Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/307
Ambtsmisdrijven; art. 119 Gw, art. 76 RO; niet-ontvankelijkheid beklag inzake niet vervolgen (voormalig) minister, drie leden gerechtshof en (waarnemend) griffier; begrip ‘medeverdachten’ in zin art. 485 Sv.
HR 13-02-2015, ECLI:NL:HR:2015:303
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 februari 2015
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, C.E. Drion, V. van den Brink
- Zaaknummer
14/04325
- Conclusie
A-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Juridische beroepen / Rechter
Staatsrecht / Rechtspraak
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:303, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑02‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2482, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2014
- Wetingang
Essentie
Ambtsmisdrijven; art. 119 Gw, art. 76 RO; niet-ontvankelijkheid beklag inzake niet vervolgen (voormalig) minister, drie leden gerechtshof en (waarnemend) griffier; begrip ‘medeverdachten’ in zin art. 485 Sv.
Ingevolge art. 119 Grondwet en art. 76 RO staan (gewezen) ministers, staatssecretarissen en leden van de Staten-Generaal wegens ambtsmisdrijven in die betrekkingen gepleegd, in eerste en hoogste ressort terecht voor de Hoge Raad. De opdracht tot vervolging ter zake van die misdrijven kan slechts worden gegeven bij Koninklijk Besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer. Nu hieruit volgt dat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.