RvdW 2022/415:Syriëganger. Deelneming aan terroristische organisatie (art. 140a Sr), voorbereiden/bevorderen van terroristische misdrijven (art. 134a Sr) en zich in geval van niet-internationaal gewapend conflict schuldig maken aan schending gemeenschappelijk art. 3 Geneefse Conventies (art. 6 Wim). 1. Internationaal ne bis in idem. Heeft hof terecht en voldoende begrijpelijk geoordeeld dat verdachte in Nederland opnieuw kon worden vervolgd voor een feit waarvoor hij in Turkije al was veroordeeld en gedetineerd is geweest? 2. Strafmotivering. Had hof er blijk van moeten geven te hebben onderzocht of een eventuele VI waartoe in Turkije zeker of met grote mate van waarschijnlijkheid zou zijn overgegaan, van dien aard zou zijn geweest dat verdachte door de in Nederland opgelegde straf in een nadeligere positie zou zijn komen te verkeren wat de duur van zijn detentie betreft? HR: art. 81 lid 1 RO. Samenhang met 21/00480 (RvdW 2022/416).