NJ 2009, 348
Herziening ongegrond. Geen strijd met art. 68, tweede lid, Sr of art. 54 SUO. Verzoek onderzoek te doen geen novum.
HR 26-05-2009, ECLI:NL:HR:2009:BH5357, m.nt. P.A.M. Mevis
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 mei 2009
- Magistraten
Mrs. J.P. Balkema, B.C. de Savornin Lohman, W.F. Groos, C.H.W.M. Sterk, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/03425 H
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
P.A.M. Mevis
- LJN
BH5357
- JCDI
JCDI:ADS96293:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2009:BH5357, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑05‑2009
ECLI:NL:PHR:2009:BH5357, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑03‑2009
- Wetingang
Sr art. 68 lid 2; SUO art. 54; Sv art. 457 en 459
Essentie
1. Aanvrager voert aan dat hij zowel in België als in Nederland ter zake van dezelfde feiten is veroordeeld en dat het OM derhalve op grond van het in art. 68 Sr neergelegde ‘ne bis in idem’-beginsel en in relatie tot België op grond van art. 54 SUO niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. Nu in de aanvrage niet wordt aangevoerd dat de door het Belgische Hof van Beroep opgelegde gevangenisstraf van zes jaar geheel ten uitvoer is gelegd dan wel dat aan de aanvrager gratie is verleend of dat de opgelegde straf is verjaard, blijkt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.