NJ 2004, 675
Beroep op (verontschuldigbare) rechtsdwaling inz. art. 278 Sr.
HR 09-03-2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1490, m.nt. prof. mr. R. de Lange
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
9 maart 2004
- Magistraten
Mrs. C.J.G. Bleichrodt, F.H. Koster, W.A.M. van Schendel
- Zaaknummer
00765/03
- Conclusie
A-G Jörg
- Noot
prof. mr. R. de Lange
- LJN
AO1490
- JCDI
JCDI:ADS113229:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2004:AO1490, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑03‑2004
ECLI:NL:HR:2004:AO1490, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 09‑03‑2004
- Wetingang
Essentie
Vervolg op HR 20 november 2001, NJ 2003, 632. Nu slechts is aangevoerd dat de verdachte de reikwijdte van de strafbepaling van art. 278 Sr niet heeft kunnen kennen gezien de toentertijd heersende doctrine omtrent die reikwijdte en niet blijkt dat is aangevoerd dat de verdachte ten tijde van de hem verweten gedraging daadwerkelijk (en verontschuldigbaar) in de overtuiging verkeerde dat zijn handelen niet door die bepaling werd bestreken, kon het hof oordelen dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.