Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Helleense Republiek, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië, en Noord-Ierland (lid-Staten der Europese Gemeenschappen) en het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Artikel 216
Geldend
Geldend vanaf 01-01-1986
- Bronpublicatie:
12-06-1985, Trb. 1985, 135 (uitgifte: 11-12-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-1986
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-02-1986, Trb. 1986, 33 (uitgifte: 01-01-1986, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De artikelen 1 tot en met 6 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap zijn in Portugal ten aanzien van onderdanen van de andere Lid-Staten en in de andere Lid-Staten ten aanzien van Portugese onderdanen pas van toepassing vanaf 1 januari 1993.
De Portugese Republiek en de huidige Lid-Staten zijn bevoegd, onderscheidenlijk ten aanzien van onderdanen van de andere Lid-Staten en ten aanzien van Portugese onderdanen, tot en met 31 december 1992 de nationale bepalingen of bepalingen die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten waarbij immigratie met het oog op het verrichten van arbeid in loondienst en/of toegang tot arbeid in loondienst aan een voorafgaande vergunning wordt onderworpen, te handhaven.
De Portugese Republiek en het Groothertogdom Luxemburg mogen de in de vorige alinea bedoelde nationale bepalingen die van kracht zijn op de datum van ondertekening van deze Akte evenwel tot en met 31 december 1995 handhaven, onderscheidenlijk ten aanzien van Luxemburgse onderdanen enerzijds en Portugese onderdanen anderzijds.
2.
Per 1 januari 1991 stelt de Raad, aan de hand van een verslag van de Commissie, een onderzoek in naar het resultaat van de toepassing van de in lid 1 bedoelde afwijkingsmaatregelen.
Na dit onderzoek kan de Raad, met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie, aan de hand van nieuwe gegevens bepalingen vaststellen om genoemde maatregelen aan te passen.