RvdW 2022/653:Oplichting, art. 326 lid 1 Sr. Aanhoudingsverzoek niet gemachtigde raadsman ttz. in hoger beroep op de grond dat hij geen contact heeft kunnen krijgen met verdachte en dat verdachte mogelijk geen weet heeft van zitting, door hof afgewezen met overweging dat sprake is van rechtsgeldige betekening en er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te verwachten dat raadsman verdachte na aanhouding wel zal bereiken. HR herhaalt relevante overwegingen uit HR 7 juli 2020, RvdW 2020/917 en HR 9 juli 2019, NJ 2020/24, m.nt. P.A.M. Mevis m.b.t. beoordeling van aanhoudingsverzoek. Nu hof niet heeft vastgesteld dat oproeping in h.b. aan verdachte in persoon is uitgereikt of dat verdachte anderszins op de hoogte is geraakt van datum van zitting, had hof afweging moeten maken tussen alle bij aanhouding van onderzoek ttz. betrokken belangen. Hof heeft er echter niet blijk van gegeven die afweging te hebben gemaakt en heeft daarom afwijzing van verzoek tot aanhouding van onderzoek ttz. ontoereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.