Dossier onderzoek Patrijshond , pg. 1- 2 , proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 januari 2014 met bijlagen.
Hof 's-Hertogenbosch, 05-03-2020, nr. 20-000786-18
ECLI:NL:GHSHE:2020:1731
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
05-03-2020
- Zaaknummer
20-000786-18
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:1731, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 05‑03‑2020; (Hoger beroep)
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2021:750
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1509
Uitspraak 05‑03‑2020
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd in verband met ingesteld cassatieberoep
Partij(en)
Parketnummer : 20-000786-18
Uitspraak : 5 maart 2020
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 20 februari 2018 in de strafzaak met parketnummer 02-984812-11 tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag verdachte] 1983 ,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte vrijgesproken van het onder 5 ten laste gelegde feit en ter zake van ‘medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 1), ‘medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’ (feit 2 ), ‘als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet’ (feit 3), ‘medeplegen van witwassen’ (feit 4A) en ‘witwassen’ (feit 4B), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de op de aan het vonnis gehechte beslaglijst genoemde voorwerpen onder 1 en 2 onttrokken aan het verkeer, onder 3 tot en met 10 en 15 verbeurd verklaard en de teruggave aan de verdachte gelast van de voorwerpen die zijn genummerd 11 tot en met 14.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen met uitzondering van de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van voorarrest.
Door de verdediging is – kort gezegd – primair verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren, subsidiair vrijspraak bepleit en meer subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is onbeperkt ingesteld en richt zich aldus mede tegen de vrijspraak door de rechtbank van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover dat feit ziet op zaaksdossier Bosuil , de [adres 1] , en het onder 5 ten laste gelegde feit.
Gelet op het bepaalde in artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor een verdachte geen hoger beroep open tegen een vrijspraak. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn hoger beroep voor zover dit hiertegen is gericht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 januari 2012 te Tilburg en/of Rijen, gemeente Gilze-Rijen, en/of 's-Hertogenbosch en/of Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad in meerdere panden in Nederland grote aantallen hennepplanten en/of delen daarvan en/of grote hoeveelheden hennep, te weten (onder andere):
- ( in een pand gelegen aan de [adres 2] ) 321, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan ( zaaksdossier Buizerd ) en/of
- ( in een pand gelegen aan het [adres 3] ) 27,4 kilo, althans een grote hoeveelheid, hennep en/of delen daarvan ( zaaksdossier Eekhoorn ) en/of
- ( in een pand gelegen aan de [adres 4] , gemeente West Maas en Waal) (in totaal) 1588, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan ( zaaksdossier Leeuw ) en/of
- ( in een pand gelegen aan het [adres 5] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan ( zaaksdossier Mus ) en/of
- ( in een pand gelegen aan de [adres 6] ) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan ( zaaksdossier Valk ),
in elk geval (telkens) (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2 .hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 1 januari 2011 tot en met 24 januari 2012 te Tilburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) (grote) hoeveelhe(i)d(en), in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; ( zaaksdossiers Jaguar en Adder )
3.hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 januari 2012 te Waalwijk en/of Tilburg en/of Drunen en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waartoe onder meer behoorden [medeverdachte 1] (geb. [geboortedatum 1] ) en/of [medeverdachte 2] (geb. [geboortedatum 2] ) en/of [medeverdachte 3] (geb. [geboortedatum 3] ) en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 6] en/of een of meer andere personen, welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk
- telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken van hennep en/of
- verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van hennep en/of
- aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, aan welke organisatie verdachte leiding heeft gegeven;
( zaaksdossier Sepia )
4.A.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 24 januari 2012 te Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) van een voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 550.000 euro), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten een of meer geldbedragen (in totaal ongeveer 550.000 euro), voorhanden had, terwijl hij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) zogenaamde (valse) leningsovereenkomst(en) opgesteld en aldus een legale herkomst aan genoemde geldbedragen gegeven;
en/of
B.
hij op of omstreeks 24 juni 2011 in de gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), in elk geval alleen, een of meer voorwerp(en), te weten een geldbedrag van ongeveer 33.800,- euro heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van bovengenoemde(e) voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
( zaaksdossiers Withoen en Meeuw )
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Gang van zaken uitlevering
Door de verdediging is aangevoerd dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld of de uitlevering daadwerkelijk door (de bevoegde autoriteit van) Oekraïne is toegestaan, laat staan waarvoor en onder welke eventuele voorwaarden.
Vastgesteld kan worden dat er een uitleveringsverzoek door de Nederlandse autoriteiten is gedaan en dat verdachte ook daadwerkelijk is overgeleverd. Aan het feit dat de uitlevering is toegestaan, kan derhalve naar het oordeel van het hof niet worden getwijfeld.
Ingevolge artikel 18 lid 1 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering (Trb. 1965, 9) (‘Overlevering van de uitgeleverde’) geldt het volgende:
‘De aangezochte Partij brengt haar beslissing ten aanzien van de uitlevering op de in art. 12 eerste lid bedoelde wijze ter kennis van de verzoekende partij’.
Art. 12 lid 1 van het Europees Verdrag betreffende uitlevering (‘Verzoek en stukken ter ondersteuning daarvan’) bepaalt:
‘Het verzoek wordt schriftelijk gedaan en wordt door het Ministerie van Justitie van de verzoekende Partij gericht tot het Ministerie van Justitie van de aangezochte Partij; niettemin kan het verzoek ook langs diplomatieke weg worden gedaan. Twee of meer Partijen kunnen onderling rechtstreeks andere wegen voor het uitwisselen van stukken overeenkomen’.
Tijdens de zitting van 2 mei 2012 heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat de uitleveringsstukken met de verdachte zijn meegekomen toen hij werd overgebracht van Oekraïne naar Nederland. Gezien de tekst van art. 12 lid 1 van het genoemde verdrag kan niet worden vastgesteld dat deze handelwijze in strijd is met het uitleveringsverdrag nu daarin is opgenomen dat Partijen daarin onderling rechtstreeks andere wegen voor het uitwisselen van stukken kunnen overeenkomen en Nederland met deze handelwijze akkoord is gegaan. Bovendien merkt het hof op dat regelingen met betrekking tot het uitwisselen van stukken afspraken betreft tussen staten en geen regeling inhoudt die tot doel heeft om de belangen van verdachte te beschermen.
Tijdens de uitlevering zijn van de verdachte de relevante stukken met de verdachte meegestuurd naar Nederland, die later door de Nederlandse autoriteiten zijn vertaald. Het hof heeft – net als het Ministerie van Justitie en Veiligheid of het Openbaar Ministerie – geen reden aan de authenticiteit van deze stukken te twijfelen.
Het hof verwerpt dan ook het verweer in al zijn onderdelen.
Specialiteitsbeginsel
De verdediging heeft het hof verzocht het Openbaar Ministerie ten aanzien van alle feiten, maar in het bijzonder ter zake van feit 5, niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging wegens strijd met het specialiteitsbeginsel.
Het hof overweegt als volgt.
Voor zover het verweer zich richt tegen de beslissing ten aanzien van feit 5 geldt dat de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard voor zover het hoger beroep is gericht tegen dat feit, zodat het verweer reeds daarom geen bespreking behoeft.
Ten aanzien van de overige feiten geldt dat de uitlevering daarvoor is verzocht en toegestaan, zodat het verweer op de gronden zoals vermeld in de pleitnota in eerste aanleg en hoger beroep niet slaagt.
Detentieomstandigheden in Oekraïne
De verdediging heeft zich – met verwijzing naar en op gronden als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg – op het standpunt gesteld dat de verdachte in de gevangenis in Oekraïne is blootgesteld aan ziektes als TBC en ook aan afpersing en geweld, omdat bekend werd gemaakt dat hij daar zat voor drugshandel. Het was destijds een feit van algemene bekendheid dat de mensenrechten in Oekraïne en in het bijzonder de detentieomstandigheden strijdig waren met artikel 3 van het EVRM. Nu bekend was dat de detentieomstandigheden ronduit vernederend en onmenselijk waren, had het Openbaar Ministerie niet mogen vragen om uitlevering, omdat de verdachte daardoor daaraan zou worden blootgesteld. Het verzoek om uitlevering voor deze feiten was onrechtmatig en in strijd met de goede procesorde.
Het hof overweegt in navolging van de rechtbank als volgt.
Artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bepaalt dat niemand mag worden onderworpen aan folteringen of aan onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen. Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of er in dit geval sprake is geweest van een schending van artikel 3 EVRM. In dit verband kent het hof in het bijzonder betekenis toe aan het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 15 mei 2012, Kaverzin vs. Oekraïne (application no. 23893/03). In die zaak concludeert het EHRM dat er sprake is van schending van artikel 3 EVRM, waarbij het zich onder meer baseert op diverse rapporten over schending van mensenrechten in Oekraïne bij “police custody”. Hoewel dit arrest en de rapporten waarop het is gebaseerd niet specifiek zien op uitleveringsdetentie, is het hof er wel van overtuigd dat de detentieomstandigheden in Oekraïne in 2012 in het algemeen slecht waren en dat veelvuldig sprake was van schending van artikel 3 EVRM. De verdachte heeft zijn stelling dat hij is bedreigd, afgeperst en heel slecht behandeld niet onderbouwd met stukken en/of getuigenverklaringen, maar bezien in het licht van het arrest van het EHRM, acht het hof voldoende aannemelijk dat er tijdens zijn uitleveringsdetentie sprake is geweest van schending van artikel 3 EVRM, zij het dat de exacte ernst daarvan niet kan worden vastgesteld.
Gelet op bovengenoemd arrest (en de rapporten waarop het is gebaseerd) is het hof van oordeel dat de Nederlandse autoriteiten er ook van op de hoogte waren of in elk geval hadden kunnen en moeten zijn dat de detentieomstandigheden in Oekraïne van dien aard waren dat schending van artikel 3 EVRM dreigde. Door aan Oekraïne om uitlevering van [verdachte] te vragen, heeft het Openbaar Ministerie hem daaraan blootgesteld. Dat hij zelf naar Oekraïne is gereisd, doet naar het oordeel van het hof op zich niet af aan deze (mede)verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie, maar speelt wel een rol bij de vraagt of dit tot niet-ontvankelijkheid moet leiden.
De vraag is of een dreigende schending van artikel 3 EVRM voor het Openbaar Ministerie een beletsel had moeten zijn om aan Oekraïne om uitlevering te vragen. Daarbij spelen de volgende aspecten een rol:
de aard en ernst van de verdenking, namelijk grootschalige hennepteelt, witwassen en deelname aan een criminele organisatie (proportionaliteit);
de periode van uitleveringsdetentie is uit haar aard niet zo lang (proportionaliteit);
de mogelijkheden om de verdachte op een andere wijze aan te houden (subsidiariteit).
Wat dat laatste betreft gaat het hof ervan uit dat [verdachte] wist dat hij in Nederland werd gezocht. Hij heeft weliswaar gesteld dat hij via zijn advocaat had gemeld naar Nederland terug te keren, maar dat is niet onderbouwd en in ieder geval feitelijk niet geschied. Omdat Turkije geen onderdanen uitlevert, was een uitleveringsverzoek aan Oekraïne voor het Openbaar Ministerie praktisch gezien de enige mogelijkheid om [verdachte] aan te houden. Het hof is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het Openbaar Ministerie gezien de (te verwachten) detentieomstandigheden in Oekraïne en een dreigende schending van artikel 3 EVRM, afgezet tegen de aard en ernst van de verdenking, niet om uitlevering mocht vragen. De feitelijke schending van het EVRM is ook niet dermate ernstig dat dit tot niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te leiden, mede in aanmerking genomen dat [verdachte] er zelf voor heeft gekozen naar Oekraïne te gaan – terwijl hij wist dat hij in Nederland werd gezocht – en dus zelf dit risico heeft genomen.
Het hof ziet hierin dan ook geen grond om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Wel zal het hof bij de strafoplegging rekening houden met de schending van artikel 3 EVRM door de detentieomstandigheden in Oekraïne.
Start van het onderzoek
Door de verdediging is – onder verwijzing naar en op gronden als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg – betoogd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, doordat zonder redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit zware dwangmiddelen c.q. opsporingsmethoden zijn ingezet, te weten langdurige telefoontaps en stelselmatige observatie. Bovendien is aan de rechter-commissaris informatie onthouden, namelijk dat [verdachte] niet voorkwam in het onderzoek Patrijshond . Dit moet leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie, dan wel bewijsuitsluiting van alle resultaten van dit onrechtmatig optreden en de vruchten daarvan.
Het hof stelt vast dat de gang van zaken in het onderzoek samengevat als volgt was: er was eerder informatie bij de politie bekend waaruit een verdenking ontstond jegens [medeverdachte 10] . Dit heeft geleid tot het starten van het onderzoek Patrijshond op 3 februari 2011.1.In dat kader was er een proces-verbaal met CIE-informatie d.d. 1 februari 2011, waarin [medeverdachte 16] werd genoemd in relatie tot [medeverdachte 10] .2.[medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] zijn in dat onderzoek ook naar voren gekomen, maar niet aangemerkt als verdachten. In een overleg op 9 maart 2011, met onder andere de officieren van justitie, is besloten om een apart onderzoek te starten naar [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [medeverdachte 16] Vervolgens is op 10 maart 2011 aan de CIE gevraagd om beschikbare informatie te verstrekken die betrekking had op [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] . Daarop zijn diezelfde dag drie processen-verbaal met CIE-informatie verstrekt.3.
De op 10 maart 2011 door de CIE verstrekte drie processen-verbaal4.bevatten de volgende informatie, die als betrouwbaar is aangemerkt:
- “ “Bij het autobedrijf [medeverdachte 16] van [medeverdachte 7] in Tilburg wordt hennep ingekocht en verkocht. De te verkopen hennep ligt opgeslagen in auto’s die buiten bij het autobedrijf staan.”5.
- “ “Vanuit het pand van [medeverdachte 16] te Tilburg worden dagelijks partijen hennep verhandeld. [medeverdachte 7] , bijgenaamd [medeverdachte 7] , maakt daar de dienst uit.”6.
- “ “ [medeverdachte 8] die een garagebedrijf heeft aan de [adres 8] , genaamd [medeverdachte 16] , koopt grote hoeveelheden wiet op. Dat doet hij al enige tijd en gaat daar ook gewoon mee door. Achter het garagebedrijf aan de [adres 8] staat een hok waar alles wordt opgeslagen. Als mensen wiet komen afleveren, dan moet je naast het bedrijf een hek door rijden naar het hok achter het bedrijf waar alles op wordt geslagen. Aan de achterzijde van het bedrijf hangen geen camera’s, aan de voorzijde wel. [medeverdachte 8] werkt samen met [verdachte] en diens compagnon [medeverdachte 2] uit Tilburg.”7.
Vervolgens kwam uit de politiesystemen aanvullende informatie naar boven over mogelijke betrokkenheid van de genoemde personen bij eerdere drugsdelicten:
Op 13 januari 2010 was in het autobedrijf van [medeverdachte 16] te Tilburg ongeveer 78 kilo hennep aangetroffen, waarvoor [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] waren aangehouden en als verdachten aangemerkt;
[medeverdachte 8] is eigenaar van een pand aan de [adres 7] , waar op 24 juni 2010 een hennepkwekerij was aangetroffen;
[verdachte] is eigenaar van het pand aan de [adres 1] . In januari 2011 was in dit pand eveneens een hennepkwekerij aangetroffen, waarvoor [verdachte] als verdachte was aangemerkt.
Voorts bleek uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 8] bestuurders waren van [medeverdachte 16] en dat [verdachte] een voormalig bestuurder was van het bedrijf.8.
Naar het oordeel van het hof kan aan de CIE-informatie, in onderling verband en samenhang bezien met de overige informatie, een redelijk vermoeden worden ontleend dat [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [verdachte] en [medeverdachte 16] zich schuldig maakten aan handel in hennep. De enkele omstandigheid dat [verdachte] in het onderzoek Patrijshond niet voorkwam en maar eenmaal is genoemd in de CIE-informatie doet daaraan niet af.
De verdediging heeft een verzoek gedaan tot het horen van de CIE-informant(en). Het hof acht zich in de onderhavige zaak, gelet op verhandelde ter terechtzitting en gelet op hetgeen aan het verzoek tot het horen van de CIE-informant(en) ten grondslag is gelegd en in het licht van hetgeen door de raadsman is aangevoerd, voldoende ingelicht en het hof is de noodzakelijkheid van het gevraagde (doen) horen van de CIE-informant(en) niet gebleken. Derhalve wijst het hof het verzoek af.
Deze verdenking vormt ook voldoende grondslag voor de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen als telefoontaps en cameraobservatie bij het pand van [medeverdachte 16] Aangezien de verdenking gedurende het onderzoek alleen maar sterker is geworden, zijn deze opsporingsmethoden ook langdurig ingezet. In aanvulling op de rechtbank merkt het hof daarbij op dat de opsporingsmethoden langdurig zijn ingezet om de informatiepositie te versterken, inzicht te krijgen in het handelen van de verdachten en uiteindelijk heeft geleid tot de aanhouding van de verdachten.
Anders dan de verdediging suggereert, is geen sprake geweest van misleiding van de rechter-commissaris door het achterhouden van essentiële informatie. Dat [verdachte] niet voorkwam in het onderzoek Patrijshond is geen essentiële informatie die een ander licht op de zaak werpt, zodat niet kan worden gezegd dat deze informatie ten onrechte aan de rechter-commissaris is onthouden.
Concluderend is het hof – met de rechtbank en de advocaat-generaal – van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim bij de start van het onderzoek en evenmin is gebleken van een onrechtmatige inbreuk op het recht op privacy als bedoeld in artikel 8 EVRM, zodat dit verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 , 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 januari 2012 te Tilburg en 's-Hertogenbosch en Beneden-Leeuwen, gemeente West Maas en Waal, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, in de uitoefening van een beroep of bedrijf (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad hennepplanten en/of delen daarvan en/of grote hoeveelheden hennep, te weten:
- in een pand gelegen aan de [adres 2] 321 hennepplanten en
- in een pand gelegen aan het [adres 3] 27,4 kilo hennep en
- in een pand gelegen aan de [adres 4] , gemeente West Maas en Waal, in totaal 1588 hennepplanten en
- in een pand gelegen aan het [adres 5] een groot aantal hennepplanten en
- in een pand gelegen aan de [adres 6] hennepplanten en/of delen daarvan,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2 .hij op tijdstippen in de periode 1 april 2011 tot en met 24 januari 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met 24 januari 2012 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van een aantal natuurlijke personen, waartoe onder meer behoorden [medeverdachte 1] (geb. [geboortedatum 1] ) en [medeverdachte 2] (geb. [geboortedatum 2] ) en [medeverdachte 3] (geb. [geboortedatum 3] ) en [medeverdachte 4] ,welke organisatie het oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk
- telen en/of bewerken van hennep en
- verkopen en/of afleveren van hennep en
- aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep,
zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
aan welke organisatie verdachte leiding heeft gegeven;
4.A.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 26 november 2008 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen meermalen van een voorwerp, te weten geldbedragen (in totaal ongeveer 150.000 euro), de herkomst heeft verhuld, terwijl hij wist dat dat voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) zogenaamde (valse) leningsovereenkomsten opgesteld en aldus een legale herkomst aan genoemde geldbedragen gegeven;
en
B.
hij op 24 juni 2011 in de gemeente Haarlemmermeer een voorwerp, te weten een geldbedrag van 33.800,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen en bewijsoverwegingen
1. Telefoonnummers in gebruik bij verdachten
Het hof zal allereerst vaststellen welke telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij de verdachten.
1.1.
[verdachte]
Het hof stelt vast dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (TT-049., TT-2410.en TT-4011.). Dit nummer stond in maart 2011 op naam van [verdachte] .12.In telefoongesprekken op 22 en 28 maart 2011 geeft de gebruiker van voormeld telefoonnummer op te zijn genaamd [verdachte] .13.Verder is op 24 juni 2011 onder [verdachte] een telefoon met dit telefoonnummer in beslag genomen.14.Het hof stelt vast dat [verdachte] dit nummer dus in ieder geval heeft gebruikt tot 24 juni 2011. Voor het hof staat eveneens vast dat hij daarna gebruik is blijven maken van voormeld telefoonnummer. Op 17 juli 2011 komt op dit nummer een sms binnen die is gericht aan [verdachte] , inhoudende: “ [verdachte] , wanneer wordt er gestart bij [medeverdachte 17] ?”.15.[medeverdachte 17] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 9 mei 2012 verklaard dat hij zijn huis tegen betaling heeft aangeboden aan [verdachte] om hennep te kweken.16.Voorts wordt op 30 juli 2011 op dit nummer gebeld door een man die vraagt of hij van [medeverdachte 16] is. De gebruiker antwoordt: “nee, de oude eigenaar”.17.is van 12 april 2007 tot 27 november 2008 mede-eigenaar geweest van [medeverdachte 16] .18.Dit telefoonnummer is met ingang van 18 augustus 2011 bij een andere provider ondergebracht, maar stond nog wel op naam van [verdachte] .19.
Uit onderzoek van getapte telefoongesprekken die zijn gevoerd met de telefoonnummers [telefoonnummer 2] (TT-0720.) en [telefoonnummer 3] (TT-1321.) kon uit stemvergelijking door een verbalisant, in samenwerking met de tolken Turks, worden vastgesteld dat het woordgebruik, de intonatie en het dialect overeen komen met die van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Hieruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van bovenstaande telefoonnummers dezelfde persoon is, namelijk [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 1983 te Tilburg.22.
In navolging van de rechtbank verwerpt het hof het verweer van de verdediging om geen acht te slaan op de gesprekken die door middel van stemherkenning aan [verdachte] zijn gelinkt en overweegt daartoe als volgt. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de stemherkenningen die zijn gedaan door verbalisant [verbalisant 1] in samenwerking met de tolken. Weliswaar zijn dit geen gecertificeerde deskundigen op het gebied van stemherkenning, maar de herkenning is gedaan op basis van het beluisteren van een grote hoeveelheid tapgesprekken. Door gedurende een langere periode onder meer naar de woordkeuze, de intonatie en het dialect te luisteren, kon een verband worden gelegd tussen de stem en een persoon. Bovendien worden de stemherkenningen ondersteund door andere bevindingen. Zo wordt op 27 april 2011 met nummer [telefoonnummer 2] (TT-07) gebeld en door de gebruiker gezegd dat vanmorgen de ‘ooms’ hebben gedingest. Hij bevestigt dat ze allemaal zijn opgepakt en meegenomen en zegt: “die dinges van mij…bij mijn broer”.23.Dit is versluierd taalgebruik over de inval van de politie op 27 april 2011 in een pand van de broer van [verdachte] aan [adres 3] , waar mensen hennep aan het knippen waren ( dossier Eekhoorn ).24.Verder geeft [medeverdachte 2] in een telefoongesprek op 20 mei 2011 desgevraagd als telefoonnummer van [verdachte] het nummer [telefoonnummer 3] .25.
Ook ziet het hof geen aanleiding om te veronderstellen dat deze telefoonnummers na de datum van het proces-verbaal van stemherkenning, te weten 20 juni 2011, door andere personen zouden zijn gebruikt. Dit niet nader onderbouwde verweer wordt dan ook verworpen.
Voor het hof staat verder vast dat [verdachte] ook de volgende telefoonnummers in gebruik had: [telefoonnummer 4 ] (TT-1626.), [telefoonnummer 5] (TT-4127.) en [telefoonnummer 6] (TT-4228.).
Ten aanzien van telefoonnummer [telefoonnummer 4 ] (TT-16) overweegt het hof als volgt.
Na zijn aanhouding op Schiphol op 24 juni 2011 belt [verdachte] op 26 juni 2011 om 12.40 uur met ( het hof begrijpt: [medeverdachte 9] ) [medeverdachte 9] , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] , en zegt dat hij een Blackberry heeft gekocht en deze probeert te installeren.29.Diezelfde middag zijn er nog twee gesprekken tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] , waarbij [verdachte] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 4 ] .30.Dit nummer wordt ook gebruikt in het zaaksdossier Buizerd . Op 12 juli 2011 omstreeks 21.34 uur belt [verdachte] met dit nummer naar [medeverdachte 17] (het hof begrijpt hierna telkens: [medeverdachte 17]) en zegt dat hij langskomt en [medeverdachte 17] het adres even moet sms’en naar dit nummer.31.Twee minuten later sms’t [medeverdachte 17] : ‘ [adres 2] ’.32.Op 25 juli 2011 belt [verdachte] met [medeverdachte 17] en zegt dat hij woensdag rond 10.00 uur komt.33.Op woensdag 27 juli 2011 wordt [verdachte] om 10.13 uur gezien bij het pand aan [adres 2] te ’s-Hertogenbosch.34.
Met betrekking tot het telefoonnummer [telefoonnummer 5] (TT-41) overweegt het hof het navolgende. Op 17 november 2011 belt [medeverdachte 2] naar het telefoonnummer [telefoonnummer 5] . [verdachte] wordt aan zijn stem herkend als gebruiker van dat nummer. [medeverdachte 2] vraagt of [verdachte] een nieuw nummer heeft. [verdachte] zegt van wel. [medeverdachte 2] vraagt of hij die in plaats van die met ‘51’ heeft genomen. [verdachte] bevestigt dat.35.Dit sluit aan op de vaststelling hiervoor dat [verdachte] eerder gebruik heeft gemaakt van het nummer [telefoonnummer 4 ] .
Ten aanzien van het telefoonnummer [telefoonnummer 6] (TT-42) merkt het hof het volgende op. Het zaaksdossier Valk bevat veel tapgesprekken met dit telefoonnummer. In die gesprekken wordt de gebruiker daarvan aan zijn stem herkend als [verdachte] .36.Bovendien belt [medeverdachte 17] op 12 januari 2012 naar dit telefoonnummer en zegt dat [verdachte] hem een bericht heeft gestuurd, waarna hij niks van zich heeft laten horen en dat hij daarom ongerust is geworden.37.[medeverdachte 17] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 9 mei 2012 over dit gesprek verklaard dat [verdachte] hem toen een aantal keren had gebeld, maar dat hij niet had opgenomen.38.
1.2.
[medeverdachte 2]
Uit het onderzoek dat is verricht naar de in de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 13] aangetroffen en in beslag genomen Nokia telefoons blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] (TT-0639.) is gebruikt door [medeverdachte 2] .40.heeft dat in zijn verhoor bij de politie d.d. 25 januari 2012 bevestigd.41.
Verder had [medeverdachte 2] het telefoonnummer [telefoonnummer 9] (TT-1442.) in gebruik.43.Dit nummer stond ook in een telefoon van [verdachte] die op 24 juni 2011 in beslag is genomen, onder de naam “ [medeverdachte 2] ”.44.
Het hof stelt voorts vast dat het Turkse telefoonnummer [telefoonnummer 10] door [medeverdachte 2] werd gebruikt. Volgens de uitgewerkte tapgesprekken is hij aan zijn stem herkend. Een aantal gesprekken met dit nummer zijn aan [medeverdachte 2] voorgehouden, waarop hij niet ontkent dat hij degene is die deze gesprekken (met [verdachte] ) voert. Hij heeft voorts verklaard dat hij toen in Turkije zat,45.terwijl het een nummer betreft dat begint met 90, de landcode van Turkije.
1.3.
[medeverdachte 1]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 11] (TT-2846.) is in gebruik bij [medeverdachte 1] . Uit de bevraging bij het Centraal Informatiepunt voor het Onderzoek aan Telecommunicatie (CIOT) bleek dat er op voormeld telefoonnummer een abonnement is afgesloten op naam van [medeverdachte 1] , wonende aan de [adres 10] .47.
1.4.
[medeverdachte 3]
Bij de aanhouding van [medeverdachte 3] zijn twee telefoons onder hem in beslag genomen.48.Enkele gesprekken die met het telefoonnummer [telefoonnummer 12] zijn gevoerd zijn aan hem voorgehouden en hij heeft erkend dat hij die gesprekken heeft gevoerd.49.
Uit het onderzoek aan de in beslag genomen telefoons in de woning van [medeverdachte 3] aan de [adres 11] blijkt dat hij tevens het telefoonnummer [telefoonnummer 13] (iPhone) heeft gebruikt.50.
1.5.
[medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4]
Het hof stelt vast dat [medeverdachte 4] de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 14] . In gesprekken met dat nummer wordt [medeverdachte 4] veelvuldig met zijn roepnaam [medeverdachte 4] aangesproken.51.[medeverdachte 2] heeft ook verklaard dat hij [medeverdachte 4] ( het hof begrijpt: [medeverdachte 4] ) [medeverdachte 4] kent als [medeverdachte 4] , een Bulgaarse jongen, die hij een paar keer met [verdachte] heeft gezien.52.
Daarnaast maakt [medeverdachte 4] gebruik van de telefoonnummers [telefoonnummer 15] en [telefoonnummer 16] , zo blijkt uit het zaaksdossier Valk . In gesprekken met deze telefoonnummers wordt de gebruiker eveneens [medeverdachte 4] genoemd. Verder is bij de tapgesprekken steeds vermeld dat op basis van stemherkenning is vastgesteld dat [medeverdachte 4] de gebruiker is van die telefoonnummers.53.Dat [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] van een ander telefoonnummer gebruik is gaan maken, kan ook blijken uit een telefoongesprek van [verdachte] op 11 januari 2012, waarin hij zegt dat degene die de ‘ooms’ heeft gezien een nieuw nummer heeft genomen.54.Omstreeks 19.05 uur die dag belde [medeverdachte 4] , die gebruik maakte van het nummer [telefoonnummer 16] , naar [verdachte] en vertelde dat hij de ooms had gezien.55.
2. Ter zake van feit 1: hennepkwekerijen
De verdediging heeft – onder verwijzing naar en op gronden als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg – bepleit dat de verdachte van het medeplegen van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen bewezen kan worden verklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
[verdachte] heeft zich ten aanzien van zijn betrokkenheid bij de hennepkwekerijen uit de zaaksdossiers Buizerd , Eekhoorn , Leeuw , Mus en Valk in zijn verhoor bij de politie d.d. 2 mei 201256.beroepen op zijn zwijgrecht.
De omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op art. 29, eerste lid, Sv, niet tot het
bewijs bijdragen. De rechter mag echter bij zijn bewijsoordeel in aanmerking nemen dat de
verdachte voor een omstandigheid die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud
van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het
aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring heeft gegeven. Artikel 6, tweede lid, EVRM (de onschuldpresumptie) staat daaraan niet in de weg (vgl. HR 3 juni 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZD0733, NJ 1997/584 en HR 5 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW7372, met verwijzing naar EHRM 18 maart 2010, nr. 13201/05 (Krumpholz tegen Oostenrijk) en het daarin opgenomen overzicht van de rechtspraak van het EHRM). Datzelfde geldt, mede gelet op overweging van de preambule bij Richtlijn 2016/343/EU, voor artikel 6 van deze Richtlijn (vgl. HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:97, rov. 2 .3.3.).
Het hof stelt vast dat de verdachte geen aannemelijke, ontzenuwende verklaring heeft gegeven voor de hierna weergegeven omstandigheden die in samenhang beschouwd redengevend kunnen worden geacht voor het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit.
2.1.
Zaaksdossier Buizerd : hennepkwekerij [adres 2]
Op 6 september 2011 is de politie binnengetreden in een woning gelegen aan de [adres 2] ,57.alwaar een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen.
Op de eerste verdieping aan de achterzijde van de genoemde woning was een kweekruimte (hierna: kweekruimte 1) gelegen. Het raam van deze ruimte was dichtgemaakt en afgeplakt met een witte plastic folie. Op de vloer van de genoemde ruimte was een zwarte rubberen folie gelegen met opstaande randen. Op de rubberen folie waren in totaal 86 kweekpotten met potgrond en hennepplanten geplaatst. Tussen de hennepplanten stond een lege waterton. Aan het plafond boven de planten waren in totaal 10 assimilatielampen van 600 Watt met spiegelkappen gemonteerd. Deze lampen waren in werking en in hoogte verstelbaar. In de hoek van de genoemde kweekruimte was een koolstoffilter met daaraan gekoppeld een slang geplaatst. Deze slang werd door een zijmuur van kweekruimte 1 geleid naar de zolder van de genoemde woning. Op de zolder was een inbouwventilator geplaatst waarop deze slang was gekoppeld. Hiermee werd de vuile lucht vanuit kweekruimte 1 afgezogen. Aan een zijmuur van deze kweekruimte waren in totaal 10 transformatoren van 600 Watt gemonteerd. Aan alle elektrische apparatuur van deze kweekruimte waren elektriciteitskabels gemonteerd. Deze kabels werden geleid naar de zolder en aldaar op een schakelkast aangesloten. Middels deze schakelkast werd de elektrische apparatuur automatisch aan- en uitgeschakeld. De in de schakelaar aanwezige tijdschakelaar stond ingesteld op 12 uur aan en 12 uur uit.58.
Op de voorzolder van de genoemde woning werd een groene container aangetroffen. In deze container was een dompelpomp met slangwerk geplaatst. Naast de groene container stonden flessen met voedingstoffen en een lege jerrycan van 10 liter voor voedingsstoffen. In een hoek van de voorzolder was een staande ventilator geplaatst. Op de cv-ketel van de genoemde woning lag een losse assimilatielamp van 600 Watt. Verder was op de vloer van de voorzolder een inbouwventilator geplaatst. Aan deze ventilatoren waren slangen gemonteerd welke afkomstig waren uit de kweekruimten 1 en 2 . Middels deze inbouwventilator werd de vuile lucht uit de kweekruimten 1 en 2 via het dakbeschot afgevoerd.59.
Op de zolder van de woning werd een ruimte (hierna: kweekruimte 2 ) aangetroffen. Op de vloer van deze ruimte was een rubberen folie met opstaande randen gelegen. Op deze folie waren in totaal 235 kweekpotten met potgrond en hennepplanten geplaatst. Aan het plafond van kweekruimte 2 waren boven de hennepplanten 19 assimilatielampen van 600 Watt met spiegelkappen en 1 koolstoffilter gemonteerd. De assimilatielampen waren in werking en in hoogte verstelbaar. In een hoek van de kweekruimte was een tweede koolstoffilter op de vloer geplaatst. Aan de koolstoffilter waren slangen gemonteerd en deze werden geleid naar en aangesloten op de inbouwventilator op de voorzolder. Aan een zijmuur van kweekruimte 2 waren 19 transformatoren van 600 Watt en 1 temperatuur-/ventilatie regelkast gemonteerd. Aan de buitenzijde van kweekruimte 2 was op de buitenmuur een schakelkast met tijdklok gemonteerd. De tijdklok stond ingesteld op 12 uur aan en 12 uur uit. Aan alle elektrische apparatuur van kweekruimte 2 waren elektriciteitskabels gemonteerd. Deze kabels werden geleid en aangesloten op de schakelkast. Hiermee werd alle elektrische apparatuur automatisch in- en uitgeschakeld.60.
Uit de twee ruimten werden vijf planten geknipt en in beslag genomen. Verbalisant [verbalisant 2] herkende het materiaal van de vijf hennepplanten uit ruimte 1 en de vijf hennepplanten uit ruimte 2 aan de karakteristieke geur en vorm van de plantdelen. De planten uit ruimte 1 hadden een lengte tussen de 75 en 80 centimeter en de planten uit ruimte 1 hadden een lengte tussen de 100 en 110 centimeter. Twee van de vijf planten uit ruimte 1 en twee van de vijf planten uit ruimte 2 werden getest met verdovende middelentests. Het testen leverde twee keer tweemaal een positieve indicatie van hennep/marihuana/hash op.61.
In de woning werd [medeverdachte 17] als verdachte aangehouden.62.Hij stond ingeschreven en was woonachtig op het adres aan de [adres 2] . Voorts was hij werkzaam als taxichauffeur.63.In zijn verhoor bij de politie heeft hij verklaard dat hij schulden had en zijn huis tegen betaling aan [verdachte] had aangeboden om hennep te kweken. Hij zou van [verdachte] € 5.000,- krijgen. Hij verklaarde dat de hem getoonde foto op [verdachte] lijkt. Voorts verklaarde hij dat [verdachte] aan hem vertelde dat hij in verschillende woningen hennepkwekerijen had. Op de vraag wie de hennepkwekerijen onderhield, antwoordde [medeverdachte 17] dat [verdachte] af en toe langskwam, soms een Turkse jongen, een kennis van [verdachte] , en soms deed hij dit ook. Hij had met [verdachte] afgesproken dat als er problemen zouden ontstaan, [verdachte] dit zou betalen. Dit had [verdachte] gezegd.64.
[medeverdachte 25] , de echtgenote van [medeverdachte 17] , heeft bij de politie verklaard dat er één keer een Poolse man langs kwam en gelijk naar de zolder ging. Nadat aan haar een foto van [medeverdachte 1] wordt getoond, verklaarde zij deze persoon te herkennen als de Poolse man. Voorts wordt aan haar het volgende telefoongesprek (TT16, sessienummer 1042) voorgehouden: “op 22 augustus 2011 omstreeks 14.19 uur werd [verdachte] , die op dat moment gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 4 ] , gebeld door een onbekende vrouw die op dat moment gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] . In het gesprek zegt de onbekende vrouw dat het heel erg droog is bij de wortels. [verdachte] zegt dat dat normaal is”. [medeverdachte 25] heeft verklaard dat zij de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] en heeft bevestigd dat zij het bovenstaande heeft gezegd. Zij heeft verklaard dat de persoon die zij aan de telefoon had gesproken over de wortels de man is op het rijbewijs dat de verbalisant aan haar toonde, waarvan de verbalisant heeft gerelateerd dat de persoon op de foto bij hen bekend is als [verdachte] . Hij was een keer langs geweest, nam toen twee jerrycans mee en bracht deze op de zolder. Hij noemde zich [verdachte] .
Voorts heeft [medeverdachte 25] verklaard dat zij de Poolse man heeft gebeld om door te geven dat de politie was gekomen en dat zij geld nodig had. Toen zij het vertelde, hoorde zij deze Poolse man zeggen dat hij dit door zou geven. Tien minuten later werd zij gebeld door [verdachte] . Hij zou het geld komen brengen. Later belde hij echter op dat hij het niet zou halen om het geld binnen de gestelde tijd te komen brengen. De eigenaar van de hennepkwekerij was [verdachte] , de man op de rijbewijsfoto.65.
De verklaringen van [medeverdachte 17] en [medeverdachte 25] worden ondersteund door de volgende tapgesprekken en observaties.
Opbouw van de hennepkwekerij
Op 8 juni 2011 omstreeks 17.58 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt: “Wat gaan we over Den Bosch zeggen en gaan we door?”, waarop [medeverdachte 2] zegt dat ze in principe doorgaan, maar vraagt wat ze moeten doen als de stroom er niet tegen kan. Hierop zegt [verdachte] dat het dat wel kan dragen. Verder spreekt [verdachte] over ‘onze materialen’.66.Op 9 juni 2011 om 18.29 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . In het gesprek spreken zij hun zorgen uit over de houding van [medeverdachte 17] (ten aanzien van zijn drankgebruik en gokverslaving) en bespreken wat ze moeten doen als het fout gaat. [verdachte] zegt: “Anders slaan we hem in elkaar en nemen wij zijn taxi in en zeggen we dat de taxi hier blijft totdat hij het geld brengt”.67.Op 17 juni 2011 om 21.27 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . In het gesprek vraagt [verdachte] of [medeverdachte 2] zijn zakenpartner heeft gemist en of [medeverdachte 2] nog met [medeverdachte 17] heeft gesproken.68.
Op 25 juli 2011 omstreeks 20.13 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 17] , die op dat moment gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 18] .69.[medeverdachte 17] heeft in zijn verhoor d.d. 9 mei 2012 bevestigd dat hij al vier jaar de gebruiker is van het mobiele telefoonnummer [telefoonnummer 18] .70.In het gesprek zegt [verdachte] dat ze woensdag rond tien uur komen.71.
Op woensdag 27 juli 2011 wordt de woning aan de [adres 2] vanaf 09.00 uur onder observatie genomen. Voor de ramen van de benedenverdieping van de woning is doorzichtig plastic geplakt zodat naar binnen kijken wordt bemoeilijkt. Het lijkt er op dat de benedenverdieping leeg staat. Om 10.13 uur wordt voor voornoemd pand een Opel Zafira, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , geparkeerd. Als bestuurder stapt uit [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 1983 , die wordt herkend van een aan de verbalisant verstrekte foto (hierna: [verdachte] ). [verdachte] loopt naar de woning en belt aan, waarna de deur door een man wordt geopend. [verdachte] loopt terug naar de auto en opent de achterklep. Een andere man stapt als bijrijder uit de auto. [verdachte] en de bijrijder lopen drie- tot viermaal heen en weer tussen de auto en de woning. Zij brengen diverse (sport)tassen, een zogenaamde attachékoffer en plastic zakken met inhoud de woning binnen.72.
Op 28 juli 2011 vindt er een telefoongesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] waarin wordt gesproken over ‘230 boven’ en ’90 stuks beneden’ en een slang die langs de trap moet gaan lopen. Voorts bespreken zij dat zij meenemen wat er uit komt/geoogst wordt.73.
Uit de inhoud van het telefoongesprek op 28 juli 2011, in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van de andere tapgesprekken en de overige bevindingen, leidt het hof af dat dit gesprek is te relateren aan de aangetroffen hennepkwekerij in de woning aan de [adres 2] , alwaar 86 hennepplanten op de eerste verdieping (‘beneden’) en 235 hennepplanten op zolder (‘boven’) werden aangetroffen. Voorts liep daarbij een slang van kweekruimte 1 op de eerste verdieping naar kweekruimte 2 op de zolder.
Onderhoud van de hennepkwekerij
Op 11 augustus 2011 omstreeks 20.00 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 17] . In het gesprek vraagt [verdachte] of ze op de been/overeind blijven. “Momentje”, zegt [medeverdachte 17] . [medeverdachte 17] gaat kijken en zegt: “oh het is nogal warm”. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 17] beneden of boven is. “Ik ben beneden, ze staan goed overeind, ze zijn goed levendig”, zegt [medeverdachte 17] . “Ga ook even boven kijken”, zegt [verdachte] . [medeverdachte 17] loopt kennelijk naar boven. Na een tijdje zegt [medeverdachte 17] dat die boven wel een paar nog liggen en zegt vervolgens dat ook die goed overeind staan. [verdachte] vraagt of de tante/schoonzus (vrouw van [medeverdachte 17] ) daar is. “Ja”, zegt [medeverdachte 17] . Er is op dat moment een Turks sprekende vrouw op de achtergrond te horen. [verdachte] zegt: “ik heb aan tante/schoonzus uitgelegd hoe ze het moet doen, ze moet rustig aan zonder blaadjes nat te maken, beetje water geven, nat maken. Niet te veel en blaadjes niet nat maken, want anders branden zij”, zegt [verdachte] . [verdachte] zegt dat hij morgen daar langs zal komen. “Is goed”, zegt [medeverdachte 17] .74.
Op 13 augustus 2011 omstreeks 16.24 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . In het gesprek overlegt [medeverdachte 1] met [verdachte] over bepaalde instellingen. [verdachte] zegt: “maak/doe beneden op 4 hoor”. [medeverdachte 1] zegt daarop: “het is 11 en 11 he, je hebt dit ingesteld zeker”. [verdachte] zegt daarop: “ja, je moet het alleen in het midden zetten, dat is het”. [medeverdachte 1] zegt: “dat is goed”.75.
Op 14 augustus 2011 omstreeks 00.32 uur en 00.33 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . In het eerste gesprek vraagt [verdachte] of [medeverdachte 1] de 2 stekkers niet uitgetrokken heeft van de 220. In het tweede gesprek zegt [verdachte] : “had jij die dingen niet uitgetrokken uit 220, vandaar dat het bleef branden”. [medeverdachte 1] zegt dat hij dat is vergeten. [verdachte] zegt: “zij nemen de telefoon niet op”.76.Omstreeks 00.36 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 17] . In het gesprek zegt [verdachte] dat hij net [medeverdachte 1] heeft gebeld en vraagt of [medeverdachte 17] er van op de hoogte is. [medeverdachte 17] zegt van wel. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] dat vergeten is daar, boven staat er 220.77.Omstreeks 00.56 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 17] . In het gesprek geeft [verdachte] aanwijzingen welke 2 van de 3 eruit getrokken moeten worden.78.
Na de ontmanteling
Op 6 september 2011 omstreeks 15.34 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1] . In het gesprek zegt [medeverdachte 1] dat de plaats in Den (Den Bosch) is “gevlogen”. Verder zegt [medeverdachte 1] dat de vrouw duizend lira nodig heeft voor de elektriciteit.79.Omstreeks 16.06 uur belt [verdachte] naar de vrouw van [medeverdachte 17] , die op dat moment gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 17] . In het gesprek zegt de vrouw dat ze nu dringend twee duizend lira nodig heeft. Verder zegt ze dat [medeverdachte 17] is aangehouden en dat thuis alles weggehaald wordt en de elektriciteit afgesloten gaat worden. [verdachte] zegt dat zij hun nummers moet wissen en vraagt of de mannen met de pet nog daar zijn. “Ja, zij ruimen momenteel boven”, zegt de vrouw.80.Omstreeks 16.27 uur belt [verdachte] opnieuw naar de vrouw van [medeverdachte 17] en zegt dat zij binnen tien minuten nooit redden om daarnaartoe te komen. “Kom maar hier naartoe, dan zal ik jou het geld geven”, zegt [verdachte] .81.Omstreeks 18.01 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] en zegt dat het een tip geweest is en dat er metingen zijn gedaan, waarna men naar binnen is gegaan.82.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 17] en [medeverdachte 25] , sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. De verdachten hebben allen een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat zij als medepleger van het telen van hennep kunnen worden aangemerkt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [medeverdachte 17] en [medeverdachte 25] hun woning ter beschikking hebben gesteld voor het kweken van hennep en in die kwekerij werkzaamheden hebben verricht. Ten aanzien van de rol van [verdachte] kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat hij de eigenaar was van de kwekerij en een coördinerende en sturende rol had. Hij gaf opdrachten, was zelf bij de hennepkwekerij aanwezig en hield [medeverdachte 2] op de hoogte van de situatie. [medeverdachte 1] had een ondersteunende rol, is in de kwekerij aanwezig geweest en heeft daar de instellingen van de apparatuur aangepast. Voorts fungeerde hij als contactpersoon tussen [medeverdachte 25] en [verdachte] . Dat [medeverdachte 25] verklaarde over een Poolse man, terwijl [medeverdachte 1] niet Pools is maar van Turkse komaf, doet niet af aan haar herkenning van [medeverdachte 1] op een foto als die bewuste man. Verder was [medeverdachte 2] betrokken bij de opbouw van de kwekerij, bepaalde dat werd doorgegaan met de hennepkwekerij en werd na de ontmanteling door [verdachte] op de hoogte gehouden van de situatie. [medeverdachte 2] kan dan ook – in de woorden van [verdachte] – worden aangemerkt als zijn zakenpartner. Zij spreken over ‘hun materialen’, wat zij met [medeverdachte 17] doen als het fout gaat en dat zij meenemen wat eruit komt/geoogst gaat worden.
Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een professioneel opgezette hennepkwekerij, mede gelet op de omvang, de inrichting en de wijze van exploitatie, zodat er sprake was van een beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
2.2.
Zaaksdossier Eekhoorn : hennepkwekerij [adres 3]
Aan de hand van tapgesprekken en observaties werd het volgende geconstateerd.
Op 18 april 2011 om 20.40 uur werd door leden van het observatieteam gezien dat [verdachte] een pand aan het [adres 3] binnengaat, vermoedelijk nummer [adres 3] . De woning aan het [adres 3] blijkt volgens de gegevens van het kadaster sinds 2 september 2005 eigendom te zijn van [broer verdachte] , geboren op [geboortedatum 4] te Goirle. Uit de beschikbare gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie blijkt dat [broer verdachte] in de periode van 22 juni 2007 tot 18 augustus 2011 op voornoemd adres stond ingeschreven. Hij is de broer van [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 1983 te [geboorteplaats 1] .83.
Op 26 april 2011 om 21.17 uur belt [medeverdachte 4] , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 14] naar [verdachte] .84.De gebruiker van het telefoonnummer is [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] te [geboorteplaats 2] .85.[verdachte] vraagt hoeveel mensen [medeverdachte 4] morgen kan regelen voor de locatie van [verdachte] . [medeverdachte 4] zegt: “mijn moeder, mijn vrouw, [betrokkene 1] .. (ntv) daar, “ [medeverdachte 11] ” is daar, dus 4, 5, 6 of 7 mensen kunnen wij maken”. [verdachte] zegt: “6 mensen dus, laat het mensen van ons zijn en niet van buiten aannemen”. [verdachte] wil ook dat “ [medeverdachte 12] ” komt. [medeverdachte 4] gaat haar bellen.86.Om 21.24 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt: “ik heb [medeverdachte 12] al gebeld. Zij zei dat zij zou komen”. Het gesprek gaat verder over hoe laat ze afspreken, over [medeverdachte 11] bellen om te vragen wie op welk tijdstip er uit komt, over het meenemen van schijnwerpers en over tassen die ze binnen nodig hebben. [verdachte] zegt dat drie tassen voor binnen genoeg is. [verdachte] zegt: “laat die ook vannacht niet onbemand he?”. “Nee, dat doe ik niet hoor”, zegt [medeverdachte 4] .87.
Op 27 april 2011 om 07.45 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat iedereen binnen is en hij “het” hen verteld heeft. [verdachte] wil weten of iemand hen gezien heeft bij het binnenkomen. Dat is niet het geval volgens [medeverdachte 4] . [verdachte] wil dat ze er een beetje vaart achter zetten. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat [echtgenote medeverdachte 4] naar ander werk zou gaan en daarom werkt zij zo hard. [medeverdachte 4] zegt: “omstreeks 8 uur ga ik vuilniszakken voor hen kopen bij Jumbo als die open is”. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] naar die andere Jumbo moet gaan kopen.88.
Op 27 april 2011 omstreeks 09.10 uur wordt gezien dat een Opel Zafira, voorzien van het kenteken [kenteken 1] , geparkeerd staat op het [adres 3] , ter hoogte van perceel 49-50-51 . Het kenteken bleek op naam te staan van [verdachte] , geboren op [geboortedag verdachte] 1983 . Om 10.04 uur wordt gezien dat de Opel Zafira wordt geparkeerd op [adres 3] ter hoogte van de aldaar aanwezige Jumbo supermarkt en dat [medeverdachte 4] de bestuurder is van voornoemd voertuig, uitstapt en de Jumbo supermarkt binnengaat. Om 10.13 uur komt hij de Jumbo supermarkt weer uit en rijdt in de Opel Zafira richting [adres 3] en gaat daar naar binnen.89.Om 10.13 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] en wil weten of er buiten stank is. “Dat is er niet”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] wil weten hoe het gaat. “De ene is reeds klaar hoor”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] vindt dat mooi. [verdachte] wil nog weten of zij het “dingessen” zoals hij het zei. [medeverdachte 4] antwoordt dat ze het doen zoals [verdachte] zei.90.
Op 27 april 2011 om 12.00 uur werd binnengetreden in de woning gelegen aan het [adres 3] .91.Na enkele malen kloppen en bellen werd de deur geopend door een manspersoon. Verbalisant [verbalisant 3] zag dat deze man aan zijn kleding resten van hennepplanten had en rook een duidelijke geur van hennep in de woning. De man legitimeerde zich later middels een Bulgaars identiteitsbewijs als [medeverdachte 11] , geboren op [geboortedatum 6] te Bulgarije. Verbalisant [verbalisant 3] liep achter deze man de woonkamer in. In de woonkamer zag verbalisant [verbalisant 3] [medeverdachte 11] en [medeverdachte 4] . In de woonkamer bevond zich ook [medeverdachte 14] . Verbalisant [verbalisant 3] zag dat deze vrouw op haar kleding ook resten had van hennepplanten. Na het binnentreden zijn verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] via de trap naar de bovenetage gegaan. Op de trap troffen zij resten van hennepplanten aan. Op de bovenetage troffen zij verschillende ruimtes aan. In de achterste kamer rechts troffen zij vijf vrouwen aan. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zagen dat deze vrouwen aan hun kleding resten hadden van hennepplanten. Op de gang troffen zij een doos met henneptoppen aan. Links van hen troffen zij twee ruimtes aan met een hennepkwekerij. Verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zagen dat alle planten waren afgeknipt. In de eerste ruimte links van hen stonden potten met afgeknipte hennepplanten. In de tweede ruimte links troffen zij dozen aan met henneptoppen. In deze ruimte troffen zij verder afgeknipte hennepplanten aan. Verbalisant [verbalisant 5] zag dat een van de vrouwen een klein knipschaartje in haar handen had.92.
Omstreeks 12.04 uur hielden de verbalisanten op voornoemd adres de volgende personen aan: [medeverdachte 14] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 32] , [medeverdachte 33] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 15] , [medeverdachte 26] en [medeverdachte 12] .93.Over een aantal van de aangehouden personen werd eerder in de hierboven weergegeven tapgesprekken gesproken. Zo werd door [verdachte] en [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] gesproken over “ [medeverdachte 12] ”, waarmee kennelijk [medeverdachte 12] werd bedoeld en over [medeverdachte 11] , van wie de roepnaam “ [medeverdachte 11] ” is.94.Voorts werd door [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] gesproken over zijn vrouw, te weten [medeverdachte 26] .95.Bovendien hebben [medeverdachte 14] , [medeverdachte 33] , [medeverdachte 15] , [medeverdachte 26] en [medeverdachte 12] verklaard dat zij hennep hebben geknipt.96.
Er werden in totaal 230 potten met potgrond aangetroffen, 94 in kamer 1 en 136 in kamer 2 . Na weging met een geijkte weegschaal bleek dat in de twee kamers waar een hennepkwekerij aanwezig was 27,4 kilo gedroogde hennep aanwezig was.97.Drie hennepmonsters, afkomstig uit één ruimte, werden door verbalisant [verbalisant 6] herkend als materiaal van het geslacht cannabis, beter bekend als hennep. De meerdere tests gaven een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj.98.
Ten tijde van de ontmanteling van de kwekerij vonden de volgende telefoongesprekken plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] , die zich op dat moment op voornoemd adres bevond.
Op 27 april 2011 om 12.02 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] waarschuwt [verdachte] dat de politie is gekomen.99.Om 12.28 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] geeft aan dat hij dacht dat [verdachte] kwam. [verdachte] begrijpt [medeverdachte 4] niet. [medeverdachte 4] zegt dat hij dacht dat [verdachte] zou komen en dat “zij” (politie) toen binnenkwamen. [verdachte] wil weten of [medeverdachte 4] praat in “hun” (politie) aanwezigheid. Dat doet [medeverdachte 4] .100.Om 12.30 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] en waarschuwt hem om geen namen te noemen.101.
Voorts heeft kort na de ontmanteling een telefoongesprek plaatsgevonden tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] en op een later moment die middag tussen [verdachte] en zijn broer [broer verdachte] en [verdachte] en een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] .
Om 12.32 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt dat hij ze vanochtend te werk heeft gesteld en dat hij gisteren had gezegd dat zij morgenochtend binnen mochten komen. “Had ik maar gezegd dat zij dat in de avond moesten doen”, zegt [verdachte] . [verdachte] zegt dat ze net klaar waren en dat hij hen ging ophalen. [medeverdachte 2] wil weten of er nu mensen binnen zijn. [verdachte] zegt dat alles, iedereen daar binnen is opgepakt. Zij waren net klaar. [verdachte] was gebeld dat hij mocht komen. [verdachte] was onderweg daarheen toen hij werd gebeld en te horen kreeg dat hij niet moest komen.102.
Om 13.52 uur wordt [verdachte] gebeld door zijn broer [broer verdachte] . [verdachte] zegt: “zij hebben daar bij jou ‘laten vervliegen’ man”. Broer: “meen je dat?”. [verdachte] vertelt: “vanochtend had ik hen aan het werk gezet en het is gebeurd terwijl iedereen binnen was”, waarop [broer verdachte] zegt: “meen je dat nou”. [verdachte] zegt: “echt waar man”. “Dan zal men het hebben getipt”, zegt [broer verdachte] , waarop [verdachte] zegt: “juist op het moment dat ik het ging ophalen… alles stond gereed… gingen ze naar binnen”.103.Om 15.03 uur belt [verdachte] naar een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 19] . [verdachte] zegt dat hij de personalia nodig heeft van [medeverdachte 11] . De man zegt dat het goed is en vraagt of er iets is gebeurd. [verdachte] zegt: “ja vanmorgen hebben de ‘ooms’ (politie) gedingest”. De man vraagt: “wie/welke dan?”, waarop [verdachte] zegt: “ [medeverdachte 11] man, precies op het moment toen hij aan het werk was”. De man vraagt: “hebben ze hen allemaal opgepakt en meegenomen?”, waarop [verdachte] bevestigend antwoordt. De man vraagt: “waar dan?”, waarop [verdachte] zegt: “die dinges van mij… bij mijn broer” en “het lag helemaal gereed en net op dat moment dat ik het ging ophalen. Hij zei: ‘abi ik ga ze dinges doen’ en ik zei ‘ik kom er aan’. Nog geen 10 seconden later belde hij en hij zei: ‘abi niet komen’”.104.
[medeverdachte 11] heeft verklaard dat hij het pand aan het [adres 3] sinds 15 februari 2011 huurde van [broer verdachte] (fonetisch, het hof begrijpt: [broer verdachte] ) en dat hij eigenaar was van de hennepkwekerij/-knipperij. Op de dag van aanhouding waren er werksters in huis om in de woning hennep te snijden. Hij was samen met de vrouwen boven aan het knippen. Hij heeft ook instructies gegeven hoe de vrouwen moesten knippen. Verder verklaarde hij dat ze hem kennen als [medeverdachte 11] .105.[medeverdachte 32] en [medeverdachte 33] hebben bevestigd dat [medeverdachte 11] hen aanstuurde bij de kwekerij106.en [medeverdachte 15] heeft verklaard dat hij de leiding had.107.
[medeverdachte 4] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 28 april 2011 verklaard dat hij zijn moeder en vrouw naar het huis had gebracht en de vrouwen met schaartjes de blaadjes van de planten afknipten.108.Voorts heeft hij verklaard dat de Opel Zafira van [verdachte] was en dat hij deze kreeg (het hof begrijpt: mocht lenen), als hij deze nodig had.109.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat tussen [verdachte] , [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] en [medeverdachte 11] alias [medeverdachte 11] sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Ten aanzien van de rol van [verdachte] kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat hij een coördinerende en sturende rol had. Hij gaf opdrachten, bepaalde (mede) wie de hennepplanten zou(den) knippen en heeft instructies gegeven hoe dat moest gebeuren. Voorts was hij degene die na afloop van het knippen de geknipte hennep en/of de knippers zou ophalen. [medeverdachte 11] huurde het pand waarin de hennepkwekerij/-knipperij werd aangetroffen, gaf instructies hoe de vrouwen de hennep moesten knippen, had daarbij de leiding en stuurde hen aan. [medeverdachte 4] regelde de knippers en was zelf eveneens aanwezig bij het knippen.
Het hof acht bewezen dat sprake was van een beroeps- of bedrijfsmatige bewerking van hennep, gelet op de grote hoeveelheid hennep en de (professionele) inrichting van de kwekerij.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] tezamen en in vereniging met anderen te Tilburg, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk 27,4 kilogram hennep heeft bewerkt en aanwezig heeft gehad.
2.3.
Zaaksdossier Leeuw : hennepkwekerij [adres 4]
Op 12 mei om 17.28 uur werd binnengetreden in een bedrijfsruimte van een bedrijf, gevestigd aan de [adres 4] , gemeente West Maas en Waal.110.Op de begane grond van de opslagloods bevonden zich veel kartonnen dozen die op elkaar gestapeld waren. In die dozen werden diverse soorten stopcontacten en ander elektrisch schakelmateriaal aangetroffen. Na binnenkomst links in deze loods werden vele kartonnen dozen aangetroffen die op elkaar gestapeld waren en op deze wijze als het ware een corridor van dozen vormden. Na onderzoek bleek, verborgen achter deze corridor/muur van veelal lege dozen, een afgesloten binnendeur aanwezig. Deze binnendeur werd geforceerd, waarna toegang werd verkregen tot drie daarachter gelegen verborgen ruimten op de begane grond. In de eerste ruimte bleken grote plastic vaten die met water waren gevuld aanwezig, alsmede een complete wand met veel elektrische schakelklokken en andere voorwerpen kennelijk bestemd en ten behoeve van een hennepkwekerij. In een tweede en derde ruimte werden twee, op dat moment in bedrijf zijnde, hennepkwekerijen (assimilatielampen brandend en ventilatoren werkend) aangetroffen. Na telling van de hierin aanwezige hennepplanten bleken in deze ruimte respectievelijk 328 en 414 stuks in bloei staande hennepplanten aanwezig. Achter in de eerste ruimte bleek een opening in het plafond aanwezig. Middels een bij die opening staande metalen ladder bleek nog een vierde verborgen ruimte op de eerste verdieping toegankelijk. Na telling van de hierin aanwezige hennepplanten bleken in deze ruimte 846 stuks in bloei staande hennepplanten aanwezig. Ook deze kwekerij was op dat moment in bedrijf. Alle aangetroffen planten (totaal 1588 stuks) hadden een geschatte hoogte van circa 75 centimeter.111.In iedere kweekruimte werd van een representatief aantal planten monsters genomen en getest, waarbij telkens een sterk positieve reactie werd geconstateerd. Uit deze reactie kan worden afgeleid dat de onderzochte substantie hennep is, dan wel bevatte, als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.112.
Het bedrijfspand aan de [adres 4] werd gehuurd door [medeverdachte 36] .113.
Opbouw van de hennepkwekerij
Na analyse van de verkeersgegevens van de bij [verdachte] en [medeverdachte 2] in gebruik zijnde telefoonnummers, te weten [telefoonnummer 1] (TT-04, [verdachte] ) respectievelijk [telefoonnummer 8] (TT-06, [medeverdachte 2] ), kon hun positie worden bepaald. In de periode van 23 maart 2011 tot en met 31 maart 2011 bleek dat deze telefoonaansluitingen een aantal malen de paallocatie aan de [locatie 2] aanstraalde.114.
Aan de hand van observaties en tapgesprekken werd het volgende geconstateerd.
Op 31 maart 2011 omstreeks 10.13 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt: “we gaan de potten bij jou in de auto leggen”, waarop [medeverdachte 1] antwoordt: “oké, goed”.115.Om 10.22 uur belt [medeverdachte 1] naar [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat hij achter is, waarna [verdachte] zegt: “laat ik dan dinges bellen zodat ze naar de achterkant komen en zodat we de potten in jouw auto kunnen leggen”. [medeverdachte 1] antwoordt daarop: “oké, goed”.116.Direct daarna belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] naar de achterkant moet gaan om de potten te doen. “Oké, goed”, zegt [medeverdachte 4] .117.Om 10.42 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt: “hebben jullie het geregeld?”, waarop [medeverdachte 4] zegt: “er moet nog 1 pallet”. [verdachte] zegt dat hij eraan komt. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 1] naar hem vraagt. [verdachte] zegt dat hij er aan komt.118.De gebruiker van het telefoonnummer is [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] te Bulgarije.119.Omstreeks 13.04 uur wordt gezien dat een witte Mercedes-Benz, type 212D, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , bij een bedrijfspand gelegen aan de [adres 4] binnenrijdt, waarna het rolluik direct wordt gesloten. Uit onderzoek bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) bleek voormeld kenteken op naam te staan van [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] .120.
Op 4 april 2011 omstreeks 09.22 uur belt [verdachte] naar een nummerinformatiebedrijf, vraagt naar het nummer van [growshop] in Tilburg en wordt hiermee doorverbonden. [growshop] in Tilburg is een bedrijf dat in de volksmond een growshop wordt genoemd. Een growshop is een bedrijf gespecialiseerd in producten ten behoeve van de hennepteelt. [verdachte] bestelt een pallet light mix in doos en vraagt of [medewerker growshop] van [growshop] die kan geven aan jongens in een rode bus en dat hij zometeen komt afrekenen. [medewerker growshop] stemt hiermee in. “Er komt een rode Volkswagen LT”, zegt [verdachte] .121.
Op 4 april 2011 vinden voorts diverse telefoongesprekken plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] .
Omstreeks 09.25 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] en vraagt of hij de sleutel al heeft gekregen, waarop [medeverdachte 4] zegt van niet en dat hij nog daar wacht. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] na het krijgen van de sleutels naar de zaak moet gaan waar ze materialen kopen, het busje naar de achterkant moet rijden, daar aanbellen als er niemand is en tegen de betrokkene moet zeggen: “pallet light mix”. De persoon zal dan die pallet in het busje leggen en [medeverdachte 4] moet daarna naar de kant van [medeverdachte 4] ’s vader rijden. [medeverdachte 4] zegt dat het goed is.122.Omstreeks 12.06 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt: “hoe staat het er mee?”. [medeverdachte 4] zegt: “goed, ze staan mooi verticaal, ze staan recht. [medeverdachte 4] zegt dat de lampen beneden zijn ‘cak’ gebleven. [verdachte] zegt: “oké dan moeten jullie hetgeen doen dat wij zeiden, die dozen moeten jullie doen en de dozen gaan we hergebruiken, dat jullie dat weten. En daarnaast moeten jullie de dozen als pallet aan de achterkant leggen. Jullie moeten dus niet alles binnen leggen”.123.Omstreeks 14.03 uur wordt [verdachte] wederom gebeld door [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat de ventilator boven aan moet staan en vraagt wat het verschil is tussen boven en beneden. [medeverdachte 4] zegt: “steeds zelfde joh… boven is voorlopig 28 à 29 graden. Alles is dus goed”. “Oké, goed”, zegt [verdachte] . [medeverdachte 4] vraagt of hij de lampen, kappen en trafo’s ook moet pakken. [verdachte] zegt van wel: “alle mooie dingen die in de doos passen, moet je pakken”.124.Twintig minuten later wordt [verdachte] weer gebeld door [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] geeft aan dat zij klaar zijn. [verdachte] zegt dat zij tot 3 uur dozen moeten maken en vraagt hoeveel pallets zij al gemaakt hebben. [medeverdachte 4] zegt dat zij 8 pallets hebben gemaakt. [verdachte] zegt dat zij tot half vier zoveel mogelijk pallets kunnen maken, want ‘wij’ hebben 40 à 50 pallets nodig. [medeverdachte 4] zegt: “oké”.125.
Op 5 april 2011 wordt gezien dat de witte Mercedes-Benz, type 212D, voorzien van het kenteken [kenteken 2] , in het bedrijfspand aan de [adres 4] staat geparkeerd en dat een rode Volkswagen LT35, voorzien van het kenteken [kenteken 3] , voor het pand staat. Er wordt gezien dat twee Turks uitziende mannen in en uit het bedrijfspand lopen. De mannen rijden weg in de rode Volkswagen. Het kenteken van de Volkswagen staat op naam van [medeverdachte 36] . Verder wordt gezien dat [verdachte] uit het bedrijfspand komt lopen en als bijrijder instapt in de witte Mercedes-Benz die wegrijdt.126.
Nadat [medeverdachte 4] een observatiefoto van die dag werd getoond, verklaarde hij daarop zichzelf en [verdachte] , zijn huisbaas, te herkennen.127.[medeverdachte 4] huurde een woning van [verdachte] .128.
Het hof stelt vast dat de tijdstippen van de telefoongesprekken aansluiten op de observaties en dat de inhoud van de gesprekken, waarin concreet wordt gesproken over het stapelen van dozen, een ruimte boven en een ruimte beneden, volledig aansluit bij de aangetroffen hennepkwekerij.
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht het hof dan ook voldoende bewijs aanwezig dat [verdachte] , [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] bij de opbouw van deze hennepkwekerij betrokken zijn.
Onderhoud van de hennepkwekerij
In april 2011 belt [verdachte] regelmatig met een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 20] . [medeverdachte 36] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 24 april 2012 verklaard dat hij voormeld telefoonnummer herkent als zijn telefoonnummer en dat nummer al lange tijd, hij denkt twee jaar, in gebruik heeft.129.Het hof stelt – bij gebrek aan aanwijzingen die wijzen op het tegendeel – vast dat [medeverdachte 36] in onderstaande telefoongesprekken telkens de gebruiker is van dat telefoonnummer.
Op 12 april 2011 omstreeks 10.04 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [verdachte] zegt dat hij een verzoek heeft en dat hij vandaag tot vier uur daar moet wachten. “Om vier uur is een tijdsverandering en wij moeten kijken of de tijdsverandering plaatsvindt of niet”, zegt [verdachte] . “Oké, is geen probleem”, zegt [medeverdachte 36] . [verdachte] vraagt of hij vandaag naar boven naar de kamers is geweest. “Nee, nog niet”, zegt [medeverdachte 36] . [verdachte] zegt: “kijk boven of ze groot zijn geworden”. “Is goed, ik zal straks naar kijken”, zegt [medeverdachte 36] .130.Omstreeks 15.03 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [verdachte] vraagt wat [medeverdachte 36] gedaan heeft. [medeverdachte 36] zegt dat hij vandaag daar veel werk heeft verricht en dat het heel goed uitziet. [medeverdachte 36] zegt dat er boven een van de lampen blijft branden, dat is de lamp helemaal achterin en dat plekje is nog langer geworden. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 36] naar het kantoorgedeelte moet gaan en een van de lampen daar uit moet trekken.131.Vier minuten later belt [verdachte] wederom naar [medeverdachte 36] . [verdachte] zegt tegen [medeverdachte 36] wat hij moet doen om de lamp uit te krijgen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] verkeerd heeft aangesloten en dat hij daarom morgen daarnaartoe komt om af te doppen. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 36] naar de motor moet kijken of de motor goed werkt.132.Een minuut later belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt: “wij hebben toch laatst twee lampen opgehangen aan de andere kant?”, waarop [medeverdachte 4] bevestigend antwoordt. [verdachte] zegt: “jij hebt verkeerd aangesloten, het schijnt al die tijd aan te zijn geweest. Nu zullen ze heel lang worden. Wanneer zijn wij voor het laatst daar geweest?”. “Wij zijn zaterdag daar geweest”, zegt [medeverdachte 4] . “Wij moeten de koppen er van afhalen, want ze schijnen erg lang te zijn geworden”, zegt [verdachte] .133.Omstreeks 15.32 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [medeverdachte 36] zegt dat hij de juiste kabel heeft gevonden en zegt dat deze is doorgeschakeld naar 2x dubbele contactdoos is aangesloten. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 36] de temperatuur weer op 30 moet zetten en er op moet letten of het om vier uur beneden stopt en boven aangaat. “Is goed”, zegt [medeverdachte 36] .134.Omstreeks 16.09 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [medeverdachte 36] zegt dat het om vier uur beneden is gestopt en boven aan is gegaan. “Is goed”, zegt [verdachte] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 36] goed af moet sluiten.135.Omstreeks 17.22 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt of zij vandaag aarde hebben gebracht, waarop [medeverdachte 4] zegt van niet.136.
Op 16 april 2011 omstreeks 12.56 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [medeverdachte 36] vraagt of [medeverdachte 1] daar geweest is (waar [medeverdachte 36] nu is). “Nee, hij komt zo”, zegt [verdachte] . [medeverdachte 36] zegt dat er een van de lampen niet werkt. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] onderweg is daarnaartoe en hij denkt dat [medeverdachte 1] wel wat gaat geven.137.Omstreeks 13.54 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat volgens hem die regelaar van boven stuk is en niet reageert op programma’s die hij invoert. [medeverdachte 1] spreekt over temperatuurregelaar wat niet goed is. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] toch maar wat moet geven zodat zij de medicijnen kunnen proeven.138.Omstreeks 15.03 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt of die klok van beneden constant op 1 moet blijven. “Nee, die klok doet niet mee”, zegt [verdachte] . [medeverdachte 1] zegt dat de regelaar van beneden goed er op reageert, maar die van boven niet. “De plaats van die van beneden is niet goed, er komt te veel geluid uit”, zegt [medeverdachte 1] . “Ik zal tegen de jongens zeggen dat zij volgende week van plaats moeten veranderen”, zegt [verdachte] .139.Omstreeks 16.11 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat er 1250 stokjes gekocht moeten worden plus een nieuwe regelaar. [verdachte] zegt dat die regelaar nieuw is en dat zij die er uit moeten halen om te gaan ruilen. [medeverdachte 1] zegt dat de stop ging afslaan toen hij beneden boven wat ging toe (het hof begrijpt: doen). [verdachte] zegt dat het gevaarlijk is.140.
Op 21 april 2011 omstreeks 17.39 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt: “er zou een meisje van de milieudienst bij [medeverdachte 10] zijn gekomen. Bij ons dus! Zij heeft voor dinsdag afspraak gemaakt. Op dinsdag ben ik dus daar zelf. Ik laat het van binnen en buiten zien joh”. [medeverdachte 2] zegt: “dan moet je de lampen uitzetten!”, waarop [verdachte] zegt: “natuurlijk man, op die wijze. En die dingen zet ik op lage stand. Ik ga sowieso de entree teniet doen. Ik ga pallets er voor leggen. Dus alsof daar niet bestaat!”.141.
Op 26 april 2011 omstreeks 12.22 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . [medeverdachte 2] vraagt wat zij gedaan hebben. [verdachte] zegt dat er nog niemand is geweest. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] beter naar de gemeente kan bellen om te vragen wie en wat. [verdachte] vindt het niet nodig dat zij de gemeente bellen, want straks gaan zij ook brandweer bij betrekken en als dat gebeurt, zou dat pas slecht uit kunnen pakken, zegt [verdachte] .142.
Op 28 april 2011 omstreeks 11.35 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 36] daar is. Dat is het geval. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 36] naar achteren gegaan is. “Ik ben een keer in- en uitgegaan”, zegt [medeverdachte 36] . [medeverdachte 36] vraagt of hij nog water moet geven. [verdachte] zegt dat het moet gebeuren, maar dat hij misschien zelf daarnaartoe komt. “Mocht ik niet komen, kan jij dat doen”, vraagt [verdachte] . “Moet in elke ruimte drie gegeven worden?”, vraagt [medeverdachte 36] . [verdachte] zegt: “boven moet je drie aan de ene kant en drie aan de andere kant geven, dus overal moet je 300 er in doen”. [medeverdachte 36] zegt: “en beneden 1,5 plus 1,5 bij elkaar ook 300”, waarop wordt geantwoord: “Ja, anderhalf, anderhalf, dus driehonderd, driehonderd”. Verder zegt [medeverdachte 36] : “zij hebben mij gebeld en gaan over anderhalve week afspraak maken” en dat de man zei dat zij elke tien jaar controle doen. “Dus om de tien jaar en het moet precies bij ons gebeuren”, vraagt [verdachte] . “Ja, hij zei: ‘ik ga je over 1,5 week bellen, dan maken wij een afspraak’”. [verdachte] zegt: “Als hij jou belt, moet je zeggen dat je in de auto bent en dat je later in je agenda zal kijken en hem terug zal bellen”.143.
Op 6 mei 2011 wordt gezien dat een witte Opel Combo, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , ter hoogte van het bedrijfspand aan de [adres 4] parkeert en een Turks uitziende man uitstapt en het pand binnengaat. Dit kenteken bleek te staan op naam van [medeverdachte 36] . Later die dag wordt gezien dat de Opel in het pand staat geparkeerd. Kort daarna wordt gezien dat [verdachte] als bestuurder komt aanrijden in de rode Volkswagen LT35, voorzien van het kenteken [kenteken 3] op naam van [medeverdachte 36] , en deze in het bedrijfspand naast de Opel parkeert, waarop het rolluik wordt gesloten.144.
Op 12 mei 2011 omstreeks 10.00 uur wordt waargenomen dat een man die door verbalisant is herkend als [medeverdachte 36] een witte Opel Combo, voorzien van het kenteken [kenteken 4] , het bedrijfspand binnenrijdt en een tijd later weer naar buiten rijdt.145.
Na de ontmanteling
Op 12 mei 2011 is de politie om 17.28 uur binnengetreden om de hennepkwekerij te ontmantelen.146.
Diezelfde dag omstreeks 18.24 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt: “er is vanuit daar alarm gekomen, daar is alarm afgegaan verdomme”, waarop [verdachte] vraagt: “vanuit welke kant is alarm over gegaan?”. [medeverdachte 2] vraagt op de achtergrond aan iemand vanuit welke kant het alarm is afgegaan. [medeverdachte 1] , de zoon van [medeverdachte 2] , zegt: “van beide kanten”, waarop [verdachte] zegt: “dan moet er meteen gedingest worden, dan moet men meteen er naartoe”.147.Er is vervolgens druk telefoonverkeer. Omstreeks 18.37 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [verdachte] zegt dat het alarm is afgegaan daar en dat hij daarheen moet en zij ook die kant op zijn. [verdachte] vraagt hoe laat hij daar vandaan is vertrokken en of hij alles goed op slot heeft gedaan. [medeverdachte 36] zegt dat hij om drie uur is weggegaan en alles goed op slot heeft gedaan.148.Een minuut later belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt dat hij net met [medeverdachte 36] heeft gesproken en dat deze heeft gezegd dat hij om drie uur daar weg is gegaan.149.
Om 19.07 uur wordt gezien dat een grijze Toyota Prius, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , over de Beatrixstraat rijdt en dat de bestuurder grote gelijkenis vertoont met het signalement van [medeverdachte 1] . De Toyota bleek op naam te staan van [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedatum 2] .150.
Omstreeks 19.09 uur belt [medeverdachte 1] naar [medeverdachte 36] . [medeverdachte 1] zegt: “he niet komen jongen, ze zijn aan het opruimen”. [medeverdachte 1] overlegt op de achtergrond en [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 36] morgenmiddag naar kantoor moet komen, want dan komt [verdachte] ( [verdachte] ) ook terug.151.Omstreeks 19.11 uur belt [medeverdachte 2] met [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt: “het zijn ooms, ooms, ooms zijn aan het ruimen. Wij zijn daar langs gegaan, wij hebben helemaal niet dinges gedaan. Wij zijn niet naar binnen gegaan. Zij hebben de container tegen aangezet en wij zijn teruggekeerd en gaan nu weg”.152.Het telefoonnummer van [medeverdachte 2] straalt dan aan bij de paallocatie [locatie 2] .153.Om 19.15 uur wordt gezien dat de Toyota Prius, voorzien van het kenteken [kenteken 5] , staat geparkeerd bij het Esso benzinestation, gelegen aan de [adres 15] . Naast het voertuig loopt een Turks uitziende man, leeftijd ongeveer 50-60 jaar, gekleed in een lichtkleurig kostuum, die de verbalisant grote gelijkenis vindt vertonen met het signalement van [medeverdachte 2] , de vader van [medeverdachte 1] .154.Omstreeks 19.14 uur wordt [medeverdachte 36] gebeld door [verdachte] . [medeverdachte 36] vertelt dat de ooms (Amcalar = politie) naar binnen zijn gegaan, waarop [verdachte] zegt dat hij het weet. [verdachte] zegt dat als zij over compagnons hebben, hij moet zeggen dat zij met compagnons uit elkaar zijn gegaan. [verdachte] zegt dat als de makelaar gaat zeggen zus en zo, dan moet hij zeggen: ‘wij zijn niet eens geworden, ik ben zelf er mee doorgegaan’. [verdachte] zegt dat als ze vragen wie was het dan, moet hij maar een naam verzinnen.155.Omstreeks 20.47 uur belt [medeverdachte 2] uit naar een vrouw die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 21] . De vrouw vraagt of het weer goed gaat komen. “Nee, de ooms, het ziet er niet naar uit want de ooms zijn om zes uur naar binnen gegaan, om zes uur is het alarm afgegaan”, zegt [medeverdachte 2] . “Ja, het alarm is gegaan, wij zijn daarnaartoe gegaan en zagen dat ze aan het ruimen waren”, zegt [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt: “ik heb zoveel geld ingestoken, je zult er versteld van raken, maar goed, laten we het beste hopen”.156.
Op 13 mei 2011 omstreeks 09.06 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 9] ( het hof begrijpt: [medeverdachte 9] ) , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 7] . [verdachte] zegt: “kan jij even op internet kijken, mijn grote locatie/plaats is gevlogen. Ze zijn gisteravond naar binnen gegaan. De ooms zijn gisteravond rond half zeven naar binnen gegaan. Ik ben benieuwd waardoor zij daar naar binnen zijn gegaan”. [medeverdachte 9] zegt dat hij daar nog niet naar de zaak is gegaan en vraagt of het in Tilburg was. “Nee, in Beneden- Leeuw ”, zegt [verdachte] .157.
Op 14 mei 2011 omstreeks 15.23 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 36] . [medeverdachte 36] zegt dat hij thuis is geweest, maar er is helemaal niets thuis/aan de hand thuis. [verdachte] zegt: “zij komen eerste twee dagen nog niet, maak je daar niet zo druk over, dat kan pas na maandag gedingest worden. Zij gaan nog een en ander onderzoeken wie dat is en waar die is”. [verdachte] zegt dat maandag er beslist gegaan moet worden, “anders gaan zij naar de makelaar en zo en dat kan problemen voor ons geven”. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 36] eerst moet komen om het te bespreken. [verdachte] zegt dat het beter is als hij daarheen gaat, want zij krijgen info van hen. [verdachte] zegt dat [verdachte] daar moet zeggen: ‘het zit zus en zo in elkaar, er heeft een incident plaatsgevonden en ik kom de sleutels ophalen’. “Hoe het ook zij, kom maar morgen even langs opdat wij het even kunnen bespreken”, zegt [verdachte] .158.
Op 8 juni 2011 omstreeks 22.04 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] en vraagt hoeveel [medeverdachte 1] heeft uitgegeven voor Beneden- Leeuw , dus toen [verdachte] naar Oekraïne ging en daarna. [medeverdachte 1] belt zo terug.159.Tien minuten later belt [medeverdachte 2] wederom met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt nogmaals dat het om kosten gaat nadat [verdachte] naar Oekraïne ging. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] in ieder geval vier voedingen daarheen heeft gebracht. [medeverdachte 1] zegt een bedrag van 250 aan medicijnen en iets van 180 voor kleine dingen zoals stokjes, meters etc. [medeverdachte 1] komt op een bedrag van 530. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] die nu kan vernietigen, maar ze moeten wel worden genoteerd, “want we zijn compagnons van elkaar”.160.
Bij de ontmanteling van de hennepkwekerij bleek dat in het bedrijfspand een alarm- en beeldregistratiesysteem was aangelegd. Dit systeem was gekoppeld aan een module, die was voorzien van een simkaart. Uit onderzoek door de digitale expertise van de Dienst Nationale Recherche bleek dat in het geheugen van de simkaart het telefoonnummer [telefoonnummer 22] stond voorgeprogrammeerd. Tevens bleek uit het onderzoek dat, indien het alarmsysteem geactiveerd zou worden, de module automatisch het voorgeprogrammeerde telefoonnummer zou bellen. De bezitter van dit telefoonnummer wordt dan gealarmeerd.161.
In de periode van 8 mei 2011 tot en met 13 mei 2011 bevond [verdachte] zich in Oekraïne. Dit telefoonnummer bleek gekoppeld te zijn geweest aan het IMEI-nummer van een van de mobiele telefoons in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte 4] . Voordat hij vertrok, liet hij zijn alarmtelefoon, welke later in verbinding bleek te staan met de alarminstallatie in het pand aan de [adres 4] , achter voor [medeverdachte 1] .162.
Bij onderzoek van de desktopcomputer die op 24 januari 2012 in de woning van [medeverdachte 1] in beslag was genomen, bleek dat de volgende documenten in de computer digitaal waren opgeslagen:
- -
een mailwisseling met een makelaars- en assurantiekantoor “ [makelaarskantoor] ” met betrekking tot het bedrijfspand aan de [adres 4] ;
- -
een huurovereenkomst tussen de verhuurder [verhuurder] en [medeverdachte 36] aangaande het bedrijfspand, gevestigd op de [adres 4] , ingaande 1 maart 2011;
- -
een inspectierapport/proces-verbaal van oplevering van de bedrijfsruimte aan de [adres 4] .163.
Bij onderzoek van de inbeslaggenomen losse papieren (IBN-code BE1.01.002) in het bedrijfspand van [medeverdachte 2] aan de [adres 9] bleek dat daartussen een factuur aanwezig was van een levering van een auto van het merk Volkswagen, type LTT, kenteken [kenteken 3] ,164.de hiervoor vermelde auto op naam van [medeverdachte 36] .
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] en de huurder van het pand, [medeverdachte 36] , sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. Het hof gaat voorbij aan de verklaring van [medeverdachte 36] waarin hij de volledige schuld op zich neemt. Het hof concludeert dat hij daartoe is geïnstrueerd door [verdachte] . De verdachten hebben allen een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat zij als medepleger van het telen van hennep kunnen worden aangemerkt. In het bijzonder overweegt het hof daartoe dat [verdachte] als eigenaar van de hennepkwekerij kan worden aangemerkt, gelet op het telefoongesprek van 13 mei 2011 omstreeks 09.06 uur met [medeverdachte 9] waarin hij spreekt over zijn grote locatie/plaats in Beneden- Leeuw die is gevlogen en waarbij de ooms zijn binnengegaan op een dag en tijdstip dat (vrijwel) overeen komt met de ontmanteling. Hij is betrokken geweest bij de opbouw van de hennepkwekerij en is meermalen in het bedrijfspand gezien. Voorts werd hij desgevraagd op de hoogte gehouden van de status van de planten en heeft hij bevelen gegeven met betrekking tot onder meer het regelen van de temperatuur in de ruimtes. [medeverdachte 2] kan – in zijn eigen woorden – worden aangemerkt als compagnon van [verdachte] . Hij had een rol bij de financiering van de hennepkwekerij en had de beschikking over de alarmtelefoon van het pand waar de hennepkwekerij zich bevond. Voorts waren [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] betrokken bij de opbouw van de hennepkwekerij en het onderhoud daarvan. Zo heeft [medeverdachte 1] spullen ten behoeve van de hennepteelt op de locatie gebracht en heeft [medeverdachte 4] bij de growshop [growshop] producten ten behoeve van de hennepteelt gehaald. Verder hebben zij werkzaamheden in de kwekerij verricht. Ten aanzien van [medeverdachte 36] overweegt het hof dat hij de huurder was van het pand en eveneens betrokken is geweest bij het onderhoud van de kwekerij.
Voorts acht het hof bewezen dat sprake was van een beroeps- dan wel bedrijfsmatige hennepteelt, gelet op het grote aantal planten en de professionele inrichting van de kwekerij.
2.4.
Zaaksdossier Mus : hennepkwekerij [adres 5]
Op 14 juni 2011 om 08.57 uur werd in de woning aan het [adres 5] binnengetreden.165.Op de eerste verdieping van de woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Deze hennepkwekerij bestond uit drie ruimtes, waarvan in twee ruimtes een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen. In de kwekerij bevonden zich in totaal 242 hennepplanten die volgroeid waren. De kweekruimte was afgedicht met hout en plastic. In ruimte I werden de navolgende goederen aangetroffen: 148 oogstrijpe hennepplanten gekweekt in potten en potgrond, 10 assimilatielampen à 600 Watt, 10 verlichtingsarmaturen, 16 transformatoren à 600 Watt bevestigd op een houten plank, 1 fancontroller en 1 klimaatcontroller, 1 koolstoffilter en 1 thermo-/hygrometer. In ruimte II werden de navolgende goederen aangetroffen: 16 assimilatielampen à 600 Watt, 16 verlichtingsarmaturen, 16 transformatoren à 600 Watt bevestigd op een houten plank, 6 koolstoffilters en 1 klimaatregelaar. In ruimte II werden de navolgende goederen aangetroffen: 94 oogstrijpe hennepplanten gekweekt in potten en potgrond, 6 assimilatielampen à 600 Watt, 6 verlichtingsarmaturen, 1 tijdschakelaar, 1 schakelkast, 1 koolstoffilter, 1 thermo-/hygrometer, 1 tafelventilator die aan de bedrading was getapet. Op de overloop werden een container met dompelpomp, een thermo-/hygrometer, een lege kan, vermoedelijk voeding 10 liter en een aantal bamboestokken aangetroffen. Op de zolder werden 3 afzuiginstallaties en lege potten aangetroffen. Op grond van de volgende indicatoren bestaat het vermoeden dat er in het verleden eerder hennepoogsten in voornoemd pand zijn geweest: de aanwezige vervuiling op de houten toegangsdeur tot de kwekerij, op de houten dorpels van de toegangsdeur naar de kwekerij, een dikke en sterk aanwezige laag kalk aan de onderzijde van de kweekpotten en op de bodem van het zeil van de kweekbakken, sterk vervuilde koolstoffilters en stof op de meeste lampenkappen. Voorts was afvalmateriaal aanwezig, te weten restanten gebruikte bloempotten in ruimte II en op zolder en bamboestokken op de overloop. Ambtshalve is de verbalisant bekend dat deze bamboestokken worden gebruikt wanneer hennepplanten zodanig groot en zwaar zijn dat zij ondersteund moeten worden.166.De zes inbeslaggenomen planttoppen met een lengte van ongeveer 3 centimeter en voorzien van voldragen bloemknoppen uit ruimte I en III werden herkend als materiaal van het geslacht cannabis, beter bekend als hennep. Van voornoemde aangeboden materiaal werden representatief twee monsters genomen en getest. Deze test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hasjiesj, vermeld op lijst II van de Opiumwet.167.
In de woning werden [medeverdachte 13] en [medeverdachte 15] aangehouden.168.Zij verklaarden dat de woning eigendom was van [medeverdachte 18] en dat zij van de eigenaar niet boven mochten komen.169.
Aan de hand van tapgesprekken, observaties en andere bevindingen werd met betrekking tot de rol van de verdachte bij deze hennepkwekerij het volgende geconstateerd.170.
Op 4 april 2011 om 15.04 uur wordt [verdachte] gebeld door zijn broer [broer verdachte] . [verdachte] vraagt of hij ene [medeverdachte 18] kent. Zijn broer zegt van wel. [verdachte] vraagt wat voor een jongen dat is, waarop zijn broer zegt dat het een goede jongen is. [verdachte] zegt: “ik dinges zijn plaats” en dat ‘wij’ zaken doen met [medeverdachte 18] ’s vrouw. [medeverdachte 18] weet ook er vanaf. “Morgen begin ik aan daar en daarom is er een auto nodig”.
Op 8 april 2011 om 11.25 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 18] , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 23] . [verdachte] zegt: “ [medeverdachte 18] , onze medewerkers komen nu naar de kant van jouw huis. Met 5 à 10 minuten zullen ze daar zijn. Je kunt ze daar op de parkeerplaats zien”, waarop [medeverdachte 18] zegt: “oké, abi”.
De volgende dag, op 9 april 2011, om 21.20 uur belt [medeverdachte 2] naar een vrouw, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 24] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 18] hen wel moet helpen om de materialen daar naar binnen te brengen. “ [medeverdachte 18] zal dat wel doen als hij dat gezegd heeft”, zegt de vrouw. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 18] laatst aan hem geld heeft gevraagd en dat hij duizend aan [medeverdachte 18] heeft gegeven. [medeverdachte 2] zegt: “wij hebben duizend al gegeven, wij moeten hem nog tweeduizend geven, binnen twee maanden zullen wij dat ook geven, en de huur begint op de dag dat ik de lampen ga aanzetten”. [medeverdachte 2] zegt dat zij van plan zijn om de 15e de lampen aan te zetten en dat vanaf die dag ook de huur begint. “Is goed, als jij deze week dat andere, die tweeduizend, wil regelen”, zegt de vrouw. [medeverdachte 2] zegt dat hij woensdag en volgende week zaterdag het geld zal geven.
Op 14 april 2011 om 11.01 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] vraagt of hij ( [medeverdachte 2] ) aan [medeverdachte 18] en [medeverdachte 19] geld had gegeven. “Ja, twee in totaal”, zegt [medeverdachte 2] .
Op 18 april 2011 om 14.55 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 14] . De gebruiker van het telefoonnummer is [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedatum 5] te Bulgarije.171.[verdachte] vraagt wat zij aan het doen zijn. “Wij zijn aan het werk”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt: “en wij wachten nog op de kleintjes”, waarop [medeverdachte 4] vraagt: “is die er nog niet?”. [verdachte] zegt: “nog niet. Ik ga jou straks bellen. Laten we dan voor 5 uur dinges gaan halen, 20 stuks dinges”. “Oké, goed”, zegt [medeverdachte 4] . Om 14.55 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt dat hij nu [medeverdachte 4] gaat opbellen omdat de aarde niet voldoende zou zijn. Er moet aarde worden gehaald. [medeverdachte 1] zegt: “hij is er, hij is er nu. Ik ga nu vertrekken”. [verdachte] vraagt of hij nu direct naar daar gaat. [medeverdachte 1] weet niet waar het is en zegt: “was toch Goes(Gus) pleine.. en het nummer?”, waarop [verdachte] zegt: “ik dacht 2 , maar jij ziet mijn busje wel”. Om 14.58 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] nu met de kleintjes daarheen komt en zegt dat het ook via de achtertuin kan als de situatie het toelaat. [verdachte] zegt dat ‘jullie’ met zijn drieën zijn en dat het geen probleem moet zijn. [medeverdachte 4] zegt dat [medeverdachte 13] en [medeverdachte 11] nog vuil gaan wegbrengen. [verdachte] zegt dat ze dat morgenochtend kunnen doen. Verder zegt [verdachte] : “nadat die naar binnen zijn gebracht, kun jij met het busje komen en we kunnen zand kopen. Die kunnen dan in de auto blijven en morgenochtend kunnen jullie die er in doen en dan kunnen jullie 1 kamer morgen doen”. [verdachte] gaat morgen een klok kopen voor daar. Uit eerdere soortgelijke onderzoeken waarbij er middels versluierd taalgebruik werd gesproken in relatie tot het bouwen en inrichten van hennepplantages is gebleken dat met het woord ‘kleintjes’ veelal de stekjes van hennepplanten wordt bedoeld.172.
Een andere schrijfwijze van het woord Gus/Goes zou het Turkse woord ‘ Kus ’ kunnen zijn, dat in het Nederlands ‘ Vogel ’ betekent.173.Op het adres [adres 5] stond [medeverdachte 18] ingeschreven174.en uit gegevens van het Kadaster blijkt het perceel als gerechtigd eigendom te staan geregistreerd van [medeverdachte 18] .175.Uit de gegevens van de Gemeentelijke Basis Administratie bleek dat de vrouw van [medeverdachte 18] is genaamd [medeverdachte 19] .176.
Op 19 april 2011 om 18.16 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] vraagt wanneer [verdachte] komt. [verdachte] zegt dat hij straks die kant op zal komen, maar daar niet naar binnen zal komen. Omstreeks 20.58 uur wordt gezien dat [verdachte] zijn Mercedes-Benz, voorzien van het kenteken [kenteken 6] , parkeerde op de [adres 14] en een steeg rechts naast perceel 8 in liep. De achterzijde van de woning aan [adres 5] is bereikbaar via die steeg. Om 20.05 uur (het hof begrijpt, gelet op het tijdstip van zijn aankomst: 21.05 uur) stapt hij weer in zijn Mercedes-Benz en rijdt weg.177.
Op 20 april 2011 belt [verdachte] naar een man, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 25] , die zegt dat hij [medeverdachte 13] heet en dat dit zijn nummer is.178.Het hof leidt uit de inhoud van de hierna volgende tapgesprekken af dat dit [medeverdachte 13] is, de persoon die is aangehouden in de woning waar de hennepkwekerij was.
Onderhoud van de hennepkwekerij
Op 2 mei 2011 om 10.49 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 13] . [verdachte] vraagt hoe het gaat. [medeverdachte 13] zegt dat het nu goed met alles is. [verdachte] vraagt of zij nu aanzienlijk groter zijn geworden. [medeverdachte 13] zegt van wel. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 4] gisteren langs is geweest. [medeverdachte 13] zegt: “ja abi, hij keek naar hen”, waarop [verdachte] vraagt: “zei hij dat het goed met hen was?”. [medeverdachte 13] zegt: “hij zei: alles is normaal, die moeten nu dinges, het middel [fonetisch] geven”.179.
Op 3 mei 2011 om 13.00 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 1] . [verdachte] zegt dat er vandaag naar [medeverdachte 18] gegaan moet worden en vraagt of [medeverdachte 1] even wil gaan. “De werkers gaan ook”, zegt [verdachte] . “In de avonduren. Er moeten ook bepaalde dingen er in gaan. Ik heb de tassen gehaald/gekocht. Er moet vat, medicijnen/middel naar binnen gaan”, zegt [verdachte] . [medeverdachte 1] vraagt: “het was toch aan Kusplein toch?”, waarop [verdachte] bevestigend antwoordt.180.
Op 3 juni 2011 om 15.17 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 13] . [verdachte] vraagt: “wat ben je aan het doen?”, waarop [medeverdachte 13] zegt: “ik ga de kinderen water geven”. [verdachte] zegt: “oké doe de kinderen in bad, maar normaal he”. [medeverdachte 13] zegt: “ja normaal abi. Ik heb van de andere medicijn gegeven, maar de kinderen zijn niet recht geworden. De medicijn die je had gekocht voor de kinderen he… ik heb een beetje van die gegeven/toegediend, maar het is niet al te best, het is er nog”. [verdachte] zegt en vraagt: oké dat wel, maar er is geen sprake van geel worden he… zij zelf?”, waarop [medeverdachte 13] zegt: “aan de uiteinden van sommigen is er heel weinig iets”. Daarop zegt [verdachte] : “je moet dus spuiten op de uiteinden en proberen die teniet te doen. Je moet met stromend water er op spuiten. Maar dat doe je nadat de lampen uit zijn he!”. [medeverdachte 13] zegt: “ja dat doe ik ook zo”, waarop [verdachte] vraagt: “vandaag moet je weer spuiten, alles, zodat ze helemaal nat worden oké?”. [medeverdachte 13] zegt: “oké”. [verdachte] zegt: “een voor een alles nat maken. Met 2 à 3 liter moet je dat af hebben”, waarop [medeverdachte 13] zegt: “oké abi”.181.
Op 8 juni 2012 (het hof begrijpt: 2011) om 22.40 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt: “die flikker [medeverdachte 18] , die maakt een fout bij het betalen van de salarissen/maandelijkse vergoedingen”. [medeverdachte 2] vraagt wat hij daarmee bedoelt. [verdachte] zegt dat er een tekort is van 100 lira bij de hypotheek en hij geen problemen wil hebben. [verdachte] zegt: “wat zij betalen is iets van 400 lira, weer enkele maanden achterstand, zij hebben op 2 mei 653 euro, 25 mei 650 euro en 30 mei nog eens”. [medeverdachte 2] zegt dat het wel in orde lijkt. [verdachte] zegt: “hij zou nog een achterstand hebben van 1800 lira. Dat moeten wij bespreken. Op 1 juni had 375 lira betaald worden, maar is niet betaald”. [medeverdachte 2] vraagt waarvoor deze bedragen betaald worden. [verdachte] zegt dat het voor de hypotheek is. [verdachte] zegt: “zij hebben geprobeerd de achterstand weg te werken. Er zou een achterstand van 2546 lira zijn en er zou nu een achterstand zijn van 1888 lira”. [verdachte] zegt dat zij dit moeten bespreken. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 2] .182.
Bij een doorzoeking in de (het hof begrijpt: woning van) [verdachte] aan de [adres 12] werd een schrijven van de ABN Amro aangetroffen, betreffende een betalingsachterstand hypothecaire lening van € 1888,21. De brief was gedateerd op 1 juni 2011 en gericht aan de heer en mevrouw [medeverdachte 18] , [adres 5] .183.
Na de ontmanteling
Op 14 juni 2011 om 08.57 uur werd in de woning aan het [adres 5] binnengetreden.184.
Op diezelfde dag vinden de volgende telefoongesprekken plaats.185.
Om 14.52 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt: “is weg abi, die is ook weg”, waarop [medeverdachte 2] vraagt: “hebben ze die ook meegenomen?”. [verdachte] antwoordt bevestigend en zegt: “zij hebben het opgehangen”.
Om 15.52 uur belt [verdachte] naar [broer verdachte] en zegt: “het is weer weg, weer weg.. de nieuwe auto is ook weg. Er is dus geen een overeind gebleven. Wij moeten weer vanaf nul beginnen”, waarop [broer verdachte] zegt: “je moet niet meer deze werkzaamheden doen”.
Om 15.53 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] en zegt: “Sora gebombardeerd”, waarop [medeverdachte 1] vraagt: “nee toch?”. [medeverdachte 2] zegt: “ik zei dat Sora gebaald is. Vanmorgen hebben ze er op geschoten met de bal”. [medeverdachte 1] zegt: “onbegrijpelijk, ik weet het niet”. [medeverdachte 2] zegt: “ik weet het niet zoon” en vraagt of hij nog wat gehoord heeft over dat andere huis.
Om 16.41 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 13] . [medeverdachte 13] zegt thuis te zijn. “Zijn jullie zelf naar huis gekomen?”, vraagt [verdachte] . “Ja, ik ben met mijn vrouw samen thuis gekomen”, zegt [medeverdachte 13] . [verdachte] vraagt hoe het is gebeurd. [medeverdachte 13] zegt dat zij vanmorgen zijn gekomen. “Waren ze voorbereid gekomen?”, vraagt [verdachte] , waarop [medeverdachte 13] bevestigend antwoordt. “Hebben ze jouw telefoon gepakt?”, vraagt [verdachte] . [medeverdachte 13] antwoordt daarop: “Nee alles lag hier, mijn telefoon lag hier. Zowel aan de voordeur als bij de achterdeur waren politiemensen”. [medeverdachte 13] zegt dat hij de deur voor hen open heeft gedaan. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 13] ‘ [medeverdachte 18] ’ heeft genoemd. “Ja, ik heb gezegd dat er hier post is en dat daar de naam ‘ [medeverdachte 18] ’ op staat en dat hij de huiseigenaar is en dat zij aan [medeverdachte 18] moeten vragen”. “Vroegen ze hoelang je hier was?”, vraagt [verdachte] . “Ja, ik zei dat ik al een maand hier was, maar dat ik nooit naar boven ben gegaan en dat ik 100 euro huur betaalde voor de woning. Ik dacht dat ik wel een dag of twee zou vastgehouden worden maar dat blijkt niet het geval te zijn”. [verdachte] zegt daarop: “ [medeverdachte 4] haalt jou vanavond op, anders moet je een dag later samen met [medeverdachte 4] gaan”.
Om 22.04 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . [medeverdachte 2] vraagt hoe laat [verdachte] vertrekt. [verdachte] zegt dat hij omstreeks half 2 vannacht van huis gaat vertrekken, maar dat hij om 11 uur vanavond [medeverdachte 18] gaat spreken. [medeverdachte 2] zegt dat hij ook daarvoor belt en zegt dat zij naar kantoor mogen komen. [verdachte] zegt dat hij die jongen gaat bellen. [verdachte] zegt: “hij belt mij nadat hij om 11 uur vertrekt” en “dan zeg ik dat hij naar kantoor moet komen”. Daarop zegt [medeverdachte 2] : “ja, laat hem naar kantoor komen zodat wij daar kunnen praten”. [verdachte] zegt: “ik heb de andere landgenoten gesproken” en “met [medeverdachte 13] ”, waarop [medeverdachte 2] vraagt: “hoe zou het gegaan zijn dan?”. [verdachte] zegt daarop: “normaal, zoals elke keer, standaard dus”. [medeverdachte 2] vraagt: “er is een tip/klacht?”, waarop [verdachte] bevestigend antwoordt en zegt: “ze zijn omstreeks 4 of 5 uur vrijgelaten hoor”. [medeverdachte 2] vraagt: “hoe laat zouden ‘zij’ ’s ochtends gekomen zijn?”, waarop [verdachte] zegt: “omstreeks kwart over 9 en dat het voorbereid was.
Om 23.04 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 18] , die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 26] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 18] naar kantoor wil komen. [medeverdachte 18] zegt dat hij over 10 minuten daar zal zijn. [verdachte] zegt dat hij op hem gaat wachten.
Enkele dagen later, op 18 en 19 juni 2011, vinden verder de volgende telefoongesprekken plaats.186.
Op 18 juni 2011 om 10.29 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat hij gisteren door [medeverdachte 18] is gebeld die naar de sleutels heeft gevraagd. [medeverdachte 4] zegt dat hij de sleutels aan [medeverdachte 2] had gegeven. “ [medeverdachte 18] vroeg waarom wij de woning niet schoon hebben gemaakt”, zegt [medeverdachte 4] . “Laat hem oprotten, waarom moet hij dat tegen jullie zeggen”, zegt [verdachte] .
Op 19 juni 2011 om 22.43 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] zijn broer moet bellen, want [ betrokkene 2] heeft de sleutel van het huis gebracht. De sleutel van het huis van [medeverdachte 18] zou namelijk ook daar liggen. [medeverdachte 2] gaat de sleutel teruggeven. [medeverdachte 18] zou [medeverdachte 4] hebben gebeld om te vragen waarom hij het huis niet heeft schoongemaakt. Men zou de sleutel aan [medeverdachte 13] hebben gegeven en [medeverdachte 13] zou die aan [medeverdachte 4] hebben gegeven. Men wilde geld om het huis te laten schoonmaken. “We hebben geen winst gemaakt. Onze naam komt toch niet voor in het contract. We hebben zoveel verlies geleden en hij heeft 5.500 winst gemaakt. Hij heeft zijn huur van 1 jaar gekregen, wat wil hij nou nog meer”, zegt [medeverdachte 2] . [verdachte] is het daar volledig mee eens.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat tussen [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] , [medeverdachte 13] en de eigenaar van het pand, [medeverdachte 18] , sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepkwekerij. De verdachten hebben allen een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat zij als medepleger van het telen van hennep kunnen worden aangemerkt. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben een leidende rol gehad in de organisatie en financiering van de kwekerij en de afhandeling hiervan na de ontmanteling. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] en [medeverdachte 13] hebben een meer uitvoerende rol gehad en voerden de instructies van [verdachte] en [medeverdachte 2] uit.
Naar het oordeel van het hof gaat het hier om een professioneel opgezette hennepkwekerij, gelet op onder meer de omvang, de inrichting en de wijze van exploitatie, zodat er sprake was van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt.
2.5.
Zaaksdossier Valk : hennepkwekerij [adres 6]
Op 11 januari 2012 omstreeks 18.30 uur kregen verbalisanten de informatie dat er op het adres aan de [adres 6] vermoedelijk een hennepkwekerij aanwezig zou zijn. Hierop zijn de verbalisanten naar voornoemd adres gegaan om een onderzoek in te stellen. Omstreeks 20.00 uur hebben zij het onderzoek ingesteld. Aan de voorzijde van het pand zagen zij dat de begane grond was ingericht als een schoenenzaak en dat het pand verder bestond uit een eerste en een tweede verdieping. Door de aanwezige slotenmaker werd de cilinder uit het voordeurslot verwijderd en werd het pand betreden. Door de verbalisanten werd vervolgens de winkel betreden en werd via een vaste trap, gelegen aan de achterzijde van de winkel, naar de eerste verdieping gegaan, alwaar zich een magazijn bevond, hoofdzakelijk bestaande uit schoenendozen. Via deze etage werd vervolgens via een vaste trap naar de tweede etage gegaan. Hier bevond zich bovenaan de trap een afgesloten deur. Deze deur is door de verbalisanten geforceerd. Nadat deze deur was geforceerd, kwamen de verbalisanten in een ruimte waar 6 grote witte netten ophingen die voorzien waren van meerdere vakken onder elkaar. De verbalisanten zagen dat deze vakken gevuld waren met plantmateriaal. Ambtshalve is hen bekend dat dit plantmateriaal bestond uit henneptoppen. Verder roken zij de geur van hennep, afkomstig van deze toppen. Zij zagen in elk vak van deze netten een hoeveelheid henneptoppen liggen. Zij zagen en hoorden dat onder deze netten een kacheltje met ventilator stond, kennelijk met de bedoeling om de vermoedelijk pas geoogste toppen te drogen. Later bleek bij weging dat het totale gewicht van deze henneptoppen 32,5 kg bedroeg. Dit gewicht is exclusief de witte netten. Verder zagen de verbalisanten dat in de droogruimte een zogenaamde kliko stond, welke gedeeltelijk gevuld was met water en dat in deze kliko een dompelpomp met slang aanwezig was. Ambtshalve is hen bekend dat de watertoevoer van hennepplanten met soortgelijke apparatuur wordt geregeld. Vervolgens zagen zij dat via de droogruimte een tweede kamer kon worden bereikt en dat deze kamer bestond uit twee gedeelten. De verbalisanten zagen dat beide gedeeltelijk waren ingericht als een hennepplantage doch dat er geen hennepplanten meer in de met aarde gevulde potten aanwezig waren.187.
In de kweekruimte, gelegen direct naast de droogruimte, (hierna: kweekruimte 1) waren de wanden geheel bekleed met zwart plastic. In deze ruimte hing een houten plaat met daarop een volautomatische groepenkast, alsmede een geïntegreerde tijdschakelaar. Boven de groepenkast hingen voorschakelapparaten. Elk van deze voorschakelapparaten bleek te zijn aangesloten op assimilatielampen. In totaal bleken dit 21 stuks assimilatielampen te zijn. Op de grond in kweekruimte 1 stonden ongeveer 138 zwarte plastic plantenbakken gevuld met aarde. In de kweekruimte hing 1 koolstoffilter. Via een flexibele buizensysteem stond dit filter in verbinding met een luchtfilter, welke in de ruimte hing. Zowel het koolstoffilter als het luchtfilter hingen door middel van metalen kettingen aan haken, welke in het plafond waren bevestigd. De assimilatielampen hingen in twee rijen achter elkaar, vastgemaakt aan houten blaken, welke eveneens met metalen kettingen waren opgehangen aan het plafond. Op de grond lagen bamboestokken van ongeveer 1 meter lang en een grote hoeveelheid hennepresten al dan niet in vuilniszakken. Via kweekruimte 1 kom je in kweekruimte 2.188.
In kweekruimte 2 waren de wanden en ramen geheel bekleed met zwart plastic. In deze ruimte hingen 15 assimilatielampen achter elkaar in twee rijen, vastgemaakt aan houten balken, welke eveneens met metalen kettingen waren opgehangen aan het plafond. Op de grond stonden ongeveer 86 zwarte plastic plantenbakken gevuld met aarde. In de ruimte hing een houten plaat tegen de muur aan de rechterzijde bij binnenkomst. Op deze plaat was een volautomatische groepenkast gesitueerd. Boven de groepenkast hingen 10 verdelers. Elk van deze verdelers bleek te zijn aangesloten op de assimilatielampen.189.
Van de inbeslaggenomen henneptoppen190.is een monster genomen en getest. De geteste stoffen reageerden positief op de aanwezigheid van hennep/THC, zijnde een middel voorkomende op lijst II van de Opiumwet.191.
Het pand werd vanaf september 2011 gehuurd door [medeverdachte 17] .192.
[medeverdachte 17] heeft bij de politie verklaard dat het huurcontract van het pand aan de [adres 6] op zijn naam stond, maar dat hij verder van niets weet. Hij had geen sleutels van het pand. Het contract was op verzoek van [verdachte] op zijn naam gezet. [verdachte] had hem daarvoor benaderd. In het begin had hij € 1.000 gekregen. Na afloop zou [verdachte] nog niets (het hof begrijpt, gelet op het hiernavolgende: iets) voor mij regelen. Hij wist niet hoeveel dit zou zijn. De huur van het pand werd door [verdachte] betaald. Voorts heeft hij verklaard dat hij werkt als taxichauffeur.193.
Aan de hand van tapgesprekken werd het volgende geconstateerd.
Op 9 januari 2012 omstreeks 19.19 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] , die gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 15] . [medeverdachte 4] vraagt: “Om 7 uur zullen we dan bij jouw dinges zijn?”, waarop [verdachte] zegt: “oké, goed”.194.
Op 10 januari 2012 om 13.32 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt: “houd die in kartonnen dozen he?”. [medeverdachte 4] zegt dat die nog daar liggen. Om 15.49 uur belt [verdachte] wederom naar [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] zegt dat de achterkant nog gedaan moet worden. [verdachte] vraagt of dat nog compleet gedaan moet worden. [medeverdachte 4] zegt van wel. [verdachte] zegt: “jij zei de helft toen. Ik dacht dat je klaar was”. [medeverdachte 4] zegt dat zij nog 10 stuks aan de voorzijde hebben. [verdachte] zegt dat zij moeten opschieten. [verdachte] zegt: “zeg tegen hen dat zij een beetje tempo moeten houden”. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 4] .195.
Ten tijde van en kort na de ontmanteling vonden de volgende telefoongesprekken plaats.
Op 11 januari 2012 omstreeks 19.05 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] , die dan gebruik maakt van het nummer [telefoonnummer 16] . “Dinges staan voor de deur, onze ooms zijn er toch”, zegt [medeverdachte 4] . “Ooms”, vraagt [verdachte] . “Ja, ze staan naar boven te kijken”, zegt [medeverdachte 4] . “Hebben ze jou gezien”, vraagt [verdachte] . “Nee, dat hebben ze niet gedaan”, zegt [medeverdachte 4] . “Ze zijn aan het wachten dus he, kijken ze naar het gebouw?”, vraagt [verdachte] . “Ja”, zegt [medeverdachte 4] . “Laat ze jou niet zien he”, zegt [verdachte] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] zijn telefoon op stil moet zetten.196.Omstreeks 19.33 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] en vraagt wat er is gebeurd. “De auto staat er nog steeds en zij zijn nog niet teruggekomen”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt of de auto precies er voor staat. “Ja”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat hij onderweg is en er aan komt. [verdachte] vraagt of [medeverdachte 4] zeker weet dat het ooms zijn. “Ja”, zegt [medeverdachte 4] . [medeverdachte 4] vraagt hoe de naam heet van die taxichauffeur die daar huurt. “Zijn naam is [medeverdachte 17] ”, zegt [verdachte] . “Ok”, zegt [medeverdachte 4] .197.Omstreeks 19.59 uur belt [verdachte] uit naar [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt of hij het dak al op is gegaan. “Ja, ik sta al op het dak”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] uit moet kijken dat niemand hem ziet. “Niemand kan mij zien”, zegt [medeverdachte 4] .198.Omstreeks 20.01 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 4] . “Ze zijn waarschijnlijk naar binnen gegaan”, zegt [medeverdachte 4] . “Echt waar”, vraagt [verdachte] . “Ja, volgens mij hebben zij het licht van de garage aangezet”, zegt [medeverdachte 4] . “Ok (diepe zucht), zet je telefoon uit”, zegt [verdachte] .199.Omstreeks 20.24 uur wordt [verdachte] opnieuw gebeld door [medeverdachte 4] . “Ze zijn al binnen, ik kan ze horen”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] moet wachten.200.Omstreeks 00.08 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 4] . [verdachte] vraagt waar [medeverdachte 4] is. [medeverdachte 4] zegt in het pand te zijn. “Ze zijn weg en hebben ze alles meegenomen”, vraagt [verdachte] . “Ja”, zegt [medeverdachte 4] . [verdachte] zegt dat [medeverdachte 4] moet proberen via het raam naar buiten te komen waar de schoenen staan. “Dat gaat mij niet lukken”, zegt [medeverdachte 4] . “Ze hebben dus alles meegenomen”, vraagt [verdachte] . “Ja, alles”, zegt [medeverdachte 4] .201.
Het hof gaat ervan uit dat het hier steeds gaat om [medeverdachte 4] . Zoals hiervoor is vastgesteld, is hij de gebruiker van bovenstaand telefoonnummer.
Het hof leidt uit de inhoud van de hierboven weergegeven tapgesprekken, in onderling verband en samenhang bezien met de bij het binnentreden aangetroffen situatie en de verklaring van [medeverdachte 17] , af dat de hennepplanten op of omstreeks 10 januari 2012 zijn geoogst en de toppen vervolgens te drogen zijn gelegd.
Op 12 januari 2012 omstreeks 12.08 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 17] , die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 18] . In het gesprek geeft [verdachte] aan: “het is weer weg verdomme..”. [medeverdachte 17] vraagt of [verdachte] geen geintje maakt. [verdachte] geeft aan dat hij geen geintje maakt. [verdachte] zegt: “gisteravond” en dat hij ook niet begrijpt wat er is gebeurd. [verdachte] zegt dat hij zowat gek wordt. [verdachte] geeft aan dat ze gisteravond tussen half acht à acht uur dinges hebben gedaan.202.Diezelfde dag belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] . In het gesprek geeft [verdachte] aan dat ze weer dinges hebben gedaan en dat de moeder er van hebben laten huilen. [medeverdachte 2] vraagt of [verdachte] het meent. [verdachte] bevestigt dit. [verdachte] geeft aan dat het gegaan is toen het kant en klaar was.203.
Op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten en/of delen daarvan. Ten aanzien van de rol van [verdachte] kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat hij een coördinerende rol had. Hij gaf opdrachten aan [medeverdachte 4] en via [medeverdachte 4] aan anderen, betaalde de huur van het pand waar de kwekerij werd aangetroffen en bracht [medeverdachte 17] en [medeverdachte 2] op de hoogte van de ontruiming. Voorts kan uit de bewijsmiddelen worden afgeleid dat [medeverdachte 4] fungeerde als tussenpersoon/bedrijfsleider ter plaatse. De dag voor de ontmanteling was [medeverdachte 4] bij de kwekerij aanwezig. Hij werd op dat moment door [verdachte] aangestuurd om andere aanwezigen te instrueren. Op het moment van de ontmanteling, terwijl de hennep lag te drogen, was [medeverdachte 4] ook ter plaatse.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
3. Ter zake van feit 2: hennephandel
De verdediging heeft – onder verwijzing naar en op gronden als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg – verzocht [verdachte] vrij te spreken van de onder 2 ten laste gelegde periode januari tot en met maart 2011 en augustus tot en met januari 2012. Voorts heeft de verdediging bepleit dat [verdachte] van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
3.1.
Zaaksdossier Jaguar
Aan verdachten [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is ten laste gelegd dat zij zich in de periode van 1 april 2011 tot en met 24 januari 2012 in vereniging schuldig hebben gemaakt aan hennephandel.
Aan de hand van tapgesprekken is het volgende geconstateerd.
Uit nader onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 30] , geboren op [geboortedatum 7] te [geboorteplaats 3] , de gebruiker was van het telefoonnummer [telefoonnummer 27] .204.[medeverdachte 30] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 6 juni 2012 bevestigd dat dat zijn telefoonnummer is geweest en heeft verklaard hij de enige gebruiker was van dat nummer.205.In de hieronder weergegeven tapgesprekken gaat het hof er derhalve vanuit dat telkens wordt gesproken met [medeverdachte 30] .
Op 4 april 2011 omstreeks 20.40 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 30] . [medeverdachte 30] geeft aan dat [verdachte] had gezegd dat er 4 stuks waren. [verdachte] bevestigt dit en geeft aan dat [medeverdachte 30] moet komen en dat hij ze dan laat zien. [medeverdachte 30] geeft aan dat hij naar het kantoor was gekomen maar dat niemand er was. [verdachte] geeft aan dat ze sinds 1 uur daar zijn. [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 30] nu kan komen, zodat [verdachte] het kan laten zien. [medeverdachte 30] geeft aan dat hij morgenochtend wil komen kijken. [verdachte] geeft aan dat dit ook goed is.206.
Op 5 april 2011 omstreeks 16.26 uur wordt door [medeverdachte 2] gebeld naar [verdachte] . [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 30] het heeft opgehaald, die 51,5. [medeverdachte 2] zegt: “alles”. [verdachte] bevestigt dit en geeft aan “vier om vier”. [verdachte] zegt dat hij ( [medeverdachte 30] ) nog eens twee wilt. [medeverdachte 2] geeft aan dat er nog eens twee gebracht en gemaakt moeten worden. [verdachte] geeft aan dat dit goed is.207.Omstreeks 16.36 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . In het gesprek geeft [medeverdachte 2] aan dat [medeverdachte 30] heeft gezegd: “laat het maar brengen”. [verdachte] geeft aan dat het goed is. [medeverdachte 2] zegt dat hij nog twee stuks er in zal gooien.208.Omstreeks 17.39 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 30] . In het gesprek geeft [verdachte] aan dat hij die twee ook gebracht heeft. [medeverdachte 30] zegt dat dit goed is en dat hij er aan komt.209.Omstreeks 19.04 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 2] . In het gesprek geeft [verdachte] aan “51,5”. [medeverdachte 2] vraagt: “voor wie?”. [verdachte] geeft aan “dinges, aan [medeverdachte 30] ”. [medeverdachte 2] zegt dat het goed is en dat als [verdachte] dat gezegd heeft, hij het gezegd heeft. [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 2] dan later niet zegt dat het 51 of 52 was. [verdachte] geeft aan dat het 52,5 was maar dat hij (derde) 52 te veel vond. [verdachte] geeft voorts aan dat hij gezegd heeft nog eens vijftig lira te zakken, dus 51,5, maar dat hij dan geen geouwehoer meer wilt. [medeverdachte 2] zegt: “oké”.210.Omstreeks 19.04 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 30] . In het gesprek geeft [medeverdachte 30] aan dat hij over vijf minuten daar is. [verdachte] zegt dat hij zelf niet daar is, maar dat [medeverdachte 2] er is. [verdachte] geeft aan dat als ze er nog twee willen, er nog twee zijn. [medeverdachte 30] zegt dat hij zal bellen of ze (derden) het willen.211.Omstreeks 19.27 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 30] . In het gesprek geeft [medeverdachte 30] aan dat het goed is en dat [verdachte] dat andere wat hij zei ook mee moet nemen. [verdachte] geeft aan dat dit goed is. [medeverdachte 30] geeft aan dat [verdachte] maar moet bellen als het gereed is, waarop [verdachte] aangeeft dat het over 20 minuten gereed zal zijn. [medeverdachte 30] zegt dat dit goed is en zegt dat hij bij [medeverdachte 2] zal zijn.212.Direct daarna wordt [medeverdachte 2] gebeld door [verdachte] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 2] wacht totdat [verdachte] er is en vraagt of [medeverdachte 30] bij [medeverdachte 2] is. [medeverdachte 2] bevestigt dit. [verdachte] geeft aan dat die twee ook naar [medeverdachte 30] gaan. [medeverdachte 2] geeft aan dat hij het al aan hem ( [medeverdachte 30] ) gegeven heeft. [verdachte] geeft aan dat hij hem ( [medeverdachte 30] ) gebeld had dat hij nog twee voor hem had.213.
Op 7 april 2011 omstreeks 21.10 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [verdachte] . In het gesprek geeft [verdachte] aan dat zij gebeld worden en dat ze papieren nodig hebben. [verdachte] geeft aan dat hij ( [medeverdachte 30] ) zei dat er wat problemen zijn ontstaan. [verdachte] geeft aan dat hij niet hoopt dat hij ( [medeverdachte 30] ) straks gaat zeggen van: “nemen jullie deze maar terug”. [medeverdachte 2] geeft aan dat je het nooit weet met mensen en dat zij hem toch de ‘ot’ (onkruid/weed) na 1 dag hebben teruggegeven. [verdachte] geeft aan dat hij tegen hem ( [medeverdachte 30] ) gezegd heeft: “we kopen/nemen het van een ander” en dat hij ( [medeverdachte 30] ) ze niet met problemen moet confronteren. [medeverdachte 2] vraagt waar [medeverdachte 30] nu is. [verdachte] geeft aan dat hij dit niet weet en dat hij nog bij die mensen is. [medeverdachte 2] zegt dat hij hem ( [medeverdachte 30] ) zal bellen.214.Twee minuten later wordt door [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 30] . In het gesprek geeft [medeverdachte 30] aan dat hij hoofdpijn heeft van die mensen en dat ‘deze’ niet dezelfde is als die van de vorige keer. [medeverdachte 2] geeft aan dat dat van een andere partij was en dat deze van een andere partij is.215.
Op 10 april 2011 omstreeks 16.55 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 30] . In het gesprek geeft [medeverdachte 30] aan dat hij gelijk gekomen is, maar dat de documenten niet volledig zijn. [medeverdachte 30] stelt voor dat ze elkaar morgen zullen zien, omdat hij dan alles krijgt. [verdachte] geeft aan dat hij niet meer weet wat hij tegen de mensen moet zeggen, omdat hij steeds morgen, morgen blijft zeggen. [medeverdachte 30] zegt dat hij dat wel begrijpt, maar dat het erg slecht was. [medeverdachte 30] zegt dat ze het niet hebben kunnen geven en dat ze het aan ergens anders gaven. [medeverdachte 30] geeft aan dat hij ook niet door de telefoon kon praten. [verdachte] geeft aan dat die mensen het hebben genomen, nadat zij het gezien hadden en het niet met geweld gegeven of verkocht is. [medeverdachte 30] geeft aan dat hij (derde) dat niet gezien had, daar niet naar gekeken had en dat hij (derde) die van ervoor wel naar gekeken had. [medeverdachte 30] geeft aan dat hij (derde) toch nog had gezegd dat er veel aarde bij zat.216.
Op 27 april 2011 te 19.33 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en vraagt wat hij met die van gisteren heeft gedaan. “Die zijn morgen klaar”, zegt [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] zegt dat de auto’s heel goedkoop zijn. [medeverdachte 3] zegt daarop: “ik weet het niet, de man zegt 52”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “nee voor 52 gaan wij niet kopen, vandaag heeft men voor 50 gebracht, hebben wij niet gekomen (het hof begrijpt: genomen)”. “Oké, is goed”, zegt [medeverdachte 3] .217.
Op 29 april 2011 om 20.45 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] vraagt of hij die voor 5.1 kan kopen. [medeverdachte 2] zegt dat hij dat niet moet kopen, maar wel voor 5.218.Om 22.29 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door een vrouw die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 28] . De vrouw zegt dat [medeverdachte 3] 2 100 heeft gebracht. [medeverdachte 2] begrijpt niet wat dit is. De vrouw zegt: “2 kilo en 100 gram” en “daar geef ik 10.500 voor”. [medeverdachte 2] vraagt wat hij ervoor betaalt. Dan komt [medeverdachte 3] aan de lijn en zegt: “5”. [medeverdachte 2] zegt dat 5 niet kan en dat [medeverdachte 2] dit had moeten rekenen voor 4.9. [medeverdachte 2] gaat even rekenen wat dan die gaat kosten. [medeverdachte 2] vraagt naar zijn vrouw. Dan komt zijn vrouw aan de lijn en zegt [medeverdachte 2] : “je mag hem 10.300 geven, niet meer dan dat”. “Dat is goed”, zegt zijn vrouw.219.Bij navraag bij het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) blijkt het telefoonnummer [telefoonnummer 28] op naam gesteld te staan van [echtgenote medeverdachte 2] , adres [adres 13] . Uit onderzoek in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente Waalwijk is gebleken dat [medeverdachte 2] op dit adres staat ingeschreven en dat zijn vrouw die eveneens op dit adres staat ingeschreven de voornaam “ [echtgenote medeverdachte 2] ” heeft.220.Om 22.35 uur belt [medeverdachte 2] naar zijn vrouw op voormeld telefoonnummer. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 3] al weg is. De vrouw zegt dat [medeverdachte 3] bij haar is. [medeverdachte 2] zegt: “hij zei 2 kilo, waar komt die 100 vandaan?”. Nu komt [medeverdachte 3] aan de lijn en zegt: “2 kilo 140, als ik dinges er af haal, dan blijft er dit over”. [medeverdachte 2] vraagt: “blijft er netto over zeg je dus”, waarop [medeverdachte 3] bevestigend antwoordt. [medeverdachte 2] vraagt: “hoeveel wegen de zakken dan, bereken even hoeveel het netto is”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “dat is wat er overblijft, als je de rest er af haalt”. [medeverdachte 2] vraagt: “hoeveel blijft er netto over nu?”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “2.140”. [medeverdachte 2] zegt: “geef hem 10 duizend, de rest mag je zelf houden man”. [medeverdachte 3] zegt: “dat is goed”.221.
Op 4 mei 2011 om 14.26 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door zijn zoon [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt dat iemand anders ook in bezit zou zijn van 2,5 stuks en vraagt of zij die gaan kopen. [medeverdachte 2] vraagt wat zij daarvoor vragen. [medeverdachte 3] zegt: “5”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “4 6”. [medeverdachte 2] zegt: “ik kreeg 25 stuks maar kon niet kopen. Daar bood ik ook 4 6 voor. Wij kunnen die niet verkopen. Wij zitten met de auto’s opgescheept”. [medeverdachte 2] zegt dat hij ook 4,5 mag geven. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 3] .222.Om 15.59 uur belt [medeverdachte 2] naar [verdachte] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 30] hem net belde en zei dat hij die beide delen wilde opsturen en dat hij heeft gezegd dat [medeverdachte 30] [verdachte] moest bellen. [verdachte] zegt: “dat is goed, maar moet ik het kopen van de andere landgenoten, die huilt steeds en zegt dat het niet kan voor 5 die 2 stuks”. [medeverdachte 2] zegt dat hij net 2,5 stuks gevonden heeft voor 5. [medeverdachte 2] vraagt: “zal ik [medeverdachte 3] even bellen, want ik zei tegen [medeverdachte 3] dat hij 4,5 mocht bieden”, waarop [verdachte] zegt dat hij die gasten niet kan geloven. [medeverdachte 2] zegt dat [verdachte] in dat geval even naar [medeverdachte 3] moet bellen. [verdachte] zegt dat hij zijn nieuwe nummer niet heeft. [medeverdachte 2] zegt: “ik bel [medeverdachte 3] op en zeg dat hij jou moet bellen”. “Dat is goed”, zegt [verdachte] .223.Om 16.02 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en zegt dat hij [verdachte] even moet bellen, omdat er iemand zou zijn die 2,5 zou bieden. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 3] .224.Om 16.07 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 3] . [verdachte] vraagt of het zo goed uitziet en of hij 5 heeft gezegd. [medeverdachte 3] zegt dat hij inderdaad 5 heeft gezegd. [verdachte] zegt dat hij het mag komen brengen als ‘hij’ het voor 5 geeft/verkoopt. [verdachte] zegt: “als het er mooi uitziet zonder dinges, anders gaan wij die weggooien, anders plant het niet verder, koop de 2, niet allemaal he”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “ok”. Om 16.34 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt: “‘hij’ zou 2 9 nu hebben, zij zijn mooi, ik koop het wel, ook geen dinges er in”. “Dat is goed”, zegt [verdachte] en vraagt of hij het aan zijn vader heeft gevraagd. [medeverdachte 3] zegt daarop dat dat niet het geval is. [verdachte] zegt: “vraag het ook aan je vader, ik geef je mijn fiat, als je vader dat ook doet, moet je het kopen”. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 3] . Een minuut later belt [medeverdachte 3] naar zijn vader [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] zegt: “er is 2.9, bevat geen stof, het zijn 4 zakken [fonetisch], ik zag het, is mooi”. [medeverdachte 2] vraagt wat hij er voor vraagt en wat [verdachte] zegt. [medeverdachte 3] zegt: “ [verdachte] zegt dat ik het moet kopen”. [medeverdachte 2] zegt dat hij thuis is en [medeverdachte 3] het moet komen brengen omdat hij die wil zien. [medeverdachte 3] zegt dat hij het komt brengen.225.
Op 23 mei 2011 omstreeks 22.20 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door een man genaamd [medeverdachte 11] die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 29] . [medeverdachte 11] geeft aan dat er adam [fonetisch] is en vraagt of [medeverdachte 2] dat wil. [medeverdachte 2] vraagt wat zij er voor vragen. [medeverdachte 11] geeft aan 5 2 en zegt dat het heel erg mooi is. Hij heeft 7 stuks. [medeverdachte 2] geeft aan dat zij niets gaan verdienen als zij voor 5 2 kopen en zegt dat hij bereid is voor 4 9 te kopen.226.
Op 24 juni 2011 omstreeks 21.34 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 30] . [medeverdachte 2] vraagt hoe lang het gaat duren. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 30] zijn geld daarvan ontvangen moet hebben. [medeverdachte 30] zweert dat hij dit niet ontvangen heeft. [medeverdachte 2] zegt dat zij met vakantie moeten gaan en dat zij in een erbarmelijke situatie verkeren. [medeverdachte 30] zegt dat hij dat wel weet. [medeverdachte 2] zegt dat hij hier snel wat moet gaan doen en zegt: “zij hebben zelfs [verdachte] opgepakt ouwe, zij hebben weer veel geld onderschept ouwe”. [medeverdachte 30] zegt: “ik ga naar die jongen die het meegenomen heeft”, waarop [medeverdachte 2] zegt: “ga anders morgen erheen [medeverdachte 30] en breng maandag geld voor ons mee”.227.
Op 14 augustus 2011 omstreeks 17.20 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 11] . [medeverdachte 2] geeft aan dat ze het voor 1000 lira hebben gekocht. [medeverdachte 11] vraagt: “was het niet 9 kilo 700?”, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij toch gezegd had negen kilo en zeventig gram. [medeverdachte 11] geeft aan dat hij even in de war was met 70 en 700. [verdachte] geeft aan dat hij [medeverdachte 11] 8800 geld heeft gegeven, waarop [medeverdachte 11] zegt dat dit goed is.228.
Op 19 augustus 2011 omstreeks 15.41 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en vraagt wat zij vroegen voor die stekjes. [medeverdachte 3] zegt dat zij 5 en 4,5 vragen. “Ok”, zegt [medeverdachte 2] .229.
[medeverdachte 3] heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat dit gesprek ging over de aankoop van jonge hennepplantjes.230.
Op 20 augustus 2011 om 23.03 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt: “papa er kwam iemand langs. Hij zou auto’s hebben, 5 stuks, hij zegt dat deze 43 per stuk kosten”. [medeverdachte 2] vraagt om welke auto het gaat, waarop [medeverdachte 3] zegt: “van die dure” en dat het mooi is. [medeverdachte 3] zegt: “dan koop ik deze en laat je die morgen wel zien”. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 2] .231.
Op 22 augustus 2011 om 15.35 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt: “zij geven er 5 voor en willen vanavond geven/betalen, zeggen zij”. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 3] er 5,5 voor moet vragen en [medeverdachte 3] zich niet gelijk gewonnen moet geven.232.
Op 18 september 2011 omstreeks 15.34 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door een man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 30] . Dit nummer is in gebruik bij [medeverdachte 21] .233.[medeverdachte 21] vergat te vragen wat de prijs van dat is. [medeverdachte 2] zegt: “5,2 à 5,1, lager kan niet ouwe. Het betreft exportgoed”. “Ik zamel hier zelf in voor 48 à 49 à 50”, zegt [medeverdachte 21] . [medeverdachte 2] zegt dat zij het daar niet voor kunnen geven en dat hij voor 54, 55 het mooiste spul aan coffeeshops geeft.234.
Op 20 september 2011 om 14.38 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] vraagt of het mogelijk is dat hij een zak aan die mensen laat zien. [medeverdachte 2] zegt dat hij gaat kijken of hij wat kan doen.235.Om 19.22 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] vraagt hoeveel hij tegen hen gezegd heeft, waarop [medeverdachte 2] zegt dat hij 51 had gezegd.236.Om 19.23 uur belt [medeverdachte 2] terug naar [medeverdachte 3] . “Dat andere daar is een stukje van nog in Tilburg”, zegt [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] vraagt hoeveel het totaal is, waarop [medeverdachte 2] zegt: “totaal 14.600”. [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 3] daar nog wat opgehaald heeft. Dat is niet het geval, “ik had het al namelijk”, zegt [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] zegt dat hij wel wat heeft gepakt, maar dat ligt bij hem in de auto.237.Om 19.30 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt dat het “ok” is en vraagt of hij het met de zoon van [medeverdachte 2] kan regelen. [medeverdachte 2] zegt dat hij zelf ook zo komt en vraagt waar ze het gaan afhandelen. “Je zoon [medeverdachte 3] zei dat hij naar Waalwijk zou komen”, zegt [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt dat de jongens wel hebben gezegd dat alles hetzelfde moet zijn en als het anders is, zij niet zullen doen. [medeverdachte 2] zegt dat hij [medeverdachte 21] zo terug zal bellen waar men naartoe moet komen.238.Omstreeks 19.37 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 21] en zegt: “ [medeverdachte 21] om half negen in Tilburg”. [medeverdachte 21] vraagt of het niet in Waalwijk kan. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 2] . “De jongens zitten bij mij thuis, ik ga hen ophalen en kan er met 20 minuten zijn”, zegt [medeverdachte 21] . “Nee, bel mij om half negen vanuit Waalwijk op”, zegt [medeverdachte 2] .239.Omstreeks 20.13 uur belt [medeverdachte 3] naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 3] zegt dat zij vandaag alles willen zien en handgeld willen geven en morgen willen komen ophalen. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 3] tegen hen moet zeggen dat zij hem moeten bellen. [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 2] tegen hen zou hebben gezegd dat zij hem moeten bellen als zij naar Waalwijk zijn gekomen. “Dat klopt, laat zij mij maar bellen”, zegt [medeverdachte 2] . “Moeten zij naar ons huis komen”, vraagt [medeverdachte 3] . [medeverdachte 2] wordt kwaad op [medeverdachte 3] dat hij dat over de telefoon zegt en verbreekt kwaad het gesprek.240.Omstreeks 20.15 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 2] vraagt of [medeverdachte 21] even naar de moskee op de [locatie 1] wil komen. “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt dat de jongens vandaag alles willen zien en een aanbetaling van 10 duizend willen zien, waarna zij morgen willen ophalen. “Dat is goed als zij de aanbetaling doen”, zegt [medeverdachte 2] . “Ja, ik heb de aanbetaling bij mij”, zegt [medeverdachte 21] .241.Omstreeks 20.20 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . “Ik ben er”, zegt [medeverdachte 21] . “Ok, ik kom er zo aan”, zegt [medeverdachte 2] .242.Omstreeks 20.24 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt dat hij geen zak heeft gepakt, alleen maar wat daar achter lag, omdat hij dat niet kon vinden.243.Omstreeks 21.26 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zegt: “er ligt hier zes en half” en vraagt of dat klopt. “Dat klopt”, zegt [medeverdachte 2] .244.
Op 21 september 2011 omstreeks 15.10 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 1] daar 14 papier moet krijgen en dat hij niet minder moet nemen. “Nee, nee, is goed, ik weet het, wij moeten dinges van 14 nemen”, zegt [medeverdachte 1] . “Ja”, zegt [medeverdachte 2] . “Jullie moeten goed wegen en daarna gaan geven”, zegt [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] vraagt of ze daar zullen doen. “Nee, laat ze niet daar komen, laat ze maar daar bij jouw garage doen”, zegt [medeverdachte 2] . “Waarschijnlijk komt [medeverdachte 21] alleen”, zegt [medeverdachte 2] .245.Omstreeks 15.25 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt dat hij rond half zes bij [medeverdachte 2] zal zijn. “Is goed”, zegt [medeverdachte 2] en vraagt waarom zo laat. “Die mensen konden niet eerder”, zegt [medeverdachte 21] .246.Omstreeks 17.25 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 21] . [medeverdachte 2] vraagt waar hij is. “Ik kom eraan, ik sprak net je zoon en ik heb de papieren” en “Als alles klaar is, want wij komen met 2 auto’s, dan komt hij die gelijk ophalen en weggaan”, zegt [medeverdachte 21] . “Dat is goed”, zegt [medeverdachte 2] .247.Om 17.28 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 3] en vraagt waar zij zijn. [medeverdachte 3] zegt dat zij bij [medeverdachte 31] zijn en nu naar het huis van zijn broer gaan.248.Omstreeks 17.29 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt: “Als het precies 14 stuks zijn, dan kreeg ik 79 totaal van hen, ook voor die van gisteren, dus ik kreeg nu precies het bedrag van hen”. “Dat is goed, geen probleem”, zegt [medeverdachte 2] . “Ik heb de papieren nu, ik ben daar verantwoordelijk voor”, zegt [medeverdachte 21] . “Ok, ik kom jullie bij de moskee op (het hof begrijpt: ophalen)”, zegt [medeverdachte 2] . “Wij zijn over 3 minuten daar”, zegt [medeverdachte 21] .249.Omstreeks 18.12 uur belt [medeverdachte 2] kwaad terug naar [medeverdachte 21] en zegt: “ [medeverdachte 21] ik kom 1200 papier tekort, je hebt 63.700 papieren gegeven”. “Zij gaven mij steeds in 10, 10, 10, ik gaf deze aan jou, er was ook niets te kort aan die van gisteren en ook niet van vandaag, tel die nog een keer”, zegt [medeverdachte 21] . “Hier heb je 63.700 lira aan geld, je zou 64.900 lira aan geld achterlaten”, zegt [medeverdachte 2] . “Ok, tel die allemaal nog een keer en bel mij terug ouwe”, zegt [medeverdachte 21] . “Ok, wij tellen die nog een keer”, zegt [medeverdachte 2] .250.Omstreeks 18.14 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt dat hij hen gebeld heeft maar dat zij zeggen dat [medeverdachte 2] nog eens moet kijken. [medeverdachte 2] zegt dat zij deze 1 voor 1 aan het tellen is. “Ik had die 300 aan jou geschonken ouwe, maar nu kom ik 900 aan geld te kort ouwe”, zegt [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] zegt dat hij deze nog een keer gaat tellen.251.Omstreeks 18.21 uur belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 21] en zegt: “ [medeverdachte 21] je hebt gelijk, het zat er gewoon in, neem mij niet kwalijk”. [medeverdachte 21] zegt dat hij het extra aan hem mag retourneren en dat die mensen normaal gesproken geen fouten zouden maken.252.
Op 12 oktober 2011 omstreeks 22.11 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 11] . [medeverdachte 11] geeft aan dat hij ongeveer 10 tot 15 nat heeft en zij 825 vragen. [medeverdachte 2] geeft aan dat het veel geld is en dat hij dat er niet voor gaat betalen. [medeverdachte 2] zegt dat hij aan tien niks heeft en dat het niet eens waard is om er achteraan te gaan.253.
Op 17 oktober 2011 omstreeks 13.22 uur wordt [medeverdachte 2] gebeld door [medeverdachte 21] . [medeverdachte 21] zegt voor een vriend te bellen en vraagt of er van die lichte zijn. Een vriend zou namelijk moet spoed 40 stuks nodig hebben. [medeverdachte 2] zegt dat het voor 4,2 à 4,4 aan de coffeeshops wordt verkocht en vraagt wat de prijs is van de zwarte meisjes. [medeverdachte 21] zegt er 52 voor te willen geven.254.
Op 12 januari 2012 omstreeks 18.22 uur wordt [medeverdachte 3] gebeld door een onbekend gebleven man. De man zegt: “morgenmiddag krijg ik bezoek. Die pakt wel. Als jij er 48 van maakt”, waarop [medeverdachte 3] zegt: “nee echt niet” en “49 is laatste, anders hoeft het echt niet. normaal is 51 52”. [medeverdachte 3] en de man spreken uiteindelijk 49 af. De man belt [medeverdachte 3] morgenmiddag en dan komt hij ze ophalen, of eentje.255.
Op 13 januari 2012 wordt [medeverdachte 3] gebeld door een onbekend gebleven man. De man zegt: “ik vroeg je vorige keer wat. Waarom bel je mij niet joh?”. [medeverdachte 3] vraagt wat de man gevraagd had. Daarop zegt de man: “wiet/onkruid man, wiet/onkruid”. [medeverdachte 3] zegt dat hij dat morgen zal komen brengen.256.
[medeverdachte 3] , geboren op [geboortedatum 3] , heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 25 januari 2012 verklaard dat hij zag dat de politie veel tapgesprekken had en dat hij begreep dat het vrij groot was. Verder verklaarde hij dat hij wel een bepaalde rol had in de hennephandel, maar dat die niet groot was. [medeverdachte 3] verklaarde desgevraagd dat het gesprek van 20 augustus 2011 te 23.03 uur waarin hij met zijn vader sprak over “dure, 5 stuks, auto’s kopen” ging over hennephandel waar zijn vader bij betrokken was. Hij krijgt wel eens vragen of hij hennep kan verkopen.257.Voorts heeft hij op 26 januari 2012 verklaard dat je zijn rol moet zien als heel klein wat betreft de hennephandel. Als hij een grotere rol zou spelen, dan zou je hem meer met hun, zijn vader, [medeverdachte 1] en [verdachte] zien en dat is niet het geval.258.
[medeverdachte 21] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 30 mei 2012 – nadat bovenstaande door hem gevoerde tapgesprekken van 18 en 20 september 2011 aan hem waren voorgehouden – verklaard dat hij begrijpt dat hij zou hebben bemiddeld en dat zou kunnen. Hij denkt dat het om hennep gaat. Hij hoorde een bedrag van 10.000 euro. De bedragen waar het over gaat zijn erg hoog, aldus [medeverdachte 21] .259.
Conclusie
In diverse gesprekken wordt gesproken over bedragen en getallen met steeds ongeveer dezelfde hoeveelheden, al dan niet in combinatie met stuks, kilo en gram en gaat het over kopen en verkopen. Ook wordt gezegd: ‘anders plant het niet verder’, ‘dat er veel aarde bij zat’, ‘stekjes’, ‘nat’, een ‘partij’, ‘mooiste spul aan coffeeshops geven’, ‘wegen’ en ‘wiet/onkruid’. Het hof overweegt dat deze termen te relateren zijn aan (de handel in) hennep. In dat licht kan ook betekenis worden toegekend aan het versluierd taalgebruik dat door verdachten is gebezigd. Regelmatig wordt de term ‘auto’s’ gebruikt. Dat hiermee hennep wordt bedoeld, wordt ondersteund door de verklaring van [medeverdachte 3] die bevestigt dat het gesprek met zijn vader waarin werd gesproken over het kopen van vijf stuks auto’s ging over hennephandel. Verder valt op dat wordt gesproken over de prijs van zwarte meisjes en over documenten en papieren waarmee kennelijk geld wordt bedoeld. Voor dat laatste wordt verwezen naar het telefoongesprek van 21 september 2011, gevoerd omstreeks 18.12 uur, waarin aanvankelijk wordt gesproken over ‘63.700 papieren’ en op een later moment over ‘63.700 lira aan geld’.
Gelet op het vorenstaande staat voor het hof vast dat verdachten telefonisch het kopen en verkopen van grote hoeveelheden hennep met elkaar bespraken en dat er ook afspraken zijn gemaakt over het betalen en afleveren van die hennep. Vanaf het moment dat er is getapt, begin april 2011, zijn dergelijke gesprekken gevoerd. Het hof constateert dan ook dat er gedurende een langere periode, te weten vanaf begin april 2011, telkens met verschillende afnemers (waaronder [medeverdachte 30] , [medeverdachte 21] en [medeverdachte 11] ) is gehandeld in grote hoeveelheden hennep.
Op basis van het voorgaande komt het hof – met de rechtbank – tot de conclusie dat [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 24 januari 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging, telkens opzettelijk hennep hebben verkocht en/of afgeleverd.
Het hof stelt hierbij vast dat [medeverdachte 3] steeds door [medeverdachte 2] werd geïnstrueerd – en soms door [verdachte] – welke bedragen hij mocht bieden. Gelet op de hoeveelheid telefoongesprekken, waaruit is af te leiden dat [medeverdachte 3] een rol speelt bij het kopen, verkopen, keuren, ophalen en afleveren van hennep, stelt het hof vast dat hij – anders dan hij zelf verklaart – een grote rol heeft gehad bij deze handel in hennep.
Dat ook [medeverdachte 1] betrokken was bij deze hennephandel, zoals ook valt af te leiden uit de verklaring van [medeverdachte 3] , blijkt uit de tapgesprekken rond de levering aan [medeverdachte 21] , waarbij hij door [medeverdachte 2] werd geïnstrueerd, bijvoorbeeld over hoeveel geld hij moest krijgen en dat er goed gewogen moest worden.
3.2.
Zaaksdossier Adder
Bij [verdachte] en [medeverdachte 2] is ten aanzien van de ten laste gelegde hennephandel ook het dossier Adder betrokken.
Aan de hand van de tapgesprekken en observatie is het volgende geconstateerd.
Op 8 juli 2011 omstreeks 10.28 uur wordt door [verdachte] gebeld naar een man, die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 31] . In het telefoongesprek vraagt [verdachte] of de man over een uurtje bij die oude zaak van [verdachte] kan zijn. De man vraagt: “bij die industrie?”, waarop [verdachte] aangeeft: “bij die auto’s” en zegt half. De man geeft aan dat dit goed is.260.Omstreeks 10.47 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] en geeft aan dat hij die dingen aan iemand zal laten zien en van plan is om het voor 46 à 47 af te geven. [medeverdachte 2] geeft aan dat het minimaal 46 moet zijn. [verdachte] geeft aan dat ‘ [medeverdachte 7] ’ het voor 46 wil kopen. [medeverdachte 2] zegt dat [medeverdachte 7] die dan zelf 50 à 51 zal geven/kopen. [verdachte] bevestigt dit en geeft aan dat hij ( [medeverdachte 7] ) standaard klanten heeft. [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 31] / [medeverdachte 31] [fonetisch] ( het hof begrijpt, gelet op het hiernavolgende: [medeverdachte 31] ) straks bij hem komt.261.Omstreeks 11.23 uur wordt [verdachte] gebeld door de man die gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 31] . In het telefoongesprek geeft de man aan dat hij er over 10 of 15 minuten is. [verdachte] peilt dan uit op de [adres 8] ( het hof begrijpt: te Tilburg ) .262.
Van [medeverdachte 7] is bekend dat hij de bijnaam ‘ [medeverdachte 7] ’ heeft.263.Hij is vanaf 27 november 2008 mede-eigenaar/directeur van het bedrijf [medeverdachte 16] ( [medeverdachte 16] ) , gevestigd aan de [adres 8] . Tot die datum was [verdachte] mede-eigenaar/directeur van [medeverdachte 16] .264.
De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 31] is [medeverdachte 31] .265.[medeverdachte 1] heeft in zijn verhoor bij de politie d.d. 2 februari 2012, gevraagd naar [medeverdachte 31] , de gebruiker van voormeld telefoonnummer, verklaard dat hij hem kent als [medeverdachte 31] en dat hij vrienden met hem is geworden.266.
Op 14 juli 2011 omstreeks 12.31 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 31] . In het telefoongesprek vraagt [verdachte] of de man rond vier uur twee dinges naar waar die de vorige keer was geweest (het hof begrijpt: kan brengen). [verdachte] geeft aan dat [medeverdachte 31] hem moet geloven en dat het een goede prijs is. [verdachte] geeft aan dat dat steeds achteruit gaat en dat [medeverdachte 31] sowieso moet vragen. De man geeft aan dat het goed is en vraagt “8 4”. [verdachte] begint te lachen en zegt: “4 8, was het maar waar 8 4”. De man lacht ook en zegt dat hij het laat horen, waarop [verdachte] zegt dat dit goed is.267.Omstreeks 12.47 uur wordt [verdachte] gebeld door [medeverdachte 31] . In het telefoongesprek geeft [verdachte] aan dat de prijzen nog meer omlaag gaan. [medeverdachte 31] geeft aan dat de prijzen tegenwoordig niet meer omlaag gaan. [verdachte] geeft aan dat de man het maar goed uit moet zoeken en dat hij ook ergens anders twee kan regelen, “maar weet je wat nog mooiere voor 47”. [medeverdachte 31] geeft aan dat hij dacht dat het nog best wel een maandje of anderhalf kan wachten. [medeverdachte 31] zegt dat het voor hem geen probleem is, maar de prijs. [medeverdachte 31] zegt dat het goed is en dat hij [verdachte] om vier uur ziet. [verdachte] geeft aan dat het goed is en vraagt hoeveel [medeverdachte 31] gaat doen. [medeverdachte 31] geeft aan dat [verdachte] toch twee zei, waarop [verdachte] bevestigt dat twee goed is.268.Omstreeks 15.54 uur belt [verdachte] met [medeverdachte 31] . In het telefoongesprek vraagt [verdachte] of [medeverdachte 31] nog komt. [medeverdachte 31] geeft aan dat hij onderweg is en dat hij over 10 of 15 minuten daar is. [verdachte] geeft aan: “bij die garage he”.269.
Op 14 juli 2011 om 16.26 uur wordt gezien dat een man, die door verbalisanten is herkend als [medeverdachte 31] , bij de achterzijde van het bedrijfspand van [medeverdachte 16] aan de [adres 8] komt aanrijden met een grijze personenauto van het merk Opel. [medeverdachte 20] loopt vervolgens met [medeverdachte 31] naar de bagageruimte aan de achterzijde van de Opel. [medeverdachte 31] opent de bagageruimte en [medeverdachte 20] haalt uit de bagageruimte van voornoemde auto een tas en loopt vervolgens met de tas het bedrijfspand van [medeverdachte 16] binnen. Door [medeverdachte 31] wordt ook iets uit de Opel gepakt, waarna hij het bedrijfspand van [medeverdachte 16] aan de achterzijde binnenloopt. Omstreeks 16.36 uur komt [medeverdachte 31] aan de achterzijde van het bedrijfspand van [medeverdachte 16] lopen, stapt in aan de bestuurderszijde van de Opel en rijdt weg.270.
Op 26 juli 2011 omstreeks 13.48 uur wordt door [verdachte] gebeld naar [medeverdachte 31] . [verdachte] vraagt of [medeverdachte 31] 3 meter hout mee kan nemen. [medeverdachte 31] vraagt wat voor soort, waarop [verdachte] zegt: “4 voor 49” en “dezelfde als de vorige keer”. [verdachte] geeft aan dat hij op [medeverdachte 31] wacht. [medeverdachte 31] vraagt waar [verdachte] is. [verdachte] geeft aan bij die oude werkplek van hem.271.Omstreeks 14.23 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 31] en vraagt: “hoelang nog?”, waarop [medeverdachte 31] aangeeft dat hij er over 20 minuten is. [verdachte] zegt dat hij er al is.272.
Op 26 juli 2011 om 14.58 uur wordt waargenomen dat [verdachte] en [medeverdachte 22] aan de achterzijde van het bedrijfspand van [medeverdachte 16] naar buiten lopen. Een grijze personenauto, merk Opel, komt achteruit aanrijden bij de achterzijde van het bedrijf. [verdachte] en [medeverdachte 22] lopen beiden naar de achterzijde van de Opel. Door [medeverdachte 22] wordt de bagageruimte van de Opel geopend.
Om 14.59 uur wordt gezien dat [medeverdachte 22] vervolgens een grijze vuilniszak met inhoud uit de bagageruimte van de Opel pakt. Aan de bestuurderszijde stapt een man, die door de verbalisanten is herkend als zijnde [medeverdachte 31] , uit. Door [medeverdachte 22] wordt de achterklep van de bagageruimte van de Opel gesloten. [medeverdachte 22] loopt vervolgens met de vuilniszak samen met [verdachte] aan de achterzijde het bedrijfspand van [medeverdachte 16] binnen. [medeverdachte 31] stapt vervolgens in aan de bestuurderszijde van de Opel en rijdt weg.273.
Uit nader onderzoek in het geautomatiseerde systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer werd bekend dat in de periode van 18 maart 2011 tot 26 maart 2011 [medeverdachte 31] de tenaamgestelde was van een grijze personenauto, merk Opel, voorzien van het kenteken [kenteken 7] . Verder werd bekend dat de tenaamgestelde van voornoemd voertuig vanaf 26 maart 2011 [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum 8] , adres [adres 16] , betreft. Tijdens het verhoor op 17 april 2012 verklaarde [medeverdachte 31] dat zijn oom woonachtig is op het adres [adres 16] . Gelet op de gegevens uit het geautomatiseerde systeem van de Rijksdienst voor het Wegverkeer kan worden verondersteld dat [medeverdachte 31] op 14 juli 2011 en 26 juli 2011 de beschikking heeft gehad over een grijze personenauto, merk Opel, overeenkomstig met de kleur en het type personenauto die op 14 juli 2011 en 26 juli 2011 op de camerabeelden bij [medeverdachte 16] is waargenomen.274.
Verder is hiervoor (onder zaaksdossier Jaguar ) al vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 2] zich bezighielden met de handel in grote hoeveelheden hennep.
Conclusie
In de gesprekken wordt door [verdachte] , [medeverdachte 2] op eenzelfde manier en met dezelfde termen als bij het hiervoor besproken zaaksdossier Jaguar gesproken over aantallen, bijbehorende prijzen en kwaliteit. Het hof gaat er daarom vanuit dat ook hier over koop en levering van hennep wordt gesproken. Gelet op de tijd tussen de telefoongesprekken van 14 juli 2011 om 15.54 uur en 26 juli 2011 om 14.23 uur en de aankomsten van de grijze personenauto bij [medeverdachte 16] , gaat het hof ervan uit dat op verzoek van [verdachte] leveringen en/of verkopen van hennep hebben plaatsgevonden bij [medeverdachte 16] . Het hof stelt voorts vast dat [verdachte] voorafgaand aan de levering op 8 juli 2011 heeft afgestemd met [medeverdachte 2] over de prijs.
Op basis van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof dan ook tot de conclusie dat [verdachte] en [medeverdachte 2] in de maand juli 2011 te Tilburg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meerdere malen opzettelijk grote hoeveelheden hennep hebben verkocht en/of afgeleverd.
Het hof verwerpt het verweer.
4. Ter zake van feit 3: als leider deelnemen aan een criminele organisatie
De verdediging heeft – onder verwijzing naar en op gronden als verwoord in de pleitnota in eerste aanleg – betoogd dat geen sprake is van een criminele organisatie nu er geen sprake is van een stelselmatig en gestructureerd samenwerkingsverband. Voor zover ten aanzien van [verdachte] bewezen zou worden verklaard dat hij betrokken is bij een of meer van de ten laste gelegde hennepplantages, dan blijkt uit het dossier dat sprake is van verschillende personen die bij verschillende plantages betrokken zijn. Daaruit kan het bestaan van een criminele organisatie als ten laste gelegd niet worden afgeleid, aldus de verdediging.
4.1.
Inleiding
De verdachte wordt ten laste gelegd dat hij zich in de betreffende periode schuldig heeft gemaakt aan deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, ook wel omschreven als deelneming aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 11a Opiumwet (oud). Voor een nadere toelichting wordt in het navolgende, onder verwijzing naar de uitleg van artikel 140 Sr, ingegaan op de uitleg van artikel 11a Opiumwet (oud).
Artikel 11a Opiumwet (oud) is na de in casu ten laste gelegde periode door de wetgever in 2015 (Stb. 2014, 444) aangepast en vernummerd als artikel 11b Opiumwet. Deze strafbaarstelling behelst een bijzondere regeling voor de strafbaarstelling van deelneming aan een criminele organisatie, voortvloeiende uit het Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 (PbEU/L 335), betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (zie Kamerstukken II 2005/06, 30 339, nr. 3, p. 6). De ratio van deze bepaling is de bescherming van de samenleving tegen het gevaar dat uitgaat van criminele organisaties die zich specifiek bezighouden met drugshandel, waarop in vergelijking met de reguliere strafbaarstelling in art. 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), een zwaardere straf staat. Voor wat betreft de inhoud en reikwijdte van de in deze strafbepaling opgenomen begrippen dient aansluiting te worden gezocht bij die zoals opgenomen en toegepast bij artikel 140 Sr.
Het hof ziet zich in de onderhavige zaak gesteld voor de beantwoording van drie, onderling samenhangende vragen:
a. a) Was er sprake van een organisatie als bedoeld in artikel 11a Opiumwet (oud)?
b) Had deze organisatie als oogmerk het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet (oud)?
c) Kan het handelen van verdachte worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie?
Het hof zal eerst het juridisch kader van de samenhangende vragen weergeven en vervolgens ingaan op het in het dossier aanwezige bewijs van verdachtes betrokkenheid en tevens op zijn rol als leider van de organisatie.
4.2.
Juridisch kader
Voor wat betreft het juridisch kader ter zake van artikel 11a Opiumwet (oud) geldt dat deze bepaling moet worden gezien als een specialis van artikel 140 Sr. Voor de invulling van het juridisch kader geldt derhalve dat in belangrijke mate wordt verwezen naar de uitleg van de bestanddelen van artikel 140 Sr.
Ad a) In de eerste plaats moet kunnen worden vastgesteld dat sprake is van een organisatie. Onder een organisatie als bedoeld in artikel 11a Opiumwet (oud) moet worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één ander persoon (vgl. ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Dit samenwerkingsverband kan daarbij bijvoorbeeld ook bestaan uit een natuurlijk persoon en een rechtspersoon (vgl. ECLI:NL:HR:1993:AD1974 en HR 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378). Het moet in ieder geval gaan om een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband, dat als eenheid kan opereren (vgl. HR 26 juni 1984, NJ 1985, 92 en HR 26 november 1985, NJ 1986, 389). Er is reeds sprake van een dergelijke organisatie wanneer één persoon met minimaal één of meer anderen voor een door hen gesteld doel samenwerken. Het optreden als eenheid is geen absolute voorwaarde, terwijl de juridische status van het samenwerkingsverband niet relevant is. Ook hoeft er geen sprake te zijn van formeel afgebakende taken, maar het samenwerkingsverband moet wel meer dan een incidenteel karakter hebben (vgl. HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442 en HR 10 juli 2001, NJ 2001, 687). Van een duurzaam, min of meer gestructureerd samenwerkingsverband kan al blijken als er gedurende een vaste periode door bepaalde personen volgens een vast patroon wordt samengewerkt. Niet noodzakelijk is daarbij dat het enkel steeds dezelfde personen betreft, wel dient er sprake te zijn van een vaste kern (vgl. HR 29 januari 1991, NJB 1991, 50). Ook is in dezen niet vereist dat al de personen van de organisatie onderling met elkaar samengewerkt hebben of bekend waren met de andere deelnemers aan de organisatie en hun bezigheden voor die organisatie (vgl. HR 9 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ8470 en HR 22 januari 2008, NJ 2008, 72). Ten slotte hebben duurzaamheid en gestructureerdheid betrekking op het bestanddeel ‘organisatie’ en niet op ‘deelneming’, zodat ook een relatief korte bijdrage aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband strafbaar kan zijn.
Ad b) Om tot een bewezenverklaring van artikel 11a Opiumwet (oud) te kunnen komen is voorts vereist dat de organisatie het oogmerk heeft van het plegen van een bepaald misdrijf of misdrijven in de zin van artikel 11a Opiumwet (oud). Het oogmerk betreft het naaste doel van de organisatie en niet dat van de verdachte/deelnemer aan de organisatie. Het oogmerk kan daarbij gericht zijn op een enkel, specifiek genoemd delict of meerdere delicten uit de Opiumwet, maar een pluraliteit daarvan is noodzakelijk. Het oogmerk impliceert dat de betreffende misdrijven (of pogingen of voorbereidingen daartoe) nog niet hoeven te hebben plaatsgevonden (vgl. HR 13 oktober 1987, NJ 1988, 425). Niet is vereist dat het plegen van de misdrijven uit de Opiumwet de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is of dat de organisatie de uitsluitende bedoeling heeft misdrijven uit de Opiumwet te plegen. Voor het bewijs van het oogmerk kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de activiteiten die met dit doel worden verricht.
Ad c) Tot slot moet voor een bewezenverklaring van artikel 11a Opiumwet (oud) worden vastgesteld of het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan de organisatie. Van deelneming is in objectieve zin sprake indien een persoon behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in gedragingen, dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie (vgl. HR 18 november 1997, ECLI:NL:HR:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 3 juli 2012, ECLI:NL:HR:BW5161 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413). Beide vereisten zijn te beschouwen als nevengeschikt, maar zijn tevens onderling nadrukkelijk samenhangend.
Uit de bewijsmiddelen moet derhalve duidelijk worden dat de verdachte behoort tot de organisatie en dus niet enkel is te beschouwen als een sympathisant. Daarnaast moet sprake zijn van enige, naar buiten gerichte activiteit die in nauw verband staat met de misdrijven die de organisatie nastreeft. Deze activiteit kan bestaan uit het (mede)plegen van de misdrijven, maar kan ook bestaan uit het feitelijk verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet zo zeer zijn te kwalificeren als een strafbare vorm van daderschap, maar wel zijn aan te merken als bovenbedoeld een aandeel hebben in of ondersteuning van gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist derhalve dat de verdachte aan enig concreet misdrijf van de organisatie heeft deelgenomen.
Naast deze objectieve vereisten dient de verdachte in subjectieve zin in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie als oogmerk heeft het plegen van een of meer specifieke misdrijven uit de Opiumwet. Wetenschap bij de verdachte in de vorm van voorwaardelijk opzet is op dit punt niet voldoende (vgl. HR 18 november 1997, LJN:ZD0858/NJ 1998, 225; HR 8 oktober 2002, 2002:AE5651/NJ 2003, 64 en HR 8 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9814). Niet is vereist derhalve dat de verdachte enige vorm van opzet heeft gehad op een door de organisatie beoogd concreet misdrijf.
De uitleg van de bovenstaande bestanddelen van het juridisch kader van art. 11a Opiumwet (oud) en daarmee van de strafbepaling als geheel kan als ruim en weinig scherp worden omschreven. Wanneer of met welke gedraging(en) maakt iemand zich schuldig aan deelneming aan een criminele organisatie? Met andere woorden; de precieze afbakening van de strafrechtelijke aansprakelijkheid ter zake van gedragingen die als deelneming aan een criminele organisatie kunnen worden aangemerkt, is niet helder. Dat noopt het hof, mede in het licht van de verweren zoals gevoerd door de verdediging van verdachte, maar ook van de medeverdachten, tot de volgende opmerking in de zaak van de verdachte aangaande de beoordeling van de tenlastelegging van deelneming aan een criminele organisatie.
Het hof acht de tenlastelegging, mede tegen de achtergrond van de bestanddelen van de strafbepaling, aan de hand van bovengenoemde uitleg en in samenhang met de omstandigheden van het geval – waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging(en) van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze is/zijn verricht – voldoende duidelijk om aan de hand van de in het dossier voorliggende bewijsmiddelen te komen tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde en acht daarmee de strafrechtelijke norm zoals in artikel 11a Opiumwet (oud) gesteld, voor een ieder voldoende kenbaar en de voorzienbaar.
4.3.
Bewijs
Vooropgesteld moet worden dat de selectie en waardering van het bewijs aan de feitenrechter is voorbehouden. Dit betekent dat ingeval de rechter die over de feiten oordeelt het tenlastegelegde bewezen acht, het aan die rechter is voorbehouden om, binnen de door de wet getrokken grenzen, van het beschikbare materiaal datgene tot bewijs te bezigen wat deze uit het oogpunt van betrouwbaarheid daartoe dienstig voorkomt en terzijde te stellen wat hij voor het bewijs van geen waarde acht. Indien het gaat om feiten of omstandigheden die door de rechter redengevend worden geacht voor de bewezenverklaring, dient de rechter die zich aldus – al dan niet in reactie op een bewijsverweer – beroept op bepaalde niet in de bewijsmiddelen vermelde gegevens, met voldoende mate van nauwkeurigheid in zijn overweging (a) die feiten of omstandigheden aan te duiden, en (b) het wettige bewijsmiddel aan te geven waaraan die feiten of omstandigheden zijn ontleend (vgl. HR 23 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA5858, NJ 2008/70).
Het bewijs van (als leider) deelnemen aan een criminele organisatie door de verdachte is aan de hand van het voorliggende dossier gevormd op grond van bewijsmiddelen, zoals tapgesprekken en het verhoor van een medeverdachte.
4.4.
Organisatie
Uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor uitgewerkt ten aanzien van de zaaksdossiers betreffende hennepdrogerij- en kwekerijen, de verkoop, het leveren en het voorhanden hebben van hennep, volgt dat er door [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] alias [medeverdachte 4] structureel en langdurig – ongeveer een jaar – is samengewerkt bij het bedrijfsmatig opzetten van hennepkwekerijen en de daaruit voortvloeiende oogsten, het drogen, verkopen en leveren van hennep aan derden. Niet iedere verdachte was bij elke kwekerij en de hennephandel (even sterk) betrokken en er werd in wisselende samenstellingen samengewerkt. Zo had [medeverdachte 3] duidelijk een grotere rol bij de handel en de verkoop van hennep dan bij het kweken en volgt uit de bewijsmiddelen een grotere betrokkenheid van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] bij het opzetten, onderhouden en oogsten van de kwekerijen dan bij de handel in hennep.
Uit de telefoontaps is gebleken dat de verdachten zeer veel onderling contact hadden, niet alleen per telefoon, maar ook in persoon. Zo spraken zij onderling af ‘op kantoor’. In de gesprekken werd veel gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik en er werd gezegd dat dingen niet via de telefoon gezegd moesten worden.
Binnen de organisatie bestond ook een duidelijke structuur. [medeverdachte 2] en [verdachte] hadden telkens een leidinggevende en coördinerende rol. Zij bespraken hoeveel planten er moesten komen in een kwekerij en gaven opdrachten over de opbouw van de kwekerijen en het oogsten. Zij bepaalden ook de prijs die voor hennep of hennepstekjes zou moeten worden betaald en stemden een en ander onderling af. Ook hielden [verdachte] en [medeverdachte 2] elkaar op de hoogte over het oprollen van een kwekerij. Zij waren compagnons en zakenpartners, zo noemden ze het zelf. [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] kregen met name opdrachten, stemden steeds met [verdachte] en/of [medeverdachte 2] af en rapporteerden aan hen als er problemen waren.
Daarnaast is er ook nog een familieverband binnen een deel van de organisatie; [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn zonen van [medeverdachte 2] . Daarbij geldt dat met name uit de tapgesprekken blijkt dat er zeel veel contact tussen hen is geweest, waarbij de inhoud van de gesprekken direct te relateren is aan samenwerking bij het plegen van misdrijven en niet louter te verklaren is vanuit een (sociale) familieband.
4.5.
Oogmerk misdrijven Opiumwet
Hennepteelt
Dat het oogmerk van de organisatie was gericht op hennepteelt blijkt uit het feit dat er gedurende een lange periode, grotendeels via eenzelfde professionele werkwijze, hennepkwekerijen werden opgezet. Eigen panden of panden van anderen werden, meestal met katvangers als ‘huurders’, ingericht voor het opzetten van kwekerijen. Bij deze hennepkwekerijen is vrijwel steeds vastgesteld dat de elektriciteit voor de hennepteelt illegaal werd afgetapt.275.Katvangers als [medeverdachte 17] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 36] werden ingezet om bij ontdekking van de kwekerijen de schuld op zich te nemen of naar anderen (buiten de organisatie) te wijzen. [medeverdachte 4] werd ingezet bij de opbouw van de kwekerijen, maar vooral ook bij het oogsten van de hennep. Hij regelde knippers en stuurde deze in opdracht van [verdachte] en [medeverdachte 2] aan. Dat het daarbij om een vaste groep knippers ging, kan blijken uit het feit dat [verdachte] hem opdroeg om mensen ‘van ons’ in te zetten ( zaaksdossier Eekhoorn ). Daarnaast sprak [verdachte] ook over ‘onze medewerkers’ die naar het huis van [medeverdachte 18] werden gestuurd bij de opbouw van de kwekerij ( zaaksdossier Mus ). Ook [medeverdachte 1] was betrokken bij de opbouw van de kwekerijen (zoals in zaaksdossier Leeuw ). Daarnaast kwam [verdachte] ook zelf bij de kwekerijen (zoals in zaaksdossier Mus ). Verder rapporteerden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] steeds aan [verdachte] en [medeverdachte 2] , bijvoorbeeld in zaaksdossier Valk over dat de politie is gearriveerd.
Verkoop en levering van hennep
[verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] hebben zich ook schuldig gemaakt aan de handel in hennep, zoals hiervoor in zaaksdossiers Jaguar en Adder is beschreven. Binnen een periode van bijna tien maanden zijn de verdachten betrokken geweest bij het verkopen en/of leveren van grote hoeveelheden hennep aan verschillende afnemers. [verdachte] en [medeverdachte 2] keurden de hennep en bepaalden steeds wat er moest/mocht worden betaald voor bepaalde partijen. Het hof wijst in dit verband onder meer op het telefoongesprek van 4 mei 2011 om 16.34 uur, waarin [verdachte] aan [medeverdachte 3] zijn ‘fiat’ geeft om een partij te kopen en zegt dat als zijn vader, [medeverdachte 2] , dat ook doet, hij het moet kopen. Een minuut later belt [medeverdachte 3] naar zijn vader [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] vraagt dan wat [verdachte] zegt en zegt dat [medeverdachte 3] het moet komen brengen om aan [medeverdachte 2] te laten zien. Het hof leidt hieruit af dat [verdachte] en [medeverdachte 2] samen beslissen over de aankoop van partijen hennep. Voorts regisseerde(n) [verdachte] en/of [medeverdachte 2] de verkopen. Zo hield [medeverdachte 2] contact met koper [medeverdachte 21] en instrueerde hij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] ‘dat er goed gewogen moest worden’ ten aanzien van de levering ( zaaksdossier Jaguar ). Uit de tapgesprekken blijkt bovendien dat er sprake is van herhaalde leveringen aan [medeverdachte 31] , [medeverdachte 30] en [medeverdachte 21] . Er werd bijvoorbeeld gesproken over ‘dezelfde als de vorige keer’ (zaaksdossier Adder ), ‘wil er nog 2 bij’, ‘niet hetzelfde als de vorige keer’ en ‘moet hetzelfde zijn’ ( zaaksdossier Jaguar ). [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren met name ondersteunend actief bij het keuren en leveren van hennep. Zij overlegden daarbij steeds met [verdachte] en [medeverdachte 2] . [verdachte] en [medeverdachte 2] hielden ook contact met elkaar over de betaling van hennep. Zo overlegden zij in zaaksdossier Jaguar over de betaling(sproblemen) die [medeverdachte 30] kennelijk had.
Aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep
De professionele kweek heeft geleid tot grote hoeveelheden hennep. De verdachten hebben allen bij het kweken, oogsten en/of leveren van hennep grote hoeveelheden daarvan voorhanden gehad. Zo heeft [medeverdachte 4] 32,5 kilo hennep voorhanden gehad ( zaaksdossier Valk ) en was er bij de levering van hennep steeds sprake van aantallen die gelet op de genoemde bedragen betrekking hadden op kilo’s ( zaaksdossiers Jaguar en Adder ).
Het hof is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat het oogmerk van de organisatie gericht was op het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet, namelijk het (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk telen en bewerken van hennep en verkopen en afleveren van hennep en het aanwezig hebben van grote hoeveelheden hennep.
4.6.
Deelnemers en rolverdeling
Zoals hiervoor al overwogen hebben [verdachte] en [medeverdachte 2] leiding gegeven aan deze organisatie. Het gaat bij deze strafverzwarende omstandigheid – het zijn van leider – niet om leiding geven of opdracht geven aan een strafbaar feit, maar om het leiden van een criminele organisatie. De ‘leider’ hoeft daarbij niet de hoogste leider te zijn en het leiderschap hoeft op geen enkele wijze geformaliseerd te zijn. Van belang is of andere deelnemers aan de organisatie op aanwijzing van de betrokkene handelen. De ‘leider’ is diegene die bij het optreden van het verband initiatieven ontplooit waarnaar de andere deelnemers zich richten (vgl. Kamerstukken II 1997-1998, 25 638, nr. 3, p. 3 en HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2331 en 2332).
Uit het voorgaande blijkt volgens het hof dat verdachte en [medeverdachte 2] binnen het geschetste kader van de organisatie op de beschreven wijze actief waren als leider. Zij voerden de regie en stuurden anderen aan. Dat was het geval vanaf het opbouwen van de kwekerijen tot aan de betaling van de geleverde hennep, of de afwikkeling bij een door de politie opgerolde hennepkwekerij. Ten aanzien van de rolverdeling wijst het hof in aanvulling op hetgeen hiervoor is overwogen op de verklaring van [medeverdachte 3] , zoals afgelegd bij de politie d.d. 26 januari 2012, waarin hij een grote(re) rol binnen de hennephandel toedicht aan [verdachte] en [medeverdachte 2] (en [medeverdachte 1] ). Dat laat onverlet dat hij als medepleger van de ten laste gelegde hennephandel wordt aangemerkt.
Het hof is van oordeel dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] behoren tot de organisatie/het samenwerkingsverband en dat zij een aandeel hadden in, dan wel ondersteunden zij gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van de organisatie. Zo hadden zij een meer uitvoerende en ondersteunde rol, maar ook een deels coördinerende rol ten opzichte van anderen buiten de organisatie. Zo regelde [medeverdachte 4] – in opdracht van [medeverdachte 2] of [verdachte] – knippers en gaf deze aanwijzingen voor hun werk.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de betrokkenheid bij de organisatie van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat vrijspraak van dat deel van de tenlastelegging zal volgen.
4.7.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor overwogen, acht het hof – evenals de rechtbank – bewezen dat de verdachten hebben deelgenomen aan een organisatie die als oogmerk had het in het kader van een beroep of bedrijf plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en/of vijfde lid van de Opiumwet. Voor [verdachte] en [medeverdachte 2] geldt bovendien dat zij leiding hebben gegeven aan deze organisatie.
Het hof verwerpt het verweer.
5. Ter zake van feit 4A: medeplegen van witwassen
De verdediging heeft zich – onder verwijzing naar hetgeen is aangevoerd in eerste aanleg, zakelijk weergegeven – op het standpunt gesteld dat vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de lening ter hoogte van € 70.000,- van [leningverstrekker 3] aan [medeverdachte 8] en aldus ten aanzien van de bewezen verklaarde periode voor 12 april 2007, het moment dat [verdachte] bestuurder werd van [medeverdachte 16] . Ten aanzien van de overige geldbedragen geldt dat vrijspraak dient te volgen, omdat aannemelijk is dat sprake is van een legale herkomst van de gelden, althans niet kan vast komen te staan, ook niet met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, dat deze gelden een criminele herkomst hebben en het opzet niet kan worden bewezen.
5.1.
Inleiding
In de onderhavige zaak is de vraag of een brondelict ten grondslag ligt aan het bewezen verklaarde witwassen. Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring voor het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel 'afkomstig uit enig misdrijf' niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een concreet aangeduid misdrijf. Wel is voor een bewezenverklaring ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp 'afkomstig is uit enig misdrijf', kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is daarbij aan het Openbaar Ministerie bewijs aan te dragen van dergelijke feiten en omstandigheden. Indien de door het Openbaar Ministerie aangedragen feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte voormelde verklaring geeft, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. De rechter zal dan mede op basis van de resultaten van dat onderzoek moeten beoordelen of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring uitblijft, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn overwegingen omtrent het bewijs (vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352, rov. 2 .3.1.- 2 .3.3.).
Het hof stelt vast dat het onderzoek in deze strafzaak geen direct bewijs heeft opgeleverd dat de voorwerpen, in de vorm van geldbedragen, waarop de witwasgedragingen van de verdachte betrekking zouden hebben van enig misdrijf afkomstig zijn. De verdachte noch zijn medeverdachten hebben verklaard dat de gelden afkomstig zijn van door hem c.q. hen gepleegde strafbare feiten en ook overigens is daarvan uit het dossier onvoldoende gebleken. Het hof dient daarom vast te stellen of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat sprake is van een vermoeden van witwassen.
5.2.
Vermoeden van witwassen
Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel van 9 september 2011 blijkt dat [medeverdachte 16] sinds 12 april 2007 is ingeschreven in het handelsregister. [medeverdachte 8] is vanaf 12 april 2007 bestuurder/algemeen directeur. Van 12 april 2007 tot 27 november 2008 was [verdachte] zijn medebestuurder/algemeen directeur en vanaf 27 november 2008 was dat [medeverdachte 7] .276.
Bij het strafrechtelijk onderzoek zijn in de administratie van [medeverdachte 16] acht leenovereenkomsten aangetroffen:277.
Lening nr. | Datum lening | Leningnemer | Leningverstrekker | Bedrag | Pg. |
1 | 23-07-2007 | [verdachte] | [leningverstrekker 1] | € 75.000 | 49 |
2 | 23-07-2007 | [medeverdachte 8] | [leningverstrekker 2] | € 75.000 | 50 |
3 | 03-01-2007 | [medeverdachte 8] | [leningverstrekker 3] | € 70.000 | 51 |
4 | 12-12-2007 | [medeverdachte 16] | [medeverdachte 24/leningverstrekker] | € 60.000 | 52 |
5 | 20-02-2008 | [medeverdachte 16] | [medeverdachte 23/leningverstrekker] | € 60.000 | 55 |
6 | 03-04-2008 | [medeverdachte 16] | [leningverstrekker 6] | € 30.000 | 58 |
7 | 29-07-2008 | [medeverdachte 16] | [medeverdachte 23/leningverstrekker] | € 60.000 | 60 |
8 | 01-05-2011 | [medeverdachte 16] | [medeverdachte 24/leningverstrekker] | € 60.000 | 64 |
Totaal: | € 490.000 |
Daarnaast is in de administratie van [medeverdachte 16] in het dagboek kasboek op 9 november 2010 een bedrag van € 100.000 geboekt met de omschrijving ‘lening 2010-01’ (hierna: lening 9).278.
Er is bij leningen 1 tot en met 8 sprake van een aantal witwastypologieën, te weten min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven:
- -
Het gaat om (zeer) grote bedragen aan contant geld.
- -
Dit betreft (met uitzondering van lening 6) leningen uit het buitenland door niet-financiële instellingen en particulieren.279.
- -
Lening 6 is een lening door een particulier van een groot bedrag.
- -
Het betreft (met uitzondering van lening 6) leningen uit Turkije in euro’s in plaats van Turkse lira’s.280.
- In enkele leenovereenkomsten (1, 2 en 3) is de naam van de leningverstrekker niet opgenomen in de tekst, maar uitsluitend in de ondertekening.281.
- -
De leningen 1 tot en met 3 zijn volgens de leenovereenkomsten afgesloten door privépersonen (dus als leningnemer), maar wel opgenomen in de administratie van [medeverdachte 16] .
- -
De leenovereenkomsten zien op grote bedragen, maar zijn uiterst summier qua inhoud. Zo ontbreken elementen die gebruikelijk zijn bij dergelijke grote leningen, zoals een zekerheidstelling, voorwaarden voor opeisbaarheid, een aflossingsschema, een looptijd en een passage over andere kredieten en inzicht in de financiële positie van de leningnemer.282.
- In de leenovereenkomsten is geen doel van de lening opgenomen of is als doel “startkapitaal” opgenomen, terwijl de onderneming al langere tijd actief was.283.
- Bij een boekenonderzoek door de Belastingdienst in februari 2008 zijn alleen de leenovereenkomsten 1 en 2 aangetroffen. Bij een volgend boekenonderzoek in 2010 zijn echter ook de leenovereenkomsten 3 en 4 in de administratie aangetroffen, terwijl die leningen zijn gedateerd in 2007.284.
- Er zijn verschillende versies van dezelfde leenovereenkomsten aangetroffen. Op de laptop van [medeverdachte 16] stonden andere versies van de leningen 4, 5, 6, 7 en 8, die zijn aangemaakt op 14 juni 2011, 24 en 25 oktober 2011, terwijl deze wel dezelfde datering hebben.285.Het belangrijkste verschil is dat in de nieuwere versies telkens sprake is van een achtergestelde lening. Deze versies zijn ook gebruikt bij het aanvragen van een hypotheek voor het bedrijfspand van [medeverdachte 16] .286.
- Er is geen koppeling te maken tussen de bedragen in de aangetroffen leenovereenkomsten in de administratie van [medeverdachte 16] en de bedragen die als ‘ontvangst lening’ in de administratie zijn geboekt. Zo worden de geleende bedragen in kleine porties in het kasboek ingeboekt en zijn de bedragen van de verstrekte leningen in 2008 niet voldoende om de geboekte bedragen aan leningen te dekken.287.
- Voor leenovereenkomsten 1 en 2 geldt dat daarin een maandelijkse rente van 4% is overeengekomen. Dat er rentebetalingen van die omvang zijn gedaan, volgt niet uit de balans van [medeverdachte 16] per 31 december 2007.288.
- [medeverdachte 9] was als werknemer van [medeverdachte 16] onder meer belast met de facturen en de boekhouding.289.In zijn woning is een usb-stick aangetroffen, met daarop diverse mappen en documenten, onder andere een ‘Exploitatieoverzicht 2008 [medeverdachte 16] ’, waarbij onderaan is vermeld: ‘SVP een nieuwe leningsovereenkomst voor een aanvullende lening maken van 170.000 begin 2008’.290.
- Op diezelfde usb-stick staat in het document ‘Balans per 31-12-2008’ vermeld als ‘ontvangen leningen 2008’ 169000.291.Ditzelfde bedrag komt terug op een notitie ‘Verstrekte leningen O/G per kas in 2007 van Masterlening’ als totaalbedrag van 8 bedragen in leningen.292.Dit bedrag sluit niet aan bij de leenovereenkomsten uit 2008 en de 8 losse bedragen evenmin.
Voor lening 9 geldt het volgende:
- Van deze lening is geen leenovereenkomst aangetroffen. Evenmin is een bijbehorend kasstuk met boekingsnummer 20100402 aanwezig.293.
- Op een inbeslaggenomen laptop van [medeverdachte 16] (IBN code CE081.02.01.001) zijn twee Excel-overzichten aangetroffen waarin de kasmutaties over 2010 zijn verwerkt, maar die inhoudelijk verschillen. Beide overzichten hebben de documentnaam ‘kassaldo2010’. Versie 1 (aangemaakt op 15 maart 2011) bevat geen lening. Het kassaldo bedroeg op 10 november 2010 een bedrag van € 2 .168,70 negatief en op 4 december 2010 € 83.489,75 negatief. De later (op 23 juni 2011) aangemaakte versie 2 vermeldt op 9 november 2010 een kasontvangst van € 100.000 met als omschrijving ‘lening’. Daarbij zijn de kassaldi wel positief: op 10 november 2010€ 82.278,85 en op 4 december 2010 € 957,80.294.
- Volgens de bij [medeverdachte 16] aangetroffen kasstukken over 2010 zijn in de periode van november 2010 tot 4 december 2010 tot 4 december 2010 auto’s contant aangekocht voor een totaalbedrag van € 96.450,00.295.Verder zijn er twee contante stortingen gedaan op een Raborekening van [medeverdachte 16] ter hoogte van € 9.000 en € 5.000.296.Het hof stelt vast dat de boeking van lening 9 pas achteraf plaatsvindt in 2011, nadat volgens de administratie sprake was van een negatief kassaldo, dat feitelijk onmogelijk is.
Het hof is, in navolging van de rechtbank, van oordeel dat de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, voldoende grondslag vormen voor het vermoeden dat de geldbedragen die als leningen in de administratie van [medeverdachte 16] zijn opgenomen geen daadwerkelijke leningen waren, maar slechts waren bedoeld om de criminele herkomst van die bedragen te verhullen. Die feiten en omstandigheden rechtvaardigen derhalve het vermoeden van witwassen.
Dit vermoeden strekt zich ten aanzien van [medeverdachte 8] en [medeverdachte 16] uit tot de gehele ten laste gelegde periode tot een bedrag van € 590.000.
Nu [medeverdachte 7] en [verdachte] niet gedurende de gehele ten laste gelegde periode algemeen directeur/bestuurder van [medeverdachte 16] zijn geweest, maar slechts tot respectievelijk vanaf 27 november 2008 dient de verdenking naar het oordeel van het hof beperkt te worden tot de periode waarin zij algemeen directeur/bestuurder waren van [medeverdachte 16] . Niet is gebleken dat zij voor dan wel na die datum betrokken waren bij het bedrijf.
5.3.
Verklaringen van de medeverdachten
Nu de feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat die bedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
[medeverdachte 7] en [verdachte] hebben zich beroepen op hun zwijgrecht,297.hetgeen een omstandigheid is die het hof meeweegt bij de overwegingen omtrent het bewijs. [medeverdachte 8] en [leningverstrekker 6] hebben daarentegen wel een verklaring afgelegd over de herkomst van de geldbedragen. Het hof zal de verklaring van [medeverdachte 8] ook bespreken ten aanzien van [medeverdachte 7] en [verdachte] .
5.4.
Leningen uit Turkije
[medeverdachte 8] heeft – kort gezegd – verklaard dat sprake is van echte leningen die zijn afgesloten met zijn broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] in Turkije en [leningverstrekker 6] .
Het hof constateert in de eerste plaats dat [medeverdachte 8] slechts voor een deel van de leenovereenkomsten een verklaring heeft gegeven en dat die ook niet geheel concreet en min of meer verifieerbaar is. In zijn verhoor van 5 april 2012 heeft [medeverdachte 8] verklaard dat hij aan zijn broers [medeverdachte 23/leningverstrekker] en [medeverdachte 24/leningverstrekker] ieder € 120.000 is verschuldigd en aan [leningverstrekker 6] € 30.000, waarvan hij volgens hem al € 5.000 had afgelost.298.[medeverdachte 8] geeft daarmee slechts een verklaring voor de herkomst van een bedrag van € 270.000, terwijl het totaalbedrag volgens de aangetroffen leenovereenkomsten € 490.000 bedraagt. Op een later moment in dat verhoor heeft [medeverdachte 8] verklaard dat het bedrag van € 490.000 zeker niet klopt.299.
Voorts heeft [medeverdachte 8] wisselend verklaard over hoe hij de geleende contanten uit Turkije heeft meegenomen. Hij stelt de geldbedragen zelf in het vliegtuig te hebben meegenomen vanuit Turkije. In zijn verhoor van 5 april 2012 heeft [medeverdachte 8] verklaard dat hij iedere keer als hij op vakantie was in Turkije wat geld meenam, bijvoorbeeld € 10.000 of € 15.000 per keer.300.In een eerder verhoor van 22 november 2011 heeft [medeverdachte 8] echter verklaard dat hij ongeveer € 60.000 meenam. Hij had die geldbedragen dan gewoon in zijn zak als hij het vliegtuig in ging.301.Het hof merkt in dit verband op dat bij het vervoeren van contante geldbedragen van € 10.000 of meer vanuit Turkije naar Nederland aangifte moet worden gedaan bij de douane.302.Daarvan is het hof niet gebleken.
De verklaringen van de broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] komen niet overeen met de verklaring van [medeverdachte 8] en stroken bovendien niet geheel met de inhoud van de leenovereenkomsten. Zo verklaren zij – anders dan [medeverdachte 8] – wel dat zij € 460.000 hebben uitgeleend, hetgeen overeenkomt met het totaalbedrag van de leenovereenkomsten uit Turkije. In zijn verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 mei 2016 stelt [medeverdachte 24/leningverstrekker] dat hij drie leningen van € 60.000, in totaal € 180.000, heeft verstrekt.303.Volgens de inhoud van de leenovereenkomsten zou het echter bij [medeverdachte 24/leningverstrekker] gaan om slechts tweemaal € 60.000. Voor zover hij zou doelen op de overige leningen, die indirect ook van hem afkomstig zouden zijn, bedragen die € 75.000 en € 70.000 en niet € 60.000.
Voorts hebben de broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] verklaard dat aan ieder van hen reeds € 120.000 is terugbetaald. Het hof stelt echter vast dat voor de gestelde terugbetalingen geen enkel bewijs is te vinden in de administratie van [medeverdachte 16] . Dergelijke grote terugbetalingen waren ook feitelijk niet mogelijk, gelet op de slechte financiële situatie, zoals die uit de administratie blijkt.
Zowel door de broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] als door [medeverdachte 28] en [medeverdachte 35] is erkend dat de leenovereenkomsten 1 en 2 schijnovereenkomsten zijn. Volgens hen zouden de bedragen namelijk niet zijn uitgeleend door [leningverstrekker 1] – het bedrijf van [medeverdachte 28] – en [leningverstrekker 2] – het bedrijf van [medeverdachte 35] – maar door de broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] . Het hof constateert, los van de gegeven verklaring voor deze constructie, dat de leenovereenkomsten 1 en 2 in ieder geval vals zijn.
Over de lening op naam van [verdachte] van [leningverstrekker 1] heeft [medeverdachte 8] stellig verklaard dat hij daar niets mee te maken heeft.304.Zijn broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] hebben daarentegen verklaard in totaal € 460.000 te hebben uitgeleend, dat is inclusief de lening aan [verdachte] . [medeverdachte 24/leningverstrekker] heeft bij de politie verklaard dat geld is geleend aan [verdachte] en [medeverdachte 8] .305.Die verklaring wordt ondersteund door [medeverdachte 28] , die heeft verklaard dat hij [medeverdachte 8] en [verdachte] een paar keer samen heeft gezien en dat beiden aanwezig waren bij de ondertekening van de leenovereenkomst ter hoogte van € 75.000 tussen hem en [verdachte] in 2007. Daarbij waren [medeverdachte 35] , [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] eveneens aanwezig.306.De leenovereenkomst tussen [medeverdachte 8] en [leningverstrekker 2] – het bedrijf van [medeverdachte 35] – dateert eveneens van dezelfde datum als voornoemde leenovereenkomst op naam van [verdachte] .
Het hof concludeert dat de door [medeverdachte 8] gegeven verklaring voor de herkomst van de geldbedragen niet volledig is, niet consistent is, niet aansluit bij de aangetroffen leenovereenkomsten en op essentiële onderdelen niet overeen komt met de verklaringen van zijn broers [medeverdachte 24/leningverstrekker] en [medeverdachte 23/leningverstrekker] . Gelet op de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof de door [medeverdachte 8] gegeven verklaring dermate ongeloofwaardig dat het niet anders kan zijn dan dat de leenovereenkomsten zijn opgemaakt en de geldleningen zijn opgenomen in de administratie ter verhulling van de criminele herkomst van de geldbedragen. Met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de in de leenovereenkomsten en administratie opgenomen bedragen een legale herkomst hebben, zodat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
5.5.
Lening [leningverstrekker 6]
Over de lening van € 30.000 van [leningverstrekker 6] heeft [medeverdachte 8] verklaard dat hij het bedrag contant heeft ontvangen en dat hij inmiddels € 5.000 heeft terugbetaald.307.Die verklaring vindt steun in de bescheiden uit de groene ordner die in de woning van [medeverdachte 8] is aangetroffen, waarin onder het opschrift ‘ [leningverstrekker 6] ’ staat geschreven: ‘30000 ontvangen [medeverdachte 8] verschuldigd aan [leningverstrekker 6] ’, ‘5000 gegeven’ en ‘25000 Restant [medeverdachte 8] verschuldigd aan [leningverstrekker 6] ’.308.
Daartegenover staat dat uit het onderzoek van de Belastingdienst naar voren kwam dat er geen koppeling is te maken tussen de bedragen in de aangetroffen leenovereenkomsten en de bedragen die als ‘ontvangst lening’ in de administratie van [medeverdachte 16] zijn geboekt. Zo worden de geleende bedragen in kleine porties in het kasboek ingeboekt.309.
Daarnaast heeft [leningverstrekker 6] een andersluidende verklaring afgelegd over de leenovereenkomst. In zijn verhoor bij de politie van 21 november 2011 heeft hij verklaard dat hij het geld van een door [medeverdachte 16] verkochte Audi, € 21.000 en een bedrag van € 9.000 dat hij contant van zijn rekening had opgenomen en bij moest leggen, op verzoek van [medeverdachte 8] heeft geïnvesteerd in het bedrijf. De lening werd op een papiertje opgemaakt op het moment dat een groot gedeelte daarvan, te weten € 20.000, reeds was afgelost. Er werd niet over rendement gesproken, aldus [leningverstrekker 6] .310.In zijn nadere verhoor de volgende dag heeft [leningverstrekker 6] verklaard dat zijn auto is verkocht voor € 21.000 en [medeverdachte 8] de opbrengst van de verkoop van zijn auto mocht gebruiken. Hij zou daar dan een rentepercentage voor krijgen. [leningverstrekker 6] heeft verklaard dat hij eerder heeft verteld dat hij [medeverdachte 8] € 9.000 had gegeven, maar dat is niet waar. Op enig moment heeft hij van [medeverdachte 8] contant € 5.000 gekregen en tussendoor ook wel eens € 2 .000 of € 3.000 contant, in totaal € 12.000.311.
Verder is het gezien de financiële situatie van [leningverstrekker 6] , zoals die blijkt uit de gegevens van de Belastingdienst, niet verklaarbaar dat hij in 2008 zou beschikken over een bedrag van € 30.000 om uit te lenen.312.
Het hof concludeert – in navolging van de rechtbank – dat de verklaringen van [medeverdachte 8] en [leningverstrekker 6] op essentiële onderdelen zodanig verschillen, terwijl ook de verklaring van [leningverstrekker 6] innerlijk tegenstrijdig is, dat daarmee het vermoeden van witwassen van de criminele herkomst van het geldbedrag van lening 9 door die verklaringen niet is weggenomen, integendeel. Naar het oordeel van het hof kan het niet anders zijn dan dat hier sprake is van een witwasconstructie, waarbij de geldlening is opgenomen in de administratie van [medeverdachte 16] ter verhulling van de criminele herkomst van het geldbedrag.
5.6.
Conclusie
Anders dan de verdediging is het hof aldus van oordeel dat het niet anders kan dan dat de geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Voorts is het hof van oordeel dat het Openbaar Ministerie onder bovengenoemde omstandigheden voldoende nader onderzoek heeft gedaan naar de verklaring van [medeverdachte 8] . Mitsdien verwerpt het hof het verweer.
Op grond van voorgaande bewijsmiddelen en overwegingen is het hof – evenals de rechtbank – van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat [medeverdachte 8] zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 590.000 via (de administratie van) [medeverdachte 16] . Ditzelfde feit is ook wettig en overtuigend bewezen ten aanzien van [medeverdachte 16] .
[medeverdachte 8] heeft dit feit niet alleen gepleegd, maar in nauwe en bewuste samenwerking met zijn broers, met het bedrijf [medeverdachte 16] en met [verdachte] en [medeverdachte 7] , de mede-eigenaren/medebestuurders van [medeverdachte 16] , en met [leningverstrekker 6] voor wat betreft de € 30.000.
Voor [verdachte] geldt dat hij actief betrokken is geweest bij lening 1. De leenovereenkomst staat op zijn naam en hij was aanwezig bij het ondertekenen van die overeenkomst door [medeverdachte 28] op naam van zijn bedrijf [leningverstrekker 1] . Voorts was hij, als mede-eigenaar en medebestuurder van [medeverdachte 16] , tot 27 november 2008 ten volle verantwoordelijk voor de administratie van [medeverdachte 16] . Leenovereenkomst 2 dateert van dezelfde datum als leenovereenkomst 1 en is in voornoemde periode opgenomen in de administratie, zoals bleek bij de controle door de Belastingdienst in februari 2008. Van de overige leenovereenkomst is op basis van het dossier niet vast te stellen of deze voor 27 november 2008 in de administratie van [medeverdachte 16] zijn opgenomen, zodat deze niet aan [verdachte] kunnen worden toegerekend. Dit betekent dat [verdachte] schuldig is aan het witwassen van een bedrag van € 150.000 en voor het overige zal worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer.
6. Ter zake van feit 4B: witwassen
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat de verklaring van de verdachte steun vindt in het dossier.
6.1.
Inleiding
Voor het toetsingskader van witwassen wordt hier volstaan met een verwijzing naar het hiervoor opgenomen kopje ‘4.1. Inleiding’.
6.2.
Vermoeden van witwassen
Op 24 juni 2011 is [verdachte] op luchthaven Schiphol na het verlaten van het vliegtuig, vlucht HV814 uit Antalya (Turkije), aangehouden. Zijn bagage is in beslag genomen. Tijdens de visitatie van de bagage werd een totaalbedrag van € 33.800 aangetroffen.313.Het ging daarbij om 24 coupures van € 500, 108 van € 200 en 2 van € 100.314.Het is een feit van algemene bekendheid dat de luchthaven Schiphol is gelegen in de gemeente Haarlemmermeer.
Zoals hiervoor is overwogen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan hennephandel en hennepteelt, maar uit de bewijsmiddelen valt geen rechtstreeks verband te leggen tussen de aangetroffen € 33.800 en deze specifieke misdrijven.
Ten aanzien van [verdachte] bestond op het tijdstip van zijn aanhouding al een verdenking van betrokkenheid bij het kweken en verhandelen van hennep, waarmee – zoals algemeen bekend is – grote winsten kunnen worden behaald. Daarnaast is ook gelet op de hoogte en samenstelling (veel grote coupures) van het contante geldbedrag in zijn bagage, sprake van een witwasvermoeden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat de luchthaven Schiphol niet zelden wordt gebruikt voor de in-, uit- of doorvoer van voorwerpen, waaronder grote contante geldbedragen, die afkomstig zijn uit misdrijf.
Nu de feiten en omstandigheden een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat die bedragen niet van misdrijf afkomstig zijn.
6.3.
Verklaring van de verdachte
[verdachte] heeft over een deel van het aangetroffen geld, te weten € 3.800, geen verklaring afgelegd. Over het andere deel, te weten € 30.000, heeft [verdachte] op 24 en 25 juni 2011 tegenover medewerkers van de FIOD verklaard dat hij dit geld van een neef van hem heeft geleend. Deze neef, [neef verdachte] , zou het geld op 22 juni 2011 op de rekening van [verdachte] bij de T.C. Ziraatbankasi A.S. in Turkije hebben gestort. [verdachte] zou dit op 23 juni 2011 contant van zijn rekening hebben opgenomen en dit daarna vanuit Turkije mee naar Nederland hebben meegenomen. De lening zou zijn afgesloten voor de aankoop van een machine en voor de koop van een partij laminaat. [verdachte] zou 4% rente over dit bedrag moeten betalen. Hij zou niet aanwezig zijn geweest bij het storten van het geld. Bij zijn aanhouding had hij een geschrift in de Turkse taal bij zich, wat volgens hem het bewijs van de leenovereenkomst met [neef verdachte] vormde.315.
6.4.
Onderzoek naar de verklaring
Na vertaling van de leenovereenkomst blijkt dat daarin staat vermeld dat [neef verdachte] , geboren in 1983, in het bijzijn van getuige [getuige 1] € 30.000 heeft geleend aan [verdachte] , geboren in 1983, en dat dit geldbedrag op 30 augustus 2013 moet worden terugbetaald. In de leenovereenkomst staat echter niet vermeld dat er rente moet worden betaald en er wordt niet vermeld wat het doel van de lening is.316.
[neef verdachte] is op 26 juli 2012 gehoord door de politie en zijn verklaring wijkt – sterk – af van die van [verdachte] . Hij heeft weliswaar bevestigd dat hij [verdachte]€ 30.000 heeft geleend, maar hij heeft verklaard dat [verdachte] geld nodig had in verband met schulden voor het huis dat hij in Eregli had gekocht. Hij heeft ook verklaard dat ze een overeenkomst hebben opgesteld in de zaak van [neef verdachte] en dat ze de overeenkomst daar hebben ondertekend. Zijn medewerker [getuige 1] zou, als getuige, de overeenkomst ook hebben ondertekend. [neef verdachte] heeft stellig ontkend dat hij geld op de rekening van [verdachte] heeft overgemaakt en hij heeft gesteld dat hij (contant) geld aan [verdachte] heeft gegeven. [neef verdachte] heeft verklaard dat hij geen enkele vorm van rente heeft bedongen van [verdachte] .317.
[neef verdachte] heeft in een (veel later afgelegde) verklaring op 23 mei 2016 weliswaar met name ten aanzien van het doel van de lening anders verklaard en meer in overeenstemming met de verklaring van [verdachte] , maar het hof hecht meer geloof aan de verklaring uit 2012, onder meer gelet op het tijdsverloop en omdat [verdachte] en [neef verdachte] ook daarna nog contact met elkaar hebben gehad,318.zodat de latere verklaring onderling kan zijn afgestemd. [neef verdachte] blijft er in zijn verklaring, afgelegd in 2016 – in tegenstelling tot hetgeen [verdachte] heeft verklaard – bij dat er geen overeenkomst is met betrekking tot rente. Hij heeft verklaard dat het bij dit soort geldtransacties tussen families ook niet gebruikelijk is om rente te vragen.319.
[getuige 1] , die volgens de leenovereenkomst getuige zou zijn geweest van de lening, is ook op 26 juli 2012 gehoord. Hij heeft verklaard dat [neef verdachte] inderdaad geld heeft geleend aan [verdachte] en dat dit was voor een huis in Turkije. Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat hij heeft gezien dat er contant geld (euro’s) aan [verdachte] werd gegeven.320.In zijn verhoor op 23 mei 2016 heeft [getuige 1] verklaard dat [neef verdachte] euro’s en Turkse lira’s aan [verdachte] heeft gegeven.321.
Uit onderzoek van de bankrekeningen van [verdachte] bij T.C. Ziraatbankasi A.S. in Turkije is gebleken dat er geen storting door of bijboeking afkomstig van [neef verdachte] is geweest op of omstreeks 22 juni 2011 en dus ook niet van € 30.000. Wel is gebleken dat [verdachte] in de periode van 15 tot en met 23 juni 2011 in totaal € 50.000 en 51.000 Turkse lira (TL) van zijn eigen rekeningen in Turkije heeft opgenomen.322.
Uit een stortingsbewijs dat [verdachte] bij zijn aanhouding op Schiphol bij zich had, blijkt bovendien dat [verdachte] op 23 juni 2011 TL 23.000 heeft gestort op de rekening ten name van [neef verdachte] .323.De verklaringen van [verdachte] en [neef verdachte] over de reden voor het storten van dit geld op de rekening van [neef verdachte] lopen ook uiteen. [verdachte] heeft verklaard dat hij het geld voor [neef verdachte] heeft gewisseld in Antalya, omdat daar de koers gunstiger is,324.terwijl [neef verdachte] heeft verklaard dat dit al een terugbetaling van een deel van de lening was.325.
Uit getapte telefoongesprekken valt bovendien af te leiden dat [verdachte] na de inbeslagname van de € 33.800 heeft geprobeerd een bewijs voor de storting van € 30.000 te laten opmaken, waaruit zou moeten blijken dat [neef verdachte] op 22 juni 2011 geld op de rekening van [verdachte] heeft gestort en dat hij opdracht geeft een aanmaning aan zichzelf te laten sturen met betrekking tot de afbetaling van de lening.326.
Samengevat geldt dat er grote tegenstrijdigheden zitten in de verklaringen van [verdachte] , [neef verdachte] en [getuige 1] over het doel, de wijze van uitbetaling en de verschuldigdheid van rente bij de lening. Het onderzoek van de rekeningen van [verdachte] in Turkije leidt tot de conclusie dat hij aantoonbaar onjuist heeft verklaard over de uitbetaling van de lening en uit de telefoontaps na zijn aanhouding op Schiphol komt naar voren dat [verdachte] heeft geprobeerd achteraf bewijzen voor een storting te laten opmaken.
Gelet op deze resultaten van het onderzoek dat is gedaan naar de verklaring van [verdachte] , hecht het hof geen geloof aan die verklaring en kan met voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat het geldbedrag dat hij op 24 juni 2011 op Schiphol bij zich had, een legale herkomst heeft en daarmee dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof komt op basis van het voorgaande – evenals de rechtbank – tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het onder [verdachte] aangetroffen geld – middellijk of onmiddellijk – uit enig misdrijf afkomstig is.
6.5.
Conclusie
Het dossier bevat geen bewijs dat [verdachte] het bedrag van € 33.800 heeft overgedragen of omgezet, zodat hij van dat deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Wel acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat hij dit bedrag voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het afkomstig was uit misdrijf.
Naar het oordeel van het hof is er onvoldoende bewijs dat [verdachte] hierbij heeft gehandeld in nauwe en bewuste samenwerking met een ander. Het hof zal hem dan ook vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen.
6.6.
Kwalificatie
Het hof komt – zoals hiervoor overwogen – tot een bewezenverklaring van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten. Met het kweken en verhandelen van hennep kunnen, zoals algemeen bekend, grote winsten worden behaald. Voor zover aangenomen zou moeten worden dat het geld dat [verdachte] op Schiphol bij zich had, afkomstig is uit eigen misdrijf, overweegt het hof het volgende.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad rechtvaardigt het enkele verwerven of voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit eigen misdrijf nog niet de kwalificatie witwassen. In een dergelijk geval is voor die kwalificatie vereist dat een gedraging kan worden vastgesteld die heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst.
[verdachte] verbleef voorafgaande aan zijn aanhouding ruim een week in Turkije. In die periode is in totaal € 50.000 en TL 52.000 contant van zijn bankrekeningen opgenomen en zijn er geen andere bij- en afboekingen geweest. Het hof concludeert daaruit dat het geld dat [verdachte] op Schiphol bij zich had, afkomstig was van zijn eigen bankrekeningen. Uit onderzoek van die bankrekeningen in Turkije is bovendien gebleken dat het saldo op die rekeningen met name gevoed is door stortingen van [verdachte] op die rekeningen. In het geval er sprake is van stortingen van geld dat onmiddellijk afkomstig was uit eigen misdrijf, merkt het hof dat aan als een verhullingshandeling. Met het storten van bedragen op een buitenlandse bankrekening wordt het geld immers bewust buiten het economische verkeer van Nederland gebracht en wordt het zicht op de herkomst bemoeilijkt.
Voor het bedrag van € 30.000 geldt bovendien dat [verdachte] daarvan de herkomst heeft verhuld door een overeenkomst op te (doen) stellen, waaruit zou moeten blijken dat het geld zou zijn geleend van [neef verdachte] . Ook daarmee heeft hij een bewuste handeling verricht, gericht op het verhullen van de criminele herkomst van het geld.
Dit betekent dat het bewezen verklaarde, ook voor zover het zou gaan om uit eigen misdrijf afkomstig geld, kan worden gekwalificeerd als witwassen.
Het hof verwerpt het verweer.
7. Afsluiting
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Nu het hof de CIE-informatie niet voor het bewijs heeft gebezigd, zal het voorwaardelijk verzoek strekkende tot het horen van de CIE-informant(en) worden afgewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van witwassen
en
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Met de rechtbank overweegt het hof het volgende.
[verdachte] heeft gedurende ruim een jaar samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] deelgenomen aan een criminele organisatie, die zich bezig hield met hennepteelt en hennephandel. [verdachte] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn betrokken geweest bij het verkopen en leveren van grote hoeveelheden hennep aan verschillende afnemers. [verdachte] en [medeverdachte 2] regisseerden de verkopen en [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] waren met name ondersteunend actief. [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben samen leiding gegeven aan deze criminele drugsorganisatie.
Door deel te nemen aan een dergelijke organisatie heeft de verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die de handel in softdrugs meebrengt. De werkzame stof THC is immers bij (langdurig) gebruik schadelijk voor de gezondheid. Door het in de samenleving brengen van grote partijen hennep wordt bijgedragen aan dit schadelijke gevolg.
Hennepteelt en hennephandel zijn daarnaast direct en indirect oorzaak van vele vormen van overlast en criminaliteit. Deelnemers aan en zeker leidinggevenden van dit type criminele organisaties verkeren in een omgeving waarin veel geld omgaat en waar andere vormen van criminaliteit niet worden geschuwd, zoals het gebruik van geweld. De liquidaties die de afgelopen jaren in Nederland hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van de grootschalige (soft)drugshandel zijn hiervan een schrijnend voorbeeld. Hoewel niet gebleken is dat deze criminele organisatie geweld heeft gebruikt, blijkt hieruit wel de noodzaak om dergelijke criminele organisaties te bestrijden.
Weliswaar kent Nederland een gedoogbeleid voor softdrugs, maar ook dit beleid kent zijn grenzen. Het gedogen is vooral gericht op het gebruik van hennep en hasj. Hoewel het hof beseft dat er door het gedoogbeleid sprake is van een schemergebied, neemt dit niet weg dat het op grote schaal handelen in en uitvoeren van hennep, zoals in deze zaak, nadrukkelijk niet gedoogd wordt en strafbaar is.
Hennepkwekerijen in woningen leiden regelmatig tot gevaarlijke situaties voor de bewoners en omwonenden, omdat er brand kan uitbreken. Ook wordt daarbij vaak misbruik gemaakt van ‘katvangers’, (zwakke) mensen met financiële problemen en/of verslavingen, die hun woning ter beschikking stellen voor een hennepkwekerij. Achteraf blijkt dan dat zij alleen maar verder in de problemen zijn gekomen, doordat zij blijven zitten met torenhoge rekeningen voor gestolen elektriciteit of schade aan hun pand. Maar ook bonafide verhuurders worden regelmatig slachtoffer van deze praktijken. En uiteraard ook elektriciteitsleveranciers, die blijven zitten met onbetaalde stroomrekeningen.
De verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld uit winstbejag.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan het witwassen van € 180.000. In de eerste plaats was hij betrokken bij het witwassen van € 150.000 door een criminele organisatie (Colt I). Er werden valse leenovereenkomsten opgemaakt en (leningen) verwerkt in de administratie van het bedrijf [medeverdachte 16] . Voorts heeft hij ook ruim € 33.000 witgewassen. Het verhullen van de criminele herkomst van geld is op zich al kwalijk, maar witwassen heeft ook een ontwrichtende werking op het economische verkeer.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid, als uitgangspunt genomen. Ten aanzien van het witwassen heeft het hof aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor fraude, waarbij bij een bedrag tussen € 125.000 en € 250.000 een gevangenisstraf van 9 tot 12 maanden wordt geïndiceerd. Evenals de rechtbank gaat het hof in dit geval uit van 11 maanden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 2 december 2019, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van hennepteelt. Uit voormeld uittreksel volgt eveneens dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Tot slot houdt het hof er rekening mee dat de in Oekraïne doorgebrachte uitleveringsdetentie, gelet op de detentieomstandigheden aldaar, zwaarder zal hebben gewogen. Zoals eerder is overwogen, was daarbij sprake van schending van artikel 3 EVRM. Het hof zal om die reden – in navolging van de rechtbank – naast de normale aftrek voor de 79 dagen uitleveringsdetentie, de straf verminderen met drie maanden.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde, met het oog op vergelding en uit het oogpunt van een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof – evenals de rechtbank – oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest in beginsel passend.
Redelijke termijn
Het hof overweegt met betrekking tot de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak het volgende.
Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat vanwege de Staat der Nederlanden jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Het hof stelt vast dat de verdachte op 10 februari 2012 op basis van een uitleveringsverzoek in Oekraïne is aangehouden. De rechtbank heeft op 20 februari 2018 vonnis gewezen. De tijd tussen het begin van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van het vonnis door de rechtbank bedraagt ruim zes jaren. De redelijke termijn is in eerste aanleg derhalve met ruim vier jaren overschreden.
De redelijkheid van de duur van een zaak is afhankelijk van omstandigheden als de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
Het hof stelt vast dat hoewel de zaken inhoudelijk niet heel ingewikkeld zijn, het wel een zeer omvangrijk dossier betreft, met veel verdachten, op basis van een groot en langdurig onderzoek. Hierbij past ook het grote aantal onderzoekswensen, waaronder het horen van een groot aantal getuigen in het buitenland. Hoewel dit niet aan de verdediging kan worden tegengeworpen, is dat wel een vertragende factor. Naar het oordeel van het hof is dit reden voor enige verlenging van de redelijke termijn met een half jaar.
Voorts heeft de hardnekkige weigering van het Openbaar Ministerie om het onderzoek Patrijshond ter beschikking te stellen, toen daar vanuit de verdediging om werd verzocht, tot aantoonbare vertraging geleid. Pas nadat de rechter-commissaris daartoe opdracht had gegeven, is dit alsnog geschied. Tot slot constateert het hof dat de grootste vertraging is opgelopen doordat de zaak lange tijd bij de rechter-commissaris en de rechtbank heeft stilgelegen, hetgeen niet aan de verdachte en/of de raadsman is te wijten.
Al met al is het hof van oordeel dat slechts in beperkte mate sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere redelijke termijn kunnen rechtvaardigen en dat die termijn 2 ,5 jaren bedraagt. Dit betekent dat de redelijke termijn is overschreden met 3,5 jaren. Deze zeer forse overschrijding dient gevolgen te hebben voor de op te leggen straf.
Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg in het voordeel van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat een strafvermindering van ruim 30% zal worden toegepast en de gevangenisstraf zal worden gematigd van 36 maanden tot 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
Beslag
De op de beslaglijst onder de nummers 3 tot en met 10 en 15 genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, aan de verdachte toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 en 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
De op de beslaglijst onder de nummers 1 en 2 genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door de verdachte begane misdrijf werden aangetroffen en deze voorwerpen kunnen dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de onder hem in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die worden genoemd op de beslaglijst onder de nummers 11 tot en met 14, nu naar het oordeel van het hof het belang van strafvordering zich niet meer verzet tegen de teruggave daarvan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover dat feit ziet op zaaksdossier Bosuil , de [adres 1] , en het onder 5 ten laste gelegde feit.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 , 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 , 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder de nummers 3 tot en met 10 en 15 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder de nummers 1 en 2 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen genoemd onder de nummers 11 tot en met 14 op de aan dit arrest gehechte beslaglijst.
Aldus gewezen door:
mr. A.R. Hartmann, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J. Nederlof, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C. Karsdorp, griffier,
en op 5 maart 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. A.M.G. Smit en J. Nederlof zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 05‑03‑2020
Dossier onderzoek Patrijshond , pg. 5, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 1 februari 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1074-1076, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] d.d. 14 maart 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1074-1076, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] d.d. 14 maart 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1077, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1078, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1079, proces-verbaal CIE-informatie d.d. 10 maart 2011.
Procesdossier Methodieken, algemeen dossier [medeverdachte 8] , pg. 1091-1093, proces-verbaal van verdenking [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] en [verdachte] d.d. 14 maart 2011 met bijlagen.
Methodiekendossier, pg. 1336.
Methodiekendossier, pg. 1684.
Methodiekendossier, pg. 1707.
Methodiekendossier, pg. 1322.
Persoonsdossier [verdachte] , pg. 2 .
Zaaksdossier Meeuw , pg. 24 en 30-31.
Methodiekendossier, pg. 1392.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 344.
Methodiekendossier, pg. 1395.
Zaaksdossier Withoen, pg. 38-39.
Methodiekendossier, pg. 1684 en 1710.
Methodiekendossier, pg. 1472.
Methodiekendossier, pg. 1578.
Persoonsdossier [verdachte] , pg. 2 -4.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 29.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 56-57 en 37-38.
Methodiekendossier, pg. 1563.
Methodiekendossier, pg. 1613-1617.
Methodiekendossier, pg. 1748-1753.
Methodiekendossier, pg. 1789-1794.
Methodiekendossier, pg. 1625.
Methodiekendossier, pg. 1626 en 1627.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 15.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 16.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 32.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 51-52.
Methodiekendossier, pg. 1763.
Zaaksdossier Valk , pg. 30-70.
Zaaksdossier Valk , pg. 75.
Zaaksdossier Valk , pg. 262.
Methodiekendossier, pg. 1449.
Beslagdossier, pg. 418.
Persoonsdossier [medeverdachte 2] , pg. 27.
Methodiekendossier, pg. 3092.
Methodiekendossier, pg. 3039-3045.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 24 en 185.
Persoonsdossier [medeverdachte 2] , pg. 36.
Methodiekendossier, pg. 3103.
Methodiekendossier, pg. 3105.
Persoonsdossier [medeverdachte 3] , pg. 4.
Persoonsdossier [medeverdachte 3] , pg. 24-29.
Beslagdossier, pg. 418-419.
Persoonsdossier [medeverdachte 4] , pg. 2 -4.
Zaaksdossier Valk , pg. 205.
Zaaksdossier Valk , pg. 24-27 en 35-70.
Zaaksdossier Valk , pg. 226.
Zaaksdossier Valk , pg. 35.
Persoonsdossier [verdachte] , pg. 51, proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 mei 2012.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 138, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 6 september 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 121, proces-verbaal d.d. 12 december 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 121, proces-verbaal d.d. 12 december 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 122, proces-verbaal d.d. 12 december 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 161, proces-verbaal testen en wegen d.d. 6 september 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 128, proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 september 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 165-166, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 17] d.d. 6 september 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 343-346, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 17] d.d. 9 mei 2012.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 349-353, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 25] d.d. 9 mei 2012.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 6, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 8, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 11, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 32, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 343, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 17] d.d. 9 mei 2012.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 32, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 51-52, proces-verbaal van niet-stelselmatige observatie, stelselmatige observatie, grensoverschrijdende stelselmatige observatie ex artikel 40 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) d.d. 27 mei 2011.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 33-34, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken opbouw hennepplantage gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 25 augustus 2011, pg. 1-5.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 83, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 26 augustus 2011, pg. 79-81.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 86, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 26 augustus 2011, pg. 79-81.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 87-88, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 26 augustus 2011, pg. 79-81.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 89, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 26 augustus 2011, pg. 79-81.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 91, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 26 augustus 2011, pg. 79-81.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 105, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken omtrent een reactie op de ontmanteling van de hennepkwekerij gelegen aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 19 september 2011, pg. 100-102.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 106, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken omtrent een reactie op de ontmanteling van de hennepkwekerij gelegen aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 19 september 2011, pg. 100-102.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 107, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken omtrent een reactie op de ontmanteling van de hennepkwekerij gelegen aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 19 september 2011, pg. 100-102.
Zaaksdossier Buizerd , pg. 115, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken omtrent een reactie op de ontmanteling van de hennepkwekerij gelegen aan [adres 2] te Den Bosch’ d.d. 19 september 2011, pg. 100-102.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 37-38, proces-verbaal van bevindingen ‘Bevindingen betrokkenheid [verdachte] bij hennepkwekerij [adres 3] te Tilburg’ d.d. 14 december 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 4, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011, pg. 1-3.
Persoonsdossier [medeverdachte 4] , pg. 2 -4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2012.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 4, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011, pg. 1-3.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 5, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011, pg. 1-3.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 8, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011, pg. 1-3.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 230-233, proces-verbaal van niet-stelmatige observatie d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 9, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011, pg. 1-3.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 49-50, proces-verbaal van binnentreden in woning aan [adres 3] te Tilburg d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 206-207, proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 64-65, 81-82, 103-105, 121-122, 137-139, 155-157, 171-173 en 184-186, processen-verbaal van aanhouding d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 2 , proces-van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken m.b.t. zoeken hennepknippers op 27 april 2011 voor pand [adres 3] te Tilburg’ d.d. 6 oktober 2011 en pg. 87, proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 april 2011 en pg. 199, proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 175, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 26] d.d. 28 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 75, 130, 165, 178, 195, processen-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 209-211, proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 200-203, proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 16, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn telefoongesprekken 27 april 2011 tijdens ontmanteling hennepkwekerij [adres 3] te Tilburg’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 14-15
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 17, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn telefoongesprekken 27 april 2011 tijdens ontmanteling hennepkwekerij [adres 3] te Tilburg’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 14-15
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 18, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn telefoongesprekken 27 april 2011 tijdens ontmanteling hennepkwekerij [adres 3] te Tilburg’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 14-15
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 19, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn telefoongesprekken 27 april 2011 tijdens ontmanteling hennepkwekerij [adres 3] te Tilburg’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 14-15
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 25, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Aantonen relatie aangetroffen hennepkwekerij aan [adres 3] te Tilburg met de verdachte [verdachte] ’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 21-24.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 29, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Aantonen relatie aangetroffen hennepkwekerij aan [adres 3] te Tilburg met de verdachte [verdachte] ’ d.d. 5 oktober 2011, pg. 21-24.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 86-89, proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 april 2011 en pg. 199, proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 mei 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 109, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 april 2011 en pg. 130, proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 165, proces-verbaal van voorgeleiding i.v.m. inverzekeringstelling d.d. 27 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 142, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 28 april 2011.
Zaaksdossier Eekhoorn , pg. 237, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 7 maart 2012.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 275-277, proces-verbaal van doorzoeking d.d. 13 mei 2011 en pg. 199-200, proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 275-277, proces-verbaal van doorzoeking d.d. 13 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 199-200, proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 292-293, huurovereenkomst kantoorruimte.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 56-58, proces-verbaal van bevindingen analyse verkeersgegevens d.d. 20 februari 2012.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 35, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 36, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 37, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 38, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Persoonsdossier [medeverdachte 4] , pg. 2 -4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2012.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 256-257, proces-verbaal observeren 31 maart 2011 d.d. 4 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 45, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 46, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 47, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 48, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 50, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn telefoongesprekken opbouw hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 1-8.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 259-260, proces-verbaal observeren 5 april 2011 d.d. 4 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 488-489, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 6 maart 2012.
Zaaksdossier Bosuil , pg. 80-83, huurovereenkomst woonruimte.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 513, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 36] d.d. 24 april 2012.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 67, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 69, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 70, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 71, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 74, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 75, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 77, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 83, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 84, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 85, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 86, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 88, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 92, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 95, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken onderhoud hennepkwekerij gevestigd aan de [adres 4] ’ d.d. 15 december 2011, pg. 60-66.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 267-268, proces-verbaal observeren 6 mei 2011 d.d. 26 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 272, proces-verbaal observeren 12 mei 2011 d.d. 26 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 275, proces-verbaal van doorzoeking d.d. 13 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 114-115, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 117, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 118, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 273, proces-verbaal observeren 12 mei 2011 d.d. 26 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 124, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 125, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Sepia , pg. 404-405, proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, betreffende [telefoonnummer 22] d.d. 12 december 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 273, proces-verbaal observeren 12 mei 2011 d.d. 26 mei 2011.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 126, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 130, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 132, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 135, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 158, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 160, proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprekken ontdekking van de hennepkwekerij, gevestigd aan de [adres 4] , en de reactie verdachten na ontmanteling’ d.d. 26 januari 2012, pg. 105-113.
Zaaksdossier Leeuw , pg. 207, proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, betreffende [telefoonnummer 22] d.d. 16 juni 2011.
Zaaksdossier Sepia , pg. 401-406 en pg. 408, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen analyse historische verkeersgegevens, betreffende [telefoonnummer 22] d.d. 12 december 2011.
Aanvullend zaaksdossier Leeuw , 1e aanvulling, pg. 549, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 12 juli 2012, met bijlagen.
Aanvullend zaaksdossier Leeuw , 1e aanvulling, pg. 546, proces-verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goed d.d. 12 juli 2012, met bijlage.
Zaaksdossier Mus , pg. 60, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 62-63, proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 65-66, proces-verbaal Opiumwet d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 29-30 en 37-38, processen-verbaal van aanhouding d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 31-34, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 13] d.d. 14 juni 2011 en pg. 39-42, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 15] d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 1-14, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Persoonsdossier [medeverdachte 4] , pg. 2 -4, proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 februari 2012.
Zaaksdossier Mus , pg. 1-14, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 4, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 5, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 53, ‘Kadastraal object’ d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 5, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 6-7, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 7, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 8-9, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 9, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 11, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 5] ’ d.d. 8 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 137, proces-verbaal van bevindingen ‘Hypothecaire betalingsachterstand [adres 5] ’ d.d. 20 april (het hof begrijpt: 2012).
Zaaksdossier Mus , pg. 136, proces-verbaal van bevindingen ‘Hypothecaire betalingsachterstand [adres 5] ’ d.d. 20 april (het hof begrijpt: 2012).
Zaaksdossier Mus , pg. 60, proces-verbaal binnentreden woning d.d. 14 juni 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 115-120, proces-verbaal ‘Bevindingen na ruiming kwekerij [adres 5] ’ d.d. 21 december 2011.
Zaaksdossier Mus , pg. 115-120, proces-verbaal ‘Bevindingen na ruiming kwekerij [adres 5] ’ d.d. 21 december 2011.
Zaaksdossier Valk , pg. 104-105, proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 105, proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 105-106, proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 90-91, kennisgeving van inbeslagneming d.d. 11 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 108, proces-verbaal ‘Testen verdovende middelen’ d.d. 19 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 111, proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 13 januari 2012, pg. 114, proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 17] en pg. 155-157, akte van indeplaatsstelling.
Zaaksdossier Valk , pg. 261, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 17] .
Zaaksdossier Valk , pg. 24, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 6] ’ d.d. 12 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 24, proces-verbaal ‘Bevindingen hennepkwekerij [adres 6] ’ d.d. 12 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 35, proces-verbaal ‘Tijdlijn reactie komst politie [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012.
Zaaksdossier Valk , pg. 182, tapgesprek gegevens met registratienummer 2611052HZ.
Zaaksdossier Valk , pg. 45, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn reactie komst politie [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 30-34.
Zaaksdossier Valk , pg. 46, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn reactie komst politie [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 30-34.
Zaaksdossier Valk , pg. 47, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn reactie komst politie [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 30-34.
Zaaksdossier Valk , pg. 51, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn reactie komst politie [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 30-34.
Zaaksdossier Valk , pg. 75, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Telefoongesprekken [verdachte] na ontruiming van de [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 72-73.
Zaaksdossier Valk , pg. 76, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Telefoongesprekken [verdachte] na ontruiming van de [adres 6] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 72-73.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 52-53, proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 308 en 310, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 27] d.d. 6 juni 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 57, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 58, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 59, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 60, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 62, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 63, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 64, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 65, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 67, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 68, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 75, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn gesprekken levering S. [medeverdachte 8] en [verdachte] aan [medeverdachte 30] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 52-56.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 12, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 13, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 15, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 3, proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 16, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 17, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 18, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 19, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 23, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 110, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn handel gesprekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] in de periode van mei 2011 tot en met oktober 2011’ d.d. 10 januari 2012, pg. 107-109.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 340, bijlage, behorend bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 27] d.d. 6 juni 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 111, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn handel gesprekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] in de periode van mei 2011 tot en met oktober 2011’ d.d. 10 januari 2012, pg. 107-109.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 170, bijlage, behorend bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 167, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] d.d. 25 januari 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 32, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 33, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 348-349, proces-verbaal van bevindingen onderzoek gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 32] d.d. 8 juni 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 81, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 82, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 36, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 37, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 38, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijnen ten aanzien van kopen/verkopen van vermoedelijk partijen hennep waarbij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] betrokken zijn’ d.d. 21 december 2011, pg. 1-10.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 83, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 84, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 85, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 86, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 88, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 90, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012,pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 91, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 92, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 93, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 95, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 96, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 97, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 98, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 99, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn i.v.m. levering van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 21] ’ d.d. 6 januari 2012, pg. 77-80.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 115 , tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn handel gesprekken [medeverdachte 2] en [medeverdachte 11] in de periode van mei 2011 tot en met oktober 2011’ d.d. 10 januari 2012, pg. 107-109.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 303, bijlage, behorend bij het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 21] d.d. 30 mei 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 131, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn levering verdovende middelen door [medeverdachte 3] ’ d.d. 17 januari 2012, pg. 107-109.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 140, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Tijdlijn tapgesprek vermoedelijke levering 13 januari 2012’ d.d. 16 januari 2012, pg. 139.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 167, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 25 januari 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 175, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] d.d. 26 januari 2012.
Zaaksdossier Jaguar , pg. 285, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 21] d.d. 30 mei 2012.
Zaaksdossier Adder , pg. 10, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 11, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 12, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 3, proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 38-39, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [medeverdachte 16] d.d. 27 september 2011.
Zaaksdossier Adder , pg. 2 , proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012.
Persoonsdossier [medeverdachte 1] , pg. 37, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] d.d. 2 februari 2012.
Zaaksdossier Adder , pg. 14, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 15, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 17, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 4-5 en 9, proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012.
Zaaksdossier Adder , pg. 23, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 24, tapgesprek gegevens, behorend bij het proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012, pg. 1-9.
Zaaksdossier Adder , pg. 7-9, proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012.
Zaaksdossier Adder , pg. 9, proces-verbaal ‘Bevindingen leveringen [verdachte] aan [medeverdachte 16] ’ d.d. 1 mei 2012.
Zie onder meer Zaaksdossier Leeuw , pg. 163, proces-verbaal van bevindingen ‘ontvangst aangifte energieleverancier Liander met betrekking tot [adres 4] ’ d.d. 20 juni 2011 en pg. 164-193, aangifte van Liander d.d. 23 mei 2011, met bijlagen en Zaaksdossier Mus , pg. 88-112, aangifte van Enexis d.d. 27 juni 2011, met bijlagen.
Zaaksdossier Withoen, pg. 38-41, proces-verbaal van bevindingen onderzoek [medeverdachte 16] d.d. 27 september 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 11, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 791, proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2012, pg. 828 en 830, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 28 mei 2012, met bijlage.
Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 10, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 80, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Zie o.a. zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012 en pg. 81, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 12, proces-verbaal d.d. 26 juni 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 47-64, proces-verbaal voeging leningovereenkomsten d.d. 24 oktober 2011, met bijlagen.
Zaaksdossier Withoen, pg. 131-133, proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 138, proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 april 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 83, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 81, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 480, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] d.d. 22 november 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 513-515, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] d.d. 25 mei 2012 en pg. 726, bijlage FD-064.
Zaaksdossier Withoen, pg. 513-515, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 9] d.d. 25 mei 2012 en pg. 727, bijlage FD-065.
Zaaksdossier Withoen, pg. 730, bijlage FD-068.
Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 791, proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2012
Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 775-777, proces-verbaal d.d. 6 juli 2012.
Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 856-870, bijlagen FD-079 t/m FD-086.
Aanvulling 1 zaaksdossier Withoen, pg. 871-872, bijlagen FD-087 en FD-088.
Persoonsdossier [medeverdachte 7] , pg. 108-109, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 7] d.d. 4 april 2012 en Persoonsdossier [verdachte] , pg. 52-53, proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 mei 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 5 april 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 251, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 5 april 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 251, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 5 april 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 187, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 22 november 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 80, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 24/leningverstrekker] bij de rechter-commissaris d.d. 25 mei 2016.
Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 5 april 2012.
Aanvulling 3 zaaksdossier Withoen, pg. 1161, samenvatting van de verklaring van [medeverdachte 24/leningverstrekker] .
Aanvulling 3 zaaksdossier Withoen, pg. 1162, samenvatting van de verklaring van [medeverdachte 28]
Zaaksdossier Withoen, pg. 250, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 8] d.d. 5 april 2012.
Project Colt procesdossier, bijlage algemeen dossier, kopie groene boek, pg. 233 en 471, behorend bij het proces-verbaal d.d. 14 februari 2012.
Zaaksdossier Withoen, pg. 83, proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 oktober 2011.
Aanvulling 2 zaaksdossier Withoen, pg. 973-981, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 29] d.d. 21 november 2011.
Aanvulling 2 zaaksdossier Withoen, pg. 988-989, proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 29] d.d. 22 november 2011.
Zaaksdossier Withoen, pg. 107, proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 november 2011.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 6, proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, dossiernummer 48950.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 22, proces-verbaal van inbeslagneming van geld van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, bewijs van ontvangst met codenummer AH-002.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 11-12, proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, dossiernummer 48950 en pg. 11 onderaan voor voornoemd proces-verbaal.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 12 en 16, proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, dossiernummer 48950.
Aanvulling 2 zaaksdossier Meeuw , pg. 1-3, proces-verbaal van verhoor van verdachte [neef verdachte] d.d. 26 juli 2012.
Het proces-verbaal verklaring getuige [neef verdachte] d.d. 23 mei 2016.
Het proces-verbaal verklaring getuige [neef verdachte] d.d. 23 mei 2016.
Aanvulling 2 zaaksdossier Meeuw , pg. 4, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 26 juli 2012.
Het proces-verbaal verklaring getuige [getuige 1] d.d. 23 mei 2016.
Aanvulling 2 zaaksdossier Meeuw , pg. 42 onderaan, proces-verbaal met nummer 29986063A2.ZD.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 13, proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, dossiernummer 48950.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 13, proces-verbaal van Belastingdienst/FIOD/kantoor Schiphol, dossiernummer 48950.
Aanvulling 2 zaaksdossier Meeuw , pg. 40 onderaan, proces-verbaal met nummer 29986063A2.ZD.
Zaaksdossier Meeuw , pg. 16 onderaan, proces-verbaal met nummer 29986063.ZD.