Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/415
Syriëganger. Deelneming aan terroristische organisatie (art. 140a Sr), voorbereiden/bevorderen van terroristische misdrijven (art. 134a Sr) en zich in geval van niet-internationaal gewapend conflict schuldig maken aan schending gemeenschappelijk art. 3 Geneefse Conventies (art. 6 Wim). 1. Internationaal ne bis in idem. Heeft hof terecht en voldoende begrijpelijk geoordeeld dat verdachte in Nederland opnieuw kon worden vervolgd voor een feit waarvoor hij in Turkije al was veroordeeld en gedetineerd is geweest? 2. Strafmotivering. Had hof er blijk van moeten geven te hebben onderzocht of een eventuele VI waartoe in Turkije zeker of met grote mate van waarschijnlijkheid zou zijn overgegaan, van dien aard zou zijn geweest dat verdachte door de in Nederland opgelegde straf in een nadeligere positie zou zijn komen te verkeren wat de duur van zijn detentie betreft? HR: art. 81 lid 1 RO. Samenhang met 21/00480 (RvdW 2022/416).
HR 05-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:499
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 april 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/00479
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Tenuitvoerlegging
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:499, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:222, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
Essentie
Syriëganger. Deelneming aan terroristische organisatie (art. 140a Sr), voorbereiden/bevorderen van terroristische misdrijven (art. 134a Sr) en zich in geval van niet-internationaal gewapend conflict schuldig maken aan schending gemeenschappelijk art. 3 Geneefse Conventies (art. 6 Wim). 1. Internationaal ne bis in idem. Heeft hof terecht en voldoende begrijpelijk geoordeeld dat verdachte in Nederland opnieuw kon worden vervolgd voor een feit waarvoor hij in Turkije al was veroordeeld en gedetineerd is geweest? 2. Strafmotivering. Had hof er blijk van moeten geven te hebben onderzocht of een eventuele VI waartoe in Turkije zeker of met grote mate van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.