RvdW 2022/807:Caribische zaak. Vervolgingsuitlevering opgeëiste persoon naar Verenigde Staten t.z.v. (i) samenzwering tot internationale distributie van cocaïne, (ii) samenzwering tot de invoer van cocaïne, (iii) internationale distributie van ongeveer 32 kilo cocaïne, (iv) internationale distributie van ongeveer 64 kilo cocaïne, (v) internationale distributie van ongeveer 6 kilo cocaïne en (vi) samenzwering tot witwassen van geld. Moet schending van de voorschriften van art. 12 Uitleveringsbesluit van Aruba, Curaçao en Sint Maarten (procedure van vrijheidsbeneming van opgeëiste persoon) leiden tot ontoelaatbaarverklaring van het verzoek tot uitlevering? Opvatting dat een schending van de voorschriften van art. 12 UACS moet leiden tot ontoelaatbaarverklaring van het verzoek tot uitlevering, vindt geen steun in het recht. Art. 5 EVRM maakt dat niet anders. Volgt verwerping. Samenhang met 21/04845 UC (RvdW 2022/808), 21/04846 UC (RvdW 2022/809), 21/04978 UC (RvdW 2022/810) en 21/04979 UC (RvdW 2022/811).