RvdW 2020/917:Diefstal uit auto d.m.v. braak, art. 311 Sr. Aanhoudingsverzoek door niet-gemachtigd raadsman omdat verdachte heeft aangegeven zijn h.b. te willen doorzetten en hij mogelijk geen weet heeft van de zitting. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2020:1172 m.b.t. beoordeling van aanhoudingsverzoeken wegens de verhindering van verdachte of zijn raadsman bij de behandeling aanwezig te zijn en uit NJ 2020/24 m.b.t. beoordeling van een aanhoudingsverzoek in een situatie die hierdoor wordt gekenmerkt dat raadsman op de tz. aangeeft dat hij niet weet waarom verdachte niet is verschenen en dat hij het mogelijk acht dat verdachte geen weet heeft van de zitting en om die reden een aanhoudingsverzoek doet. Het hof heeft het verzoek tot aanhouding omdat verdachte heeft aangegeven zijn h.b. te willen doorzetten en hij mogelijk geen weet heeft van de zitting, afgewezen op de grond dat niet is gebleken van enige aanwijzing dat verdachte van zijn aanwezigheidsrecht gebruik wil maken. Nu hof niet heeft vastgesteld dat de oproeping in h.b. aan verdachte in persoon is uitgereikt of dat verdachte anderszins op de hoogte is geraakt van de datum van de zitting, had het hof de vereiste afweging moeten maken tussen alle bij aanhouding van het onderzoek ttz. betrokken belangen. Hof heeft er echter geen blijk van gegeven die afweging te hebben gemaakt. Hof heeft daarom de afwijzing van het verzoek tot aanhouding van het onderzoek ttz. ontoereikend gemotiveerd.