillende locaties in Amsterdam Zuid-Oost zijn opgehaald en vervolgens naar Rotterdam zijn gebracht.
Uit getapte gesprekken vlak voorafgaand aan de ten laste gelegde periode tussen met name [betrokkene 3] en [betrokkene 9] komt naar voren dat er kennelijk 'papieren' (het hof begrijpt geld) van [betrokkene 10] in Afrika via [betrokkene 3] naar [verdachte] (het hof begrijpt: de verdachte [verdachte] ) in Nederland moeten komen zodat er dan door [verdachte] iets aan [betrokkene 10] kan worden gegeven.
Ook is vast komen te staan dat de contante geldbedragen vrijwel steeds werden gebracht naar het adres [b-straat 1] te Rotterdam. Dit appartement (dat gehuurd werd door verdachte [betrokkene 3] ) was de vaste verblijfplaats van verdachte [betrokkene 1] . Ook bij de doorzoeking in dat pand is een geldtelmachine aangetroffen.
Voorts is gebleken dat [betrokkene 1] het geld daar op verschillende momenten al dan niet samen met [betrokkene 2] heeft geteld, het geld bewaarde in de woning aan het [b-straat 1] , en ook een rol had bij het overdragen van contante bedragen aan [betrokkene 4] / [verdachte] ( [verdachte] ). Ook noteerde zij de in- en uitgaande bedragen op notitieblaadjes en onderhield zij daarover telefonisch contact met [betrokkene 3] en [betrokkene 9] .
In dat appartement zijn een aantal van deze notitieblaadjes - gestoken in het boek 'Menselijke anatomie voor kunstenaars' - aangetroffen met daarop verschillende berekeningen, telkens beginnend met een vermenigvuldiging (p x q) met een totaalbedrag waarvan vervolgens daaronder bedragen worden afgetrokken. Daarbij wordt in bijna alle gevallen een datum vermeld.
Dat de vermelde bedragen met 1000 vermenigvuldigd moeten worden, blijkt bij vergelijking van deze notitieblaadjes met andere op het [b-straat 1] aangetroffen notitieblaadjes (waar voor een deel dezelfde data staan vermeld maar waar de bedragen wel voluit zijn geschreven) in combinatie met informatie uit telefoontaps.
De afgetrokken bedragen op de notities komen overeen met bedragen genoemd in de getapte telefoongesprekken over de hoogte van de in Amsterdam opgehaalde bedragen (beslagcode [WI028.F.3.1.014], dit betreft de zogenaamde 'balans van [betrokkene 10] ') en die over de bedragen die zijn doorbetaald (al dan niet via [betrokkene 4] ) aan [verdachte] / [verdachte] (beslagcode [WI028.F.3.1.012], in eerder genoemd gesprek wordt gesproken over 'wat ik [verdachte] heb gegeven'). Ook is er een e-mail d.d. 4 mei 2009 die blijkens de getapte gesprekken door [betrokkene 1] in de mailbox van [e-mailadres 2] is gezet en waar de opgehaalde bedragen ook op staan vermeld.
De combinatie van informatie uit telefoontaps, genoemde notities en emailbericht kunnen naar het oordeel van het hof als volgt schematisch worden vertaald:
Datum | Genoteerde opgehaalde geldbedrag en in Amsterdam [WI028.F.3.1.014] | Door wie | Genoteerde datum | Genoteerde geldbedrag en overgedragen in Rotterdam [WI028.F.3.1.012] | Aan wie |
14/2/09 | € 350.000 | M | 15/2/09 | € 300.000 | Z |
17/2/09 | € 300.000 | M | 17/2/09 | € 280.000 | P+Z |
19/2/09 | € 200.000 | M | 19/2/09 | € 140.000 | P+Z |
24/2/09 | € 400.000 | M | 24/2/09 | € 380.000 | |
24/2/09 | € 85.000 | Aan M overhandigd in Rotterdam door NN | € 85.000 | Z+? | |
27/2/09 | € 345.000 | M | € 340.000 | Z | |
03/3/09 | € 653.000 | M | 03/3/09 | € 627.000 | Z+P ? |
07/3/09 | € 609.000 | C | 07/3/09 | € 580.000 | Z |
17/3/09 | € 496.000 | M | 17/3/09 | € 475.000 | Z |
20/3/09 | € 432.570 | C | 20/3/09 | € 386.500 | Z |
31/3/09 | € 342.430 | C | 31/3/09 | € 330.000 | Z |
02/4/09 | € 232.000 | C | 02/4/09 | € 210.000 | Z |
06/4/09 | € 198.000 | C | 06/4/09 | € 150.000 | Z |
15/4/09 | € 225.800 | C | € 200.000 | Z | |
20/4/09 | € 139.000 | C | 21/4/09 | € 85.000 | ? |
22/4/09 | € 334.980 | C | 22/4/09 | € 305.000 | Z&P |
M= [betrokkene 3] , C- [betrokkene 2] , Z= [betrokkene 4] , P= [verdachte] .
Het hof gaat er van uit dat enerzijds is witgewassen door het trio [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] en anderzijds door het duo [betrokkene 4] en verdachte [verdachte] , zodat er binnen het geschetste feitencomplex sprake is van twee groepen medeplegers.
Naar het oordeel van het hof zijn de volgende typologieën van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing op basis waarvan een vermoeden van witwassen jegens de verdachte en zijn medeverdachte is gerechtvaardigd:
• het fysiek vervoeren (en het in huis bewaren) van grote bedragen in contanten brengt een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich;
• het voorhanden hebben van grote hoeveelheden contant geld zonder noodzaak daartoe op grond van bedrijf of beroep;
• de geldbedragen van zeer grote omvang, in contante coupures, die niet terug zijn te vinden in (officiële) boeken van en evenmin kunnen worden verantwoord met stukken van reguliere handelsactiviteiten;
• er is geen of slechts summiere administratie waarin namen ontbreken;
6.2.2 Wetenschap ten aanzien van de criminele herkomst
Het hof is van oordeel dat, gelet op dit vermoeden van witwassen en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden, van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Verdachte [verdachte] heeft op 27 juli 2016 verklaard geen wetenschap te hebben gehad omtrent de aanwezigheid van het aangetroffen geldbedrag op het [A-straat 1] . Het hof acht deze verklaring, gezien de bewijsmiddelen, ongeloofwaardig. Verdachte [betrokkene 4] heeft zich hieromtrent in zijn meest recente verklaring - die als getuige op 30 maart 2016 - beroepen op zijn verschoningsrecht. Aldus is door [betrokkene 4] en [verdachte] geen enkele - laat staan een aannemelijke - verklaring gegeven voor de herkomst van de gelden die werden bewaard in de kluis op het [A-straat 1] .
Het hof is daarom van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan op de hoogte was.
6.2.3 Medepleger
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde –intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Naar het oordeel van het hof waren [betrokkene 4] en [verdachte] telkens als medeplegers betrokken bij het gewoontewitwassen in de tenlastegelegde periode van geldbedragen die van enig misdrijf afkomstig waren met een totaalbedrag van ruim 4,5 miljoen euro. Zoals hierboven omschreven had ieder van hen een eigen specifieke rol en werd nauw en bewust met elkaar samengewerkt teneinde de bedragen te verwerven, voorhanden te hebben en te verhullen wie de rechthebbende was van genoemd geldbedrag door telkens contante geldbedragen te ontvangen van de groep [betrokkene 3] / [betrokkene 2] / [betrokkene 1] en deze bedragen vervolgens te vervoeren en te bewaren in de kluis in de woning aan het [A-straat 1] . Zulks terwijl deze door [betrokkene 4] onderhands gehuurde woning - waar in de gemeentelijke administratie een ander gezin op stond ingeschreven - door derden niet direct in verband kon worden gebracht met [verdachte] .’
27. De stellers van het middel klagen, mede blijkens de toelichting op het middel, dat de omstandigheid dat een medeverdachte van zijn recht om zichzelf niet te belasten gebruik heeft gemaakt door het hof is beschouwd als bewijs dat de verdachte het strafbaar feit heeft begaan. Dat oordeel zou van een onjuiste rechtsopvatting getuigen.
28. In zoverre het middel er van uit gaat dat de omstandigheid dat medeverdachte [betrokkene 4] zich als getuige op zijn verschoningsrecht heeft beroepen als bewijsmiddel aan de bewezenverklaring van feit 1 ten grondslag is gelegd, mist het feitelijke grondslag. Het hof heeft een groot aantal bewijsmiddelen aan de bewezenverklaring ten grondslag gelegd, zo bleek. In die bewijsmiddelen wordt evenwel niet aan het beroep van de medeverdachte op zijn verschoningsrecht gerefereerd.
29. De stellers van het middel betogen vervolgens dat de omstandigheid dat een medeverdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over het in zijn woning aangetroffen geldbedrag, (ook) niet kan ‘worden gebruikt (als bewijsmiddel) om hieruit af te leiden dat verdachte dan ook wel wetenschap heeft gehad van dat aanwezige geldbedrag en de herkomst daarvan’. Het oordeel van het hof zou, zo begrijp ik, ook om die reden getuigen van een onjuiste rechtsopvatting. En de bewezenverklaring zou onvoldoende met redenen omkleed zijn.
30. Uit de bewijsmiddelen vloeit voort dat het hof de bewezenverklaring van de wetenschap van de verdachte ten aanzien van de criminele herkomst van het geldbedrag op andere feiten en omstandigheden heeft gebaseerd dan (alleen) het beroep van medeverdachte [betrokkene 4] op het verschoningsrecht. Dat de verdachte deel uitmaakte van de groep personen die zich bezig hield met (onder meer) witwassen, heeft het hof afgeleid en kunnen afleiden uit de bewijsmiddelen, in het bijzonder de telefoontaps en observaties (bewijsmiddel 5), waaruit de (aard en intensiteit van de) contacten met de andere verdachten naar voren komen. De verdachte heeft weinig telefoongesprekken gevoerd die zijn opgenomen en tot het bewijs gebezigd; uit de gesprekken tussen anderen (van 6, 11, 19 en 23 februari en 3, 5 en 7 maart) alsmede uit observaties (24 februari, met betrekking tot de auto van de verdachte, alsook ten aanzien van de verdachte zelf op 17 februari en 23 april 2009) komt zijn betrokkenheid evenwel duidelijk naar voren. Uit de afgeluisterde gesprekken, waarin verhullende taal wordt gebezigd, heeft het gerechtshof onder meer afgeleid dat geld van [betrokkene 10] in Afrika via [betrokkene 3] naar de verdachte in Nederland moest komen en dat [betrokkene 1] een rol had bij het overdragen van contante bedragen aan [betrokkene 4] en de verdachte. Het gerechtshof baseert de vaststelling dat de geldbedragen zijn doorbetaald aan de verdachte ook op de tot het bewijs gebezigde notities. Tegen deze vaststellingen richt het middel zich niet. Ten slotte blijkt de specifieke betrokkenheid van de verdachte bij de geldbedragen die in de woning [A-straat 1] zijn gevonden, uit een telefoongesprek dat is opgenomen en observaties die zijn gedaan op 23 april 2009, de dag van de doorzoeking.
31. Dat het hof daarnaast refereert aan het beroep op het verschoningsrecht door de verdachte [betrokkene 4] , hangt samen met de overwegingen die het hof aan het beslissingskader inzake witwassen wijdt. Het overweegt dat, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden op basis waarvan het komt tot een witwas-vermoeden, van de verdachte ‘mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is’.5.Daarbij benoemt het hof in het bijzonder dat de verdachte op 27 juli 2016 heeft verklaard geen wetenschap te hebben gehad omtrent de aanwezigheid van het aangetroffen geldbedrag; het hof acht deze verklaring gezien de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen voortvloeien ongeloofwaardig. In aansluiting daarop stelt het hof vast dat de medeverdachte zich in zijn meest recente – als getuige afgelegde – verklaring op zijn verschoningsrecht heeft beroepen en daarmee ook geen – laat staan een aannemelijke – verklaring voor de herkomst van deze gelden heeft gegeven. Daarin klinkt door dat het hof in het geval de medeverdachte wel een dergelijke verklaring had gegeven, daar ook in de strafzaak tegen de verdachte een plicht tot nader onderzoek voor het openbaar ministerie uit had willen afleiden. Men zou tegen deze achtergrond zelfs kunnen betogen dat het hof zich in het belang van de verdachte in de procesopstelling van de medeverdachte heeft verdiept.6.Hoe dat ook zij, van een onjuiste rechtsopvatting getuigen de overwegingen van het hof niet. De slotsom van het hof dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte daarvan op de hoogte was, is in het licht van de bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring van witwassen is toereikend met redenen omkleed.
32. Het tweede middel faalt.
33. Het derde middel betoogt dat de redelijke termijn van de berechting is geschonden. De stukken van het geding zijn niet tijdig, te weten binnen acht maanden na het instellen van beroep in cassatie naar de griffie van Uw Raad gezonden.
34. Namens de verdachte is op 12 oktober 2016 beroep in cassatie is ingesteld tegen het arrest van het hof. Blijkens een op de aanbiedingsbrief van de processtukken geplaatst stempel zijn de stukken van het geding eerst op 24 oktober 2017 ter griffie van de Hoge Raad ontvangen. Dat brengt mee dat de inzendtermijn van acht maanden, in geval van een niet preventief gehechte verdachte, met ruim vier maanden is overschreden. Ambtshalve merk ik op dat ook de termijn van twee jaar waarbinnen de cassatieprocedure behoort te zijn afgerond inmiddels is overschreden. Daarmee is gegeven dat het vereiste van berechting binnen een redelijke termijn is geschonden. Dit dient te leiden tot stafvermindering.7.
35. Het derde middel slaagt.
36. De eerste beide middelen kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering. Ambtshalve heb ik, afgezien van de overschrijding van de redelijke termijn, geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
37. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑02‑2019
Het middel kwam in die zaak op tegen de omstandigheid dat de verdachte voorafgaand aan een veroordeling in Nederland onherroepelijk in België was veroordeeld, terwijl het hof naar het oordeel van de steller ten onrechte geen toepassing gaf aan art. 63 Sr. Uw Raad oordeelde dat een dergelijke strafoplegging geen veroordeling als bedoeld in art. 63 Sr betreft en dat de ontwikkelingen op het gebied van de Europese strafrechtelijke samenwerking niet nopen tot een ander oordeel.
Klip heeft deze kritiek, maar dan gebaseerd op artikel 3 van Kaderbesluit 2008/675/JBZ van de Raad van 24 juli 2008 betreffende de wijze waarop bij een nieuwe strafrechtelijke procedure rekening wordt gehouden met veroordelingen in andere lidstaten van de Europese Unie, uitgewerkt in zijn noot onder HR 6 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018, NJ 2018/220, waarin Uw Raad het in 2009 ingenomen standpunt herhaalde.
Het middel verwijst naar een passage in overweging 6.2.2; het gestelde onder 6.2 ziet op zaaksdossier [A-straat 1] .
Het hof verwijst daarmee indirect naar o.m. HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0787; NJ 2010/456, rov. 2.5; HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2471, NJ 2010/460, rov. 2.3 en HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:194, rov. 3.4 waaruit volgt dat een door de verdachte aangedragen concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken herkomst van het geld, kan leiden tot de noodzaak van het instellen van nader onderzoek (door het openbaar ministerie). Zie recentelijk HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.
Alleen al tegen deze achtergrond faalt ook het beroep dat het middel doet op richtlijn 2016/343/EU van 9 maart 2016, betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn. Vgl. over die richtlijn recentelijk HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97.
Zie HR 3 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7309, NJ 2000/721 m.nt. De Hullu alsmede HR 14 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358 m.nt. Mevis.