RvdW 2021/70:Economische zaak. Opzettelijke overtreding van art. 3.37 lid 1 Wet natuurbescherming, meermalen gepleegd, door invoer uit China van zakjes met granulaat, inhoudende Cost (beschermde plantensoort). HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2004/675, m.nt. De Lange, m.b.t. de vereisten voor het slagen van een beroep op avas wegens dwaling t.a.v. de wederrechtelijkheid van het bewezenverklaarde. Kennelijke oordeel hof dat beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling moet worden verworpen omdat niet aannemelijk is geworden dat verdachte heeft gehandeld in verontschuldigbare onbewustheid t.a.v. ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging, getuigt niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij is mede van belang dat het door de raadsman van verdachte gevoerde verweer in de kern slechts in algemene zin inhoudt dat de wettelijke regeling wat betreft invoer van Cost onvoorzienbaar en onvoldoende duidelijk is en dat hof in aanmerking heeft genomen de omstandigheden dat verdachte zich beroepsmatig bezighoudt met invoer van levensmiddelen en reeds eerder door douane was gecontroleerd i.v.m. invoer medicijnen zodat van hem extra oplettendheid mocht worden verwacht. Daaraan doet niet af dat granulaat met Cost, ondanks feit dat China partij is bij CITES-verdrag, in China vrij verkrijgbaar zou zijn.