Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/335
Het Hof heeft miskend dat aan de rechter die over de toelaatbaarheid van de uitlevering beslist geen oordeel toekomt over de rechtmatigheid van de bewijsgaring t.b.v. de strafzaak in de verzoekende staat (ECLI:NL:HR:2011:AB3324, NJ 2001/618).
HR 10-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:271
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 februari 2015
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend
- Zaaknummer
14/01393
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:271, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:44, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑01‑2015
Essentie
Het Hof heeft miskend dat aan de rechter die over de toelaatbaarheid van de uitlevering beslist geen oordeel toekomt over de rechtmatigheid van de bewijsgaring t.b.v. de strafzaak in de verzoekende staat (ECLI:NL:HR:2011:AB3324, NJ 2001/618).
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een einduitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 6 februari 2014, nummer HAR 189/13-212/13, op een verzoek van de Verenigde Staten van Amerika tot uitlevering van: [de opgeëiste persoon]. Adv. mr. C. Reijntjes-Wendenburg, te Maastricht.