PB L EG 3 van 5 januari 2002, p. 1 e.v.
HR, 19-02-2016, nr. 14/04650
ECLI:NL:HR:2016:268
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-02-2016
- Zaaknummer
14/04650
- Roepnaam
Burger Lederwarenfabriek/Basil
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2016:268, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑02‑2016; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2014:4187, Bekrachtiging/bevestiging
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:2281, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2015:2281, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑11‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2016:268, Gevolgd
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑12‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑05‑2014
- Wetingang
- Vindplaatsen
IER 2016/42 met annotatie van A.W. Jongbloed
NJ 2016/343 met annotatie van D.W.F. Verkade
JBPr 2016/34 met annotatie van mr. J.J. van der Helm
TvPP 2016, afl. 3, p. 64
JBPr 2016/34 met annotatie van mr. J.J. van der Helm
Uitspraak 19‑02‑2016
Inhoudsindicatie
Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenverordening, art. 19 lid 2. Nagemaakte fietsmanden. Beschermingsomvang niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Kan een in eerste aanleg gegeven bevel met dwangsom in hoger beroep worden vervangen door eenzelfde bevel op andere grondslag, met de oorspronkelijke ingangsdatum? Maatstaf daarvoor.
Partij(en)
19 februari 2016
Eerste Kamer
14/04650
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiseres],gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijke incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. M.W. Scheltema,
t e g e n
BASIL B.V.,gevestigd te Ulft,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijke incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. C.S.G. Janssens.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en Basil.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/09/433647/KG ZA 12-1438 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 12 maart 2013;
b. het arrest in de zaak 200.126.653/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 juli 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. Basil heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatie-dagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep met veroordeling van de wederpartij in de kosten op de voet van art. 1019h Rv.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de waarnemend Advocaat-Generaal A. Hammerstein strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [eiseres] heeft bij brief van 27 november 2015, de advocaat van Basil op 26 november 2015 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) Basil, een onderneming die sinds 1976 actief is op het gebied van de productie en verkoop van artikelen in de rijwielbranche, houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en verkoop van fietsmanden onder het merk BASIL.
(ii) In de collectie 2012 heeft Basil een fietsmandenserie geïntroduceerd bestaande uit drie modellen, te weten de Basil Denton, Basil Dorset en Basil Dalton (hierna: de Basil fietsmandenserie). Deze fietsmanden worden in het grijs en bruin geleverd in de maatvoeringen L, M, S en XS.
(iii) Basil heeft de Basil fietsmandenserie voor het eerst aan het publiek getoond op 30 augustus 2011 tijdens de Eurobike beurs te Friedrichshafen (Duitsland).
(iv) [eiseres] is eveneens actief in de handel in artikelen voor de rijwielbranche, waaronder fietsmanden. [eiseres] brengt een eigen collectie fietsmanden op de markt onder het teken NEW LOOXS.
(v) Ook in september 2012 vond een Eurobike beurs in plaats te Friedrichshafen. Daar heeft [eiseres] een flyer verspreid waarin zij een New Looxs fietsmandenserie presenteerde, bestaande uit drie modellen: Java, Sabah en Bali (hierna: de New Looxs fietsmandenserie). Deze modellen zijn verkrijgbaar in de maatvoeringen L, M en S en worden geleverd in het zwart, donkerbruin en grijszwart (‘black-wash’).
(vi) Op 31 mei 2012 heeft [betrokkene 1], werkzaam bij [eiseres], per e-mail een offerte aangevraagd bij de Indonesische producent van de Basil fietsmandenserie. De inhoud van de e-mail luidt:
“Hello madam, sir,
My name is [betrokkene 1] from [eiseres] in Holland. We sell bicycle bags and baskets for more than 60 years. I’m interested in rattan baskets for bicycles. Please see attachment for details. Could you make samples and send us the quotation for a 40ft HQ these baskets?
Please visit our website for more information about our company and products. At this moment, we're buying the rattan baskets from China.
Best regards,
[betrokkene 1]”
(vii) De bijlage waarnaar [betrokkene 1] in haar e-mail verwijst, is een afbeelding van Basil Denton, voorzien van de afmetingen, de gewenste kleur en de sluiting:
“Inquiry baskets
1. Basket size about 48x37x32 cm Grey and brown colour closure with turnlock and (artificial) leather details.
2. Basket size about 45 x 30 x 25 cm Grey and brown colour closure with turnlock and (artificial) leather details”
(viii) Op 4 juni 2012 heeft [betrokkene 2], statutair directeur van [eiseres], een aanvullende e-mail gezonden aan de Indonesische producent van de Basil fietsmandenserie. In deze e-mail staat de navolgende tekst:
“I'm the father of [betrokkene 1] who has sent you the inquiry last week. I understand that you are interested in supplying the rattan baskets to us. We would like to change the baskets a little bit so that they are not exactly the same as Basil. The handlegrips now from Basil are square shape and meaby [lees: maybe] it is possible to make them a little round at downside. We don't need the PVC handlegrips but can you make the Turnlock or do we have to send them also from China. I'm intending to visit you first week of July and I noticed that your office is in Jakarta but is your factory also in that neighbourhood. I would like to visit also the factory. For ordering I would like to start with 2 or 3 40ft HQ containers and would like to see first how they arrive. Can you give me already a quotation for similar baskets as Basil. We have interesting demand for the rattan baskets.
Met vriendelijke groet. Best regards,
[betrokkene 2]”
3.2.1
Basil vordert in dit kort geding – voor zover in cassatie van belang – een inbreukverbod jegens [eiseres] met een aantal nevenvorderingen, op de grondslag dat de New Looxs fietsmandenserie inbreuk maakt op de aan Basil toekomende auteursrechten, althans rechten op niet-ingeschreven gemeenschapsmodellen. In het bijzonder stelt zij dat de fietsmanden Java en Sabah inbreuk maken op de Basil Denton en dat de fietsmand Bali inbreuk maakt op de Basil Dalton.
3.2.2
De voorzieningenrechter heeft de fietsmand New Lookx Java inbreukmakend op het auteursrecht van Basil op de Basil Denton geoordeeld en [eiseres] (in het dictum onder 5.1) bevolen, kort gezegd en voor zover in cassatie van belang, de inbreuk op dat auteursrecht te staken en gestaakt te houden en een aantal nevenvorderingen toegewezen die betrekking hadden op het terugroepen van New Lookx Java-manden bij haar afnemers en het zenden van een brief aan degenen aan wie [eiseres] in 2012 een persbericht had gezonden, alles op verbeurte van een (tot € 250.000,-- gemaximeerde) dwangsom.
Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, geoordeeld dat de Basil Denton, bij gebrek aan ‘persoonlijk stempel van de maker’ niet als een werk in auteursrechtelijke zin kan worden aangemerkt (rov. 4.1 en 4.21-4.22). Wel was het van oordeel dat de vorm van de Basil Denton nieuw is en een eigen karakter bezit, zodat die in aanmerking komt voor bescherming als niet-ingeschreven gemeenschapsmodel (rov. 4.2-4.11) en dat de New Lookx Java daarop inbreuk maakt (rov. 4.12-4.13).Het hof overwoog in dat verband voorts:
“4.14 Het hof merkt daarbij op dat deze grote mate van overeenstemming met slechts enkele detailverschillen tussen beide fietsmanden onmiskenbaar is terug te voeren op de door [eiseres] gegeven instructie aan de producent om manden te leveren conform de Basil Denton (…) en ‘to change the baskets a little bit so that they are not exactly the same as Basil’ (…). Het gebruik door [eiseres] vloeit, zo blijkt uit de [hiervoor in 3.1, onder (vi)-(viii)] weergegeven brieven, voort uit het namaken van het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel van Basil (artikel 19 lid 2 GModVo). Anders dan [eiseres] meent (…) is voor inbreuk niet vereist dat de Java een een-op-een kopie van de Basil Denton mand is.”
Het verweer van [eiseres] dat Basil terzake geen vorderingsrecht toekomt omdat zij niet als de maker/ontwerper van de Basil Denton kan worden aangemerkt, heeft het hof verworpen. Het overwoog dat Basil voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van een eerste schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan een team freelance ontwerpers, die dit ontwerp weliswaar verder hebben uitgewerkt, maar dat de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen, naar Basil onweersproken heeft gesteld, steeds zijn gedaan op instructie van de heer Van Balveren in de uitoefening van zijn functie als directeur/werknemer van Basil, zodat Van Balveren in elk geval als medeontwerper van de Basil Denton fietsmand moet worden aangemerkt en het recht op het gemeenschapsmodel toekomt aan de freelance ontwerpers en, ingevolge artikel 14 lid 3 Gemeenschaps-modellenverordening (hierna: GModVo), Basil gezamenlijk (rov. 4.15).
Het hof heeft voorts overwogen:
“4.18 Voor zover de verbodsvordering van Basil is gebaseerd op een haar toekomend recht op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is deze derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat de bescherming die een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel biedt is beperkt tot een periode van 3 jaar vanaf de datum waarop het model voor het eerst binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar is gesteld, derhalve tot 30 augustus 2014. Het hof merkt op dat uit hetgeen in r.o. 4.15 [de Hoge Raad leest: 4.14] is overwogen voortvloeit dat aan de voorwaarde van artikel 19 lid 2 GModVo, dat het aangevochten gebruik van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel voortvloeit uit het namaken van het beschermde model, is voldaan. (…)”
Het dictum van het bestreden arrest luidt, voor zover in cassatie van belang:
“5.1 vernietigt het bestreden vonnis wat betreft het dictum onder 5.1 en in zoverre opnieuw recht doende:
gebiedt [eiseres] met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 30 augustus 2014 het gebruik van het niet-ingeschreven modelrecht ten aanzien van de vormgeving van de Basil Denton in de EER te staken en gestaakt te houden, waaronder in ieder geval moet worden verstaan het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben van fietsmanden van het type New Looxs Java;
5.2
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige, met dien verstande dat deze beslissingen hun grondslag hebben in inbreuk op de aan Basil toekomende niet-geregistreerde modelrechten op de Basil Denton fietsmand.”
3.3.1
Onderdeel 1 is gericht tegen de beslissing onder 5.1 en 5.2 van het dictum. Onderdeel 1.1 klaagt dat het hof heeft miskend dat het de vordering van Basil op een (geheel) andere grondslag heeft toegewezen dan de voorzieningenrechter had gedaan en dat niet met terugwerkende kracht een dwangsom kan worden verbonden aan een veroordeling op een andere grondslag dan waarop die veroordeling eerder was gebaseerd. Dat is in strijd met de rechtszekerheid en strookt ook niet met het karakter van de dwangsom als prikkel tot nakoming van de veroordeling, aldus de klacht.
3.3.2
Dit betoog is in zijn algemeenheid onjuist.Het staat de appelrechter vrij een in eerste aanleg uitgesproken veroordeling in hoger beroep te vervangen door eenzelfde veroordeling, berustend op een andere rechtsgrond, met handhaving van de datum van ingang waarvoor de eerste veroordeling gold, ook als daaraan een dwangsom is verbonden, mits de veroordeling op de nieuwe rechtsgrond niet meer of andere gedragingen bestrijkt dan de eerdere. Dan treft de in hoger beroep uitgesproken veroordeling immers geen andere handelingen dan die de gedaagde na de in eerste aanleg uitgesproken veroordeling ook al gehouden was te verrichten of na te laten.
3.3.3
De Gemeenschapsmodellenverordening biedt ingevolge art. 19 lid 2 aan niet-ingeschreven modellen slechts dan bescherming, indien het aangevochten gebruik van het model voortvloeit uit het namaken van het beschermde model. Dat brengt mee dat, ook met inachtneming van hetgeen hierna wordt overwogen met betrekking tot onderdeel 3, de gedragingen waartegen de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel zich kan verzetten in alle gevallen ook als inbreukmakend op een auteursrecht gelden. Ook voor de door het hof bekrachtigde nevenveroordelingen geldt dat zij het verrichten van bepaalde handelingen bevelen (terugroeping van producten en plaatsing van een rectificatie) die voor het geval van inbreuk op auteursrechten en dat van inbreuk op niet-geregistreerde modelrechten eender zijn. Het hof heeft de veroordeling bovendien, gelet op art. 11 lid 1 GModVo, beperkt tot gebruik gedurende drie jaren na de hiervoor in 3.1 onder (iii) vermelde datum. Van een ‘andere veroordeling’ als bedoeld in het arrest HR 31 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3437, NJ 2003/343 is daarom geen sprake.
Onderdeel 1.1 faalt dus. Het daarop voortbouwende onderdeel 1.2 moet het lot daarvan delen.
3.4.1
Onderdeel 2 keert zich tegen rov. 4.15. Onderdeel 2.1 klaagt dat het hof heeft miskend dat als ontwerper in de zin van art. 14 GModVo, behoudens andersluidende overeenkomst waaromtrent door het hof niets is vastgesteld, slechts kan gelden degene die het uiteindelijke model feitelijk heeft ontworpen en niet (mede) degene die daarvoor suggesties (in de vorm van een schets) heeft aangedragen, dan wel het ontwerp goed- of afkeurt.
3.4.2
Onderdeel 2.1 kan bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden. Het hof heeft immers zijn voorlopig oordeel dat Basil als (mede)ontwerper moet worden aangemerkt, niet daarop gebaseerd dat door of namens Basil suggesties zijn aangedragen, maar hierop dat zij voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van een eerste schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan een team freelance ontwerpers, die dit ontwerp weliswaar verder hebben uitgewerkt, maar dat de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen steeds zijn gedaan op instructie van haar directeur, de genoemde Van Balveren.
3.4.3
De klachten van de onderdelen 2.2-2.5 kunnen evenmin tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO en in aanmerking genomen dat het hier een kort geding betreft, geen nadere motivering nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3.5
Onderdeel 3 is gericht tegen de beoordeling van de inbreukvraag in rov. 4.13 en 4.14. Het betoogt onder 3.1 dat het hof heeft miskend dat van de ‘namaak’ waartegen art. 19 lid 2 GModVo bescherming biedt, slechts sprake is bij een ‘een-op-een kopie’.
Deze klacht berust op een onjuiste rechtsopvatting en faalt dus.
Art. 19 lid 2 GModVo luidt:
“Aan een niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel is voor de houder echter alleen het recht verbonden om de in lid 1 genoemde handelingen te beletten, als het aangevochten gebruik voortvloeit uit het namaken van het beschermde model.Het aangevochten gebruik wordt niet beschouwd als voortvloeiende uit het namaken van het beschermde model indien dit gebruik voortvloeit uit onafhankelijk scheppend werk door een ontwerper van wie redelijkerwijs mag worden aangenomen dat hij het door de rechthebbende openbaar gemaakte model niet kende.”
Daaruit blijkt – zoals, gelet op de punten 37 en 38 daarvan, ook besloten ligt in het arrest HvJEU 13 februari 2014, zaak C-479/12, ECLI:EU:C:2014:75 (Gautzsch/Duna) – dat met de beperkte bescherming van art. 19 lid 2 GModVo is beoogd het gebruik te beletten van modellen die, beantwoordend aan de maatstaf van art. 10 lid 1 GModVo, zijn ontleend aan het ingeroepen model.
Ook onderdeel 3.2, dat verlangt dat voor ‘namaak’ sprake moet zijn van afwezigheid van (duidelijke) verschillen, mist daarom doel.
3.6
Onderdeel 4, dat is voorgesteld voor het geval een of meer van de voorgaande onderdelen gegrond zijn, behoeft geen behandeling. Onderdeel 5 mist zelfstandige betekenis.
3.7
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.
Proceskosten
3.8
[eiseres] dient te worden verwezen in de proceskosten. Basil vordert vergoeding van proceskosten op de voet van art. 1019h Rv. Basil vordert een totaalbedrag van € 15.000-- (exclusief griffierecht en btw), dat zij heeft onderbouwd met een urenverantwoording. [eiseres] heeft die opgave slechts bestreden met de stelling dat niet valt te beoordelen welk gedeelte van de opgevoerde kosten betrekking heeft op het principale en welk gedeelte op het incidentele beroep. Bij die stand van zaken zal de Hoge Raad aan Basil een bedrag toeschatten van € 10.000,-- exclusief btw.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Basil begroot op € 841,34 aan verschotten en op € 10.000,-- exclusief btw, voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. Snijders, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op 19 februari 2016.
Conclusie 13‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Auteursrecht. Gemeenschapsmodellenverordening, art. 19 lid 2. Nagemaakte fietsmanden. Beschermingsomvang niet-geregistreerd gemeenschapsmodel. Kan een in eerste aanleg gegeven bevel met dwangsom in hoger beroep worden vervangen door eenzelfde bevel op andere grondslag, met de oorspronkelijke ingangsdatum? Maatstaf daarvoor.
Zaaknummer 14/04650
Mr Hammerstein
Zitting, 13 november 2015
conclusie inzake:
[eiseres]
tegen
Basil B.V.
1. De feiten2.
In cassatie kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
(i) Basil, een onderneming die sinds 1976 actief is op het gebied van de productie en verkoop van artikelen in de rijwielbranche, houdt zich onder meer bezig met de ontwikkeling en verkoop van fietsmanden onder het merk BASIL.
(ii) In de collectie 2012 heeft Basil een fietsmandenserie geïntroduceerd bestaande uit drie modellen, te weten de Basil Denton, Basil Dorset en Basil Dalton (hierna: de Basil fietsmandenserie). Deze fietsmanden worden in het grijs en bruin geleverd in de maatvoeringen L, M, S en XS.
(iii) De Basil Denton is in het bestreden arrest afgebeeld.
(iv) Basil heeft de Basil fietsmandenserie voor het eerst aan het publiek getoond op 30 augustus 2011 tijdens de Eurobike beurs te Friedrichshafen in Duitsland.
(v) [eiseres] is eveneens actief in de handel in artikelen voor de rijwielbranche,
waaronder fietsmanden. [eiseres] brengt een eigen collectie fietsmanden op de markt onder het teken NEW LOOXS.
(vi) In september 2012 vond eveneens een Eurobike beurs in Duitsland plaats te Friedrichshafen. Daar heeft [eiseres] een flyer verspreid waarin zij een New
Looxs fietsmandenserie presenteerde, bestaande uit drie modellen: Java, Sabah en Bali (hierna: de New Looxs fietsmandenserie). Uit de flyer volgt dat de modellen verkrijgbaar zijn in de maatvoeringen L, M en S.
(vii) De fietsmanden van de New Looxs fietsmandenserie worden geleverd in het zwart, donkerbruin en grijszwart (‘black-wash’).
(viii) In 2009 heeft [A] te Ameide, een Nederlandse importeur van rotan manden, een mand (hierna: de [A] mand) op de markt gebracht.
(ix) De Indonesische vennootschap CV Home Fashions Indonesia heeft op 10 april 2012 (in het bestreden arrest staat kennelijk abusievelijk 2013) een als Dian mand aangeduide mand aan [eiseres] geleverd.
(x) Op 31 mei 2012 heeft [betrokkene 1], werkzaam bij [eiseres], per e-mail een offerte opgevraagd bij de Indonesische producent van de Basil fietsmandenserie. De inhoud van de e-mail luidt:
“Hello madam, sir,
My name is [betrokkene 1] from [eiseres] in Holland.
We sell bicycle bags and baskets for more than 60 years.
I’m interested in rattan baskets for bicycles.
Please see attachment for details.
Could you make samples and send us the quotation for a 40ft HQ these baskets?
Please visit our website for more information about our company and products. At this moment, we 're buying the rattan baskets from China.
Best regards,
[betrokkene 1]”
(xi) De attachment waar [betrokkene 1] in haar e-mail naar verwijst, is een afbeelding van Basil Denton, voorzien van de afmetingen, de gewenste kleur en de sluiting:
“Inquiry baskets
1. Basket size about 48x37x32 cmGrey and brown colour
closure with turnlock and (artificial) leather details.
2. Basket size about 45 x 30 x 25 cm
Grey and brown colour
closure with turnlock and (artificial) leather details”
(xii) Op 4 juni 2012 heeft [betrokkene 2], statutair directeur van [eiseres], een aanvullende e-mail gezonden aan de Indonesische producent van de Basil fietsmandenserie. In deze e-mail staat de navolgende tekst:
“I'm the father of [betrokkene 1] who has send you the inquiry last week. I understand that you are interested in supplying the rattan baskets to us. We would like to change the baskets a little bit so that they are not exactly the same as Basil. The handlegrips now from Basil are square shape and meaby [lees: maybe] it is possible to make them a little round at downside. We don't need the PVC handlegrips but can you make the Turnlock or do we have to send them also from China.
I'm intending to visit you first week of July and I noticed that your office is in Jakarta but is your factory also in that neighbourhood. I would like to visit also the factory.
For ordering I would like to start with 2 or 3 40ft HQ containers and would like to see first how they arrive. Can you give me already a quotation for similar baskets as Basil. We have interesting demand for the rattan baskets.
Met vriendelijke groet. Best regards,
[betrokkene 2]”
(xiii) Naar aanleiding van bovenstaande e-mails en de flyer die [eiseres] in september 2012 heeft verspreid, heeft Basil de Douane verzocht om optreden in de zin van artikel 5 van de Anti-Piraterij Verordening.3.De Douane heeft op 16 november 2012 een lading van 3067 fietsmanden welke bestemd was voor [eiseres], tegengehouden en desgevraagd op 19 november 2012 foto's van de daarbij aangetroffen fietsmanden aan Basil gezonden.
(xiv) De raadsman van [eiseres] heeft op 19 november 2012 de raadsvrouw van Basil
telefonisch verzocht de tegengehouden lading vrij te geven. De raadsvrouw van Basil heeft [eiseres] bij brief van 20 november 2012 gesommeerd de inbreuk te erkennen en de lading vrijwillig af te staan aan Basil. Partijen hebben over en weer geen gehoor gegeven aan elkaars verzoek / sommatie.
(xv) Op 19 en 20 november 2012 heeft [eiseres] via e-mailverspreiding het navolgende persbericht doen uitgaan:
“Basil claimt monopoly op rotan manden.
Rotan fietsmanden zijn al jarenlang bekend bij het fietspubliek. De firma Basil BV claimt sinds september het monopoly op deze manden. Daarom staat nu een container met New Looxs rotan fietsmanden vast bij de douane en kan er niet worden geleverd aan winkeliers.
Basil heeft de douane geïnstrueerd de container New Looxs producten vast te houden tot nader order op grond van haar modeldepot bij het OHIM. Basil's depot dateert van 18 september, kort na de Eurobike 2012 in Friedrichshafen waar New Looxs haar nieuwe lijn rotan-manden presenteerde.
New Looxs bestrijdt inbreuk en beraad[t] zich op juridische stappen om de container zo snel mogelijk vrij te krijgen, zo nodig in kort geding. De voorzieningenrechter zal dan onder meer moeten beoordelen of het depot te kwader trouw is gelegd, of de manden voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komen en of Basil de manden als eerste heeft ontworpen. New Looxs zal al het mogelijke doen om de manden snel te kunnen uitleveren om te voorkomen dat winkeliers ook de dupe worden van deze actie van Basil.”
(xvi) Bij brief van 27 november 2012 heeft Basil [eiseres] opnieuw gesommeerd. [eiseres] heeft daarop niet gereageerd. Op 10 december 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam Basil verlof verleend tot het leggen van conservatoir bewijsbeslag op de door de Douane aangetroffen fietsmanden, welk beslag op 11 december 2012 is gelegd. De beslagen zaken zijn in bewaring gegeven aan een gerechtsdeurwaarder.
2. De vordering van Basil
Basil heeft - kort samengevat - ten aanzien van de New Looxs fietsmandenserie een inbreukverbod (met gelding in de gehele Europese Economische Ruimte) met diverse nevenvorderingen gevorderd, op de grondslag dat de New Looxs fietsmandenserie inbreuk maakt op de aan Basil toekomende auteursrechten en rechten op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel ten aanzien van de vormgeving van de Basil fietsmandenserie. Voorts stelde Basil zich op het standpunt dat [eiseres] onrechtmatig handelt door de Basil fietsmandenserie slaafs na te bootsen.
3. Het vonnis van de voorzieningenrechter
In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van 12 maart 2013 ten aanzien van de Basil Denton fietsmand geoordeeld dat de (relatief lage) drempel voor auteursrechtelijke bescherming (net) wordt gehaald en dat de New Looxs Java fietsmand van [eiseres] daarop inbreuk maakt. De New Looxs Sabah fietsmand van [eiseres] is door de voorzieningenrechter niet-inbreukmakend geoordeeld. Aan de Basil Dalton komt naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen auteursrechtelijke bescherming toe. Ten aanzien van de andere grondslagen heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot meer dan op grond van de deels wel aannemelijk geworden auteursrechtinbreuk is toegewezen.
4. Het arrest van het hof en het cassatieberoep
4.1
In hoger beroep was alleen nog aan de orde of de Basil Denton fietsmand in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, dan wel voor bescherming als niet-ingeschreven gemeenschapsmodel en voorts of de New Looks Java fietsmand daarop inbreuk maakt dan wel met de verhandeling daarvan onrechtmatig jegens Basil wordt gehandeld (slaafse nabootsing). Het hof heeft bij arrest van 22 juli 20144.het vonnis van de rechtbank vernietigd en voorshands geoordeeld dat de vorderingen van Basil niet voor toewijzing in aanmerking komen op de grondslag van auteursrechtinbreuk. Onder verwijzing naar de devolutieve werking van het hoger beroep heeft het hof vervolgens ook de andere grondslagen voor de ingestelde vorderingen beoordeeld. (rov. 4.1)
Allereerst heeft het hof onderzocht of Basil recht heeft op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel en het is daarbij tot de volgende conclusie gekomen. De vormgeving van de Basil Denton fietsmand is nieuw, heeft een eigen karakter en Basil heeft op deze fietsmand een niet-geregistreerd gemeenschapsmodel, waarop de New Looxs Java fietsmand van [eiseres] inbreuk maakt. Het hof overweegt dat er wel enkele verschillen zijn aan te wijzen tussen de Basil Denton enerzijds en de New Looxs Java anderzijds, maar dat deze verschillen dusdanig gering zijn, dat zij in het niet vallen bij de vele overeenkomsten tussen de manden, waardoor deze als nagenoeg gelijk zijn aan te merken. De grote mate van overeenstemming met slechts enkele detailverschillen tussen beide fietsmanden is volgens het hof onmiskenbaar terug te voeren op de door [eiseres] gegeven instructie aan de producent om manden te leveren die slechts in beperkte mate afwijken van die van Basil. (rov. 4.12-4.14)
De stelling van [eiseres] dat aan Basil geen vorderingsrecht toekomt, dient volgens het hof te worden verworpen, omdat uit art. 14 lid 1 GModVo volgt dat de rechten op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel toekomen aan de ontwerper of diens rechtverkrijgende. In elk geval moet de directeur/werknemer van Basilals mede-ontwerper worden aangemerkt. (rov. 4.15)
Voor zover de verbodsvordering van Basil is gebaseerd op een haar toekomend recht op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel is deze derhalve toewijsbaar, met dien verstande dat de bescherming die een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel biedt, is beperkt tot een periode van drie jaar vanaf de datum waarop het model voor het eerst binnen de Gemeenschap voor het publiek beschikbaar is gesteld. (rov. 4.18)
Basil heeft aan haar vorderingen tevens inbreuk op auteursrechten op de Basil Denton fietsmand, alsmede onrechtmatig handelen wegens slaafse nabootsing van die fietsmand door [eiseres] ten grondslag gelegd. Uit hetgeen hiervoor ten aanzien van het eigen karakter van het niet-ingeschreven model is overwogen volgt dat eveneens is voldaan aan het voor het aannemen van een auteursrecht te stellen vereiste dat de Basil Denton fietsmand een eigen karakter heeft. Uit hetgeen is aangevoerd valt niet af te leiden dat het uiterlijk van de Basil Denton is ontleend aan een andere mand. Er is evenwel niet voldaan aan het vereiste dat de fietsmand het 'persoonlijk stempel van de maker' dient te dragen, aangezien de uiterlijke vormgeving van het werk niet het resultaat is van creatieve keuzes. De aangevoerde grondslag van slaafse nabootsing kan evenmin leiden tot toewijzing van meer dan hetgeen reeds op grond van het recht op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel kan worden toegewezen. Voor een verbod op grond van slaafse nabootsing is vereist dat het nagevolgde product zich aanmerkelijk onderscheidt van het uiterlijk van de andere in de handel zijnde producten, of anders gezegd onderscheidend vermogen bezit. Naar voorlopig oordeel heeft Basil onvoldoende aangevoerd op grond waarvan kan worden aangenomen dat aan dat vereiste is voldaan. (rov. 4.19-4.21)
Anders dan voor de beoordeling van het eigen karakter van een niet-ingeschreven model - waar dient te worden beoordeeld of, (zo mogelijk) op basis van rechtstreekse vergelijking, de algemene indruk die het model bij de geïnformeerde gebruiker oproept, verschilt van de algemene indruk die eerder voor het publiek beschikbaar gestelde modellen maken - dient bij het leerstuk van de slaafse nabootsing bij de beoordeling van het onderscheidend vermogen van het nagevolgde product op de relevante markt, te worden uitgegaan van de gemiddelde consument met een onvolledig herinneringsbeeld die beide producten veelal niet rechtstreeks kan vergelijken (vgl. HR 7 juni 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0273, NJ 1992, 392 (Rummikub)). Verschillen ten opzichte van het vormgevingserfgoed zullen door de geïnformeerde gebruiker eerder worden opgemerkt en leiden tot het oordeel dat het nieuwe model een andere algemene indruk wekt. Naar voorlopig oordeel zijn de verschillen tussen de Basil Denton en het vormgevingserfgoed evenwel van dien ondergeschikte aard, dat de gemiddelde consument deze fietsmand niet zal waarderen als iets bijzonders ten opzichte van hetgeen reeds op de markt beschikbaar was en waarvan hij slechts een vaag herinneringsbeeld heeft. Reeds daarop stranden de vorderingen voor zover deze zijn gebaseerd op het leerstuk van de slaafse nabootsing. Overigens kan in twijfel worden getrokken of er naast de bescherming die de GModVo biedt, nog wel plaats is voor aanvullende, verderstrekkende, bescherming van het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp op grond van het leerstuk van de slaafse nabootsing. Uit punt 1 van de considerans van de GModVo blijkt dat beoogd is dat het in de verordening neergelegde stelsel ter verkrijging van Gemeenschapsmodellen waaraan overal binnen de Gemeenschap dezelfde bescherming met dezelfde rechtsgevolgen wordt verleend, bij zal dragen aan de doelstellingen van de Gemeenschap. Dat betreft blijkens de punten 2-6 van de considerans onder meer het vermijden van geschillen in het handelsverkeer, alsmede het voorkomen dat de mededinging in de Gemeenschap wordt belemmerd en vervalst en dat het vrije verkeer van goederen wordt belemmerd ten gevolge van verschillende bescherming van dezelfde modellen in de diverse lidstaten. Indien een lidstaat een ruimere bescherming zou bieden aan het uiterlijk van een gebruiksvoorwerp dan die wordt geboden door de GModVo, dan zou de door verordening nagestreefde doelstelling onvermijdelijk in gevaar worden gebracht. Uit het toekennen van een ruimere (langduriger) bescherming van dezelfde vormgeving van een gebruiksvoorwerp zou immers noodzakelijkerwijs een ongunstige beïnvloeding van de werking van de interne markt voortvloeien (vergelijk HvJEU 13 februari 2014 in zaak C-466/12, ECLI:EU:C:2014:76 (Svensson / Retriever) punten 33-41). (rov. 4.23-4.24)
Nu de New Looxs Java fietsmanden naar voorlopig oordeel inbreuk maken op de aan Basil toekomende rechten op het niet-ingeschreven gemeenschapsmodel Basil Denton, heeft de voorzieningenrechter terecht de verboden en bevelen opgelegd zoals neergelegd in het bestreden vonnis, zij het voor een te lange periode. Het in eerste aanleg opgelegde verbod wordt in duur beperkt tot 30 augustus 2014 en het vonnis wordt voor het overige bekrachtigd, met dien verstande dat deze beslissingen hun grondslag hebben in inbreuk op de aan Basil toekomende niet-geregistreerde modelrechten op de Basil Denton fietsmand. (rov. 4.25-4.26)
4.2
[eiseres] heeft van het arrest van het hof tijdig – 5 september 2014 – beroep in cassatie ingesteld onder aanvoering van een middel dat bestaat uit vijf onderdelen. Basil heeft geconcludeerd tot verwerping van dit beroep en zij heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld onder aanvoering van een middel met twee onderdelen. [eiseres] heeft geconcludeerd tot verwerping van dit beroep. Beide partijen hebben een schriftelijke toelichting gegeven, waarna repliek en dupliek zijn gevolgd.
5. Beoordeling van het principale cassatieberoep
5.1
Onderdeel 1.1 neemt tot uitgangspunt dat niet met terugwerkende kracht een dwangsom kan worden verbonden aan een veroordeling op een andere grondslag. Dit uitgangspunt is in zijn algemeenheid onjuist. Als het gaat om een verbod dat dezelfde inhoud en strekking heeft als het in eerste aanleg gegeven verbod en – zoals in dit geval – beoogd wordt dit verbod in zoverre te handhaven zij het op een andere rechtsgrond, staat dit de appelrechter vrij. Dit oordeel houdt immers in dat voor het verbod als zodanig een voldoende rechtsgrond bestond, zodat het op deze andere rechtsgrond in hoger beroep is gehandhaafd. Het verbod was derhalve inhoudelijk niet onjuist, is niet gewijzigd en was terecht gegeven. Een eenvoudig voorbeeld maakt dit duidelijk. Als in kort geding aan de voorzieningenrechter door A tegen B een vordering wordt ingesteld die ertoe strekt dat B zich dient te onthouden van handeling X, en aan die vordering primair wanprestatie en subsidiair onrechtmatig handelen ten grondslag wordt gelegd, kan de appelrechter dit verbod in stand laten als hij anders dan de voorzieningenrechter oordeelt dat niet wanprestatie doch onrechtmatig handelen de juridisch juiste grond is. Daarmee stelt de appelrechter niet een verbod in met terugwerkende kracht, doch bekrachtigt hij het oordeel van de voorzieningenrechter met verbetering van de gronden. Dat is precies wat ook in dit geval is gebeurd. Inbreuk op het auteursrecht wordt vervangen door inbreuk op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Het hof heeft de termijn verkort, maar dat betekent niet dat het daardoor een ander verbod wordt. Het is nog steeds een verbod tot het plegen van inbreuk, maar de termijn gedurende welke dit verbod geldt is een andere. Omdat het een kortere termijn is kan ook wat de tenuitvoerlegging betreft geen probleem ontstaan.
5.2
De jurisprudentie waarnaar in de schriftelijke toelichting van [eiseres] wordt verwezen, heeft naar mijn mening in dit geval geen betekenis. Dit kan als volgt worden toegelicht. In de eerste plaats geldt in dit geval niet de rechtspraak dat bij vernietiging van een vonnis waarbij een dwangsom is opgelegd, aan de veroordeling met terugwerkende kracht de rechtsgrond komt te ontvallen.5.Het hof heeft immers onmiskenbaar de oplegging van de dwangsom in stand gelaten met vervanging van de rechtsgrond. Naar mijn opvatting is dit niet strijdig met het Meccano-arrest.6.Dat de duur beperkt is, levert een partiële vernietiging op die echter geen afbreuk doet aan de belangen van [eiseres]. In de tweede plaats meen ik dat de dwangsom wat het verbod tot inbreuk betreft materieel op dezelfde hoofdveroordeling betrekking heeft, zij het met een andere rechtsgrond. Daarvan is ook het hof uitgegaan.7.[eiseres] verwijst in haar schriftelijke toelichting naar rechtspraak die betrekking heeft op verandering van het verbod in hoger beroep. Deze lijkt me hier niet relevant. Onderdeel 1.2 mist zelfstandige betekenis.
5.3
Volgens onderdeel 2.1 heeft het hof in rov. 4.15 miskend dat als ontwerper in de zin van artikel 14 GModVo slechts kan gelden degene die het uiteindelijke model feitelijk heeft ontworpen. En niet degene die daarvoor suggesties in de vorm van een schets heeft aangedragen, althans niet degene die het ontwerp heeft goedgekeurd. In het onderhavige geval moeten de freelance ontwerpers worden beschouwd als de ontwerper in de zin van voormelde bepaling. Dit onderdeel wordt nader uitgewerkt in de volgende onderdelen. Onderdeel 2.2 verwijt het hof buiten de grenzen van de rechtsstrijd te zijn getreden en een verrassingsbeslissing te hebben gegeven. Onderdeel 2.3 bestrijdt het oordeel van het hof als onbegrijpelijk omdat uit de processtukken niet blijkt dat Basil op basis van een schets nauwkeurige instructies heeft gegeven aan de freelance ontwerpers. Voorts voert zij aan dat Basil niet heeft betoogd dat de ontwerpers uitsluitend overleg hebben gevoerd met [betrokkene 3]. Onderdeel 2.4 verwijt het hof dat het niet heeft uitgelegd waarom productie 32 van belang is voor zijn beslissing. Onderdeel 2.5 bevat klachten die betrekking hebben op de al dan niet aanwezigheid van specifieke kenmerken in de ten processe bedoelde schets.
5.4
Vooropgesteld moet worden dat art. 14 GModVo niet zo ruim uitgelegd mag worden dat het ook opdrachtgevers tot rechthebbende maakt.8.Het hof heeft dit niet miskend, doch het heeft zijn oordeel dat Basil (mede)ontwerper is in de zin van art. 14 GModVo gebaseerd op de omstandigheden dat: i) Basil op basis van een eerste schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan de freelance ontwerpers en ii) de ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen zijn gedaan op instructie van [betrokkene 3], directeur/werknemer van Basil. Het feit dat de freelance ontwerpers het eerste ontwerp verder hebben uitgewerkt, maakt naar het oordeel van het hof niet onmogelijk dat Basil als werkgeefster van [betrokkene 3] in ieder geval medeontwerper is van de mand; tezamen met de freelance ontwerpers, zoals art. 14 lid 2 GModVo mogelijk maakt.9.Dit oordeel lijkt mij niet onjuist en ook niet onbegrijpelijk. Het is voorbehouden aan het hof als rechter die over de feiten oordeelt. Het oordeel vindt voldoende steun in de door Basil aangevoerde stellingen.10.De klachten die gedeeltelijk feitelijke grondslag missen, kunnen daarom niet tot cassatie leiden. Zij stellen bovendien eisen aan de motivering die niet gelden voor een beslissing in kort geding. Ik wijs erop dat Basil al in de inleidende dagvaarding onder 11 onder verwijzing naar productie 6 heeft gesteld dat zij de onderhavige fietsmanden heeft ontworpen en op basis van nauwkeurige instructies in productie heeft gegeven aan haar Indonesische producent. Basil heeft ook aangevoerd dat zij werkt met computertekeningen en dat [betrokkene 3] degene was die bepaalde wat er gebeurde. Basil heeft een en ander nog eens toegelicht in de memorie van antwoord onder 19-27. Het hof is kennelijk ervan uitgegaan dat Basil zodanig concrete instructies heeft gegeven dat daarin al een ontwerp voor de mand lag besloten. Om die reden zie ik niet in dat het hof een verrassingsbeslissing heeft gegeven. Ik kan in de overwegingen van het hof niet lezen dat bijzonder belang is toegekend aan productie 32 van Basil. Voor zover de klachten beogen Uw Raad te bewegen tot een herbeoordeling van de onderhavige feitelijke stellingen, miskennen zij de taak van de cassatierechter.
5.5
Onderdeel 3 keert zich tegen rov. 4.13 van het hof waarin het hof heeft overwogen dat de geringe verschillen tussen de Basil Denton en de [eiseres] New Looxs Java zodanig in het niet vallen bij de overeenkomsten dat de manden als nagenoeg gelijk zijn aan te merken. Onderdeel 3.1 klaagt over rov. 4.14 waarin het hof heeft overwogen dat voor inbreuk niet is vereist dat de “Java” een een-op-een kopie is van de Basil Denton mand. Het onderdeel is tevergeefs voorgesteld omdat het oordeel van het hof juist is. Het hof heeft in de bestreden overwegingen tot uitdrukking gebracht dat van een inbreuk ook sprake kan zijn als de verschillen tussen beide manden zo gering zijn dat ze als verwaarloosbaar moeten worden beschouwd en in dat geval van namaak moet worden gesproken, zoals, naar het hof heeft aangenomen, kennelijk ook de bedoeling was van [eiseres] naar blijkt uit de door het hof aangehaalde passage uit haar instructie aan de maker van haar mand. Op dit punt verwijst [eiseres] naar de jurisprudentie omtrent “ontlening” waartoe een mate van overeenstemming is vereist die van zodanige aard en omvang is dat het werk niet meer als zelfstandig werk kan worden beschouwd.11.Naar mijn mening heeft het hof deze maatstaf niet miskend. Wat onderdeel 3.2 betreft volsta ik te verwijzen naar het feitelijke en niet onbegrijpelijke oordeel van het hof dat de vermelde verschillen zo gering zijn dat ze te verwaarlozen zijn.
5.6
Onderdeel 4 wordt voorgesteld onder de voorwaarde dat ten minste een van de voorgaande onderdelen gegrond is. Die voorwaarde is wat mij betreft niet vervuld. Ik ben het echter inhoudelijk eens met de strekking van de klacht. Het onderdeel heeft alleen betrekking op de overgelegde productie 23 waarin de proceskosten zijn gespecificeerd. Het is niet aannemelijk dat daartegen geen verweer mogelijk was.12.
5.7
Onderdeel 5 mist zelfstandige betekenis.
6. Beoordeling van het incidentele cassatieberoep
6.1
Het middel in het incidentele cassatieberoep is ingesteld onder de voorwaarde dat een of meer van de klachten in het principale beroep slaagt/slagen. Als mijn conclusie wordt gevolgd is deze voorwaarde niet vervuld, maar desondanks zal ik de klachten bespreken.
6.2
Onderdeel 1 bevat alleen een inleiding waaruit blijkt dat de klachten zich richten tegen de volgende overweging van het hof:
“4.22 (…) In aanmerking genomen het door [eiseres] aangedragen vormgevingserfgoed, kan bij gebreke van een deugdelijke toelichting (die evenwel ontbreekt), niet worden aangenomen dat de keuze voor de afzonderlijke uit de Basil Denton mand blijkende elementen, ook in combinatie, is terug te voeren op de vrije en creatieve keuze van de maker. Uit hetgeen hiervoor in r.o. 4.21 is overwogen vloeit immers voort, dat de afzonderlijke uit de Basil Denton mand blijkende elementen te zeer voortvloeien uit de (niet creatieve) keuze voor het materiaal (rotan) en de uit het oogpunt van het gebruiksdoel (als (fiets)mand) te stellen eisen. Dientengevolge zijn alle kenmerken van de Basil Denton zó banaal, dan wel zozeer technisch en/of functioneel bepaald, dat in de afzonderlijke elementen, noch in de combinatie ervan, een persoonlijk stempel van de maker is te onderkennen. (…)”
De laatste zin moet als ik het goed zie worden gelezen alsof er geen komma staat achter “elementen” en achter “ervan”.
6.3
Onderdeel 2 betoogt dat het hof door de eis van een deugdelijke toelichting te stellen een te zware maatstaf heeft gehanteerd bij zijn oordeel omtrent het persoonlijk stempel van de maker. Volgens het onderdeel komt het bij een toetsing er op aan of de maker bij het creëren van het voortbrengsel subjectieve keuzes heeft gemaakt, welke keuzes kunnen bestaan uit een combinatie van al bekende elementen. Het hof heeft miskend dat ook indien een voortbrengsel dient te voldoen aan technische of functionele eisen, de keuzemogelijkheden zodanig kunnen zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker, welke keuzes bovendien dienen te blijken uit het voortbrengsel zelf, aldus het onderdeel.
6.4
Als de klachten inhouden dat het hof heeft miskend dat alleen de subjectieve trekken van een werk in de beoordeling van het persoonlijk stempel van de maker worden betrokken, gaan zij uit van een onjuiste rechtsopvatting. Uw Raad heeft deze leer immers verworpen.13.
6.5
Voor het overige berusten de klachten op een onjuiste lezing van de bestreden overweging. Het hof heeft op grond van hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd, ook over het vormgevingserfgoed, niet (zonder meer) aannemelijk geacht dat de specifieke elementen van de Basil Denton een voortvloeisel zijn van vrije en creatieve keuzes van de maker. Uit de gewone regels van stelplicht en bewijslast volgt dan dat Basil haar standpunt nader had moeten toelichten. Basil heeft haar stellingen op dit punt naar het oordeel van het hof niet voldoende gemotiveerd. Anders dan het onderdeel veronderstelt heeft het hof niet een zware maatstaf toegepast. Onderdeel 3 voert aan dat dit oordeel van het hof onbegrijpelijk is omdat het hof zijn oordeel niet heeft gemotiveerd. Ook deze klacht mist feitelijke grondslag omdat uit voren aangehaalde passage blijkt dat het hof dit wel heeft gedaan, terwijl de beoordeling van de auteursrechtelijke beschermingsomvang van een bepaald werk en van de vraag of daarop door een ander werk inbreuk wordt gemaakt, in hoge mate feitelijk van aard is en daarom slechts in (zeer) beperkte mate vatbaar is voor toetsing in cassatie14.. Voorts zij nog opgemerkt dat de motivering van die beslissing niet steeds vereist dat alle door een partij aangedragen stellingen door de rechter uitdrukkelijk in de motivering worden betrokken15.
7. Slotsom
7.1
Mijn conclusie strekt zowel in het principale als in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
7.2
Partijen hebben nog een debat gevoerd over de kosten van het geding in cassatie. Omdat het niet gebruikelijk is de kosten bij verwerping van beide beroepen te compenseren (wat ik wel praktisch zou vinden), moet hierover worden beslist. Basil voert aan dat [eiseres] geen veroordeling van proceskosten heeft gevorderd, maar ziet eraan voorbij dat in de cassatiedagvaarding staat: kosten rechtens. Dit is voldoende grond voor een proceskostenveroordeling. Vervolgens heeft [eiseres] bij conclusie van antwoord (in het incidenteel cassatieberoep) haar verzuim hersteld en alsnog een vergoeding op de voet van art. 1019h Rv gevorderd. Als het principale beroep wordt verworpen, is de omvang van de kosten van [eiseres] niet van belang. Bij een andere beslissing moet worden beoordeeld of het bedrag van € 24.757,79 redelijk is. Ik ben het eens met het standpunt van Basil dat niet in te zien valt waarom de kosten van [eiseres]’ advocaat in feitelijke instanties in cassatie volledig moeten worden meegerekend.16.Basil heeft haar kosten begroot op € 15.000,--. Zij heeft nader toegelicht dat het gaat om 55 uren en 20 minuten van haar cassatieadvocaat hetgeen neerkomt op een tarief van € 275,--, dat zeker redelijk is. Zij rekent driekwart van haar kosten toe aan het principale beroep en een kwart aan het incidentele.17.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Waarnemend A-G.
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 13‑11‑2015
Zie het bestreden arrest onder 2(.1-2.19) en rov. 2(.1-2.14) van het vonnis van de rechtbank.
Verordening (EG) Nr. 1383/2003 van de Raad van 22 juli 2003 inzake het optreden van de douaneautoriteiten ten aanzien van goederen waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en inzake de maatregelen ten aanzien van goederen waarvan is vastgesteld dat zij inbreuk maken op dergelijke rechten.
ECLI:NL:GHDHA:2014:4187, IER 2014/62, m.nt. Geerts onder IER 2014/61.
BenGH 14 april 1983, ECLI:NL:XX:1983:AG4567, NJ 1983/615, m.nt. WHH.
HR 22 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2828, NJ 1999/381, m.nt. DWFV.
Zie rov. 4.18, 4.25 en 4.26. Vgl. ook M.B. Beekhoven van den Boezem, De dwangsom in het burgerlijk recht, diss. Groningen 2006, p. 203.
HvJEG 2 juli 2009, C-32/08, ECLI:NL:XX:2009:BJ2264, BIE 2009/82 (Feia/Cul de Sac e.a.)
Zie Van Nispen, Huydecoper en Cohen Jehoram, Industriële eigendom, Deel 3 Vormen, namen en reclame, 2012, onder 1.5.1. en Eichmann/von Falckenstein/Kühne, Designgesetz, 5.Auflage 2015, onder III, die erop wijzen dat “ein geringfügiger eigenschöpferischer Beitrag genügt” volgens BGH 26 februari 2009 – I ZR 142/06, GRUR 2009, 1046, Tz 43. Zie over de Gemeenschapsmodellenverordening ook HR 31 mei 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1983, NJ 2013/193, m.nt. Spoor, en HR 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:1036, NJ 2015/178, m.nt. Verkade.
Zie onderdeel 11 van de inleidende dagvaarding, met productie 6, en onderdeel 20 van de mva met producties 30 en 31 van Basil; in de pleitnota van de advocaat van [eiseres] onder 4 staat een betwisting die niet erg specifiek is. Of de aangevoerde feiten voldoende zijn, is een kwestie van feitelijke waardering en uitleg van de gedingstukken.
HR 29 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8456, NJ 2003/17 (Una Voce Particolare).
HR 30 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2153, NJ 2008/556, m.nt. Dommering.
Zie daarover T. Cohen Jehoram in: Middelen voor Meijer. Liber Amicorum mr. R.S. Meijer, Den Haag 2013, p. 65 e.v. Ook voor rechtspraakgegevens.
Zie recentelijk: HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1200, NJ 2015/234.
Zie vorige voetnoot.
HR 13 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:292, NJ 2015/286
Dupliek onder 2.2.
Beroepschrift 12‑12‑2014
Hoge Raad der Nederlanden
Zittingsdatum: 12 december 2014
CONCLUSIE VAN ANTWOORD TEVENS VOORWAARDELIJK INCIDENTEEL CASSATIEBEROEP
Inzake:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BASIL B.V.
gevestigd te Ulft (gemeente Oude IJsselstreek)
verweerster in het principaal cassatieberoep
eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep
advocaat: Mr C.S.G. Janssens
tegen
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BURGERS LEDERWARENFABRIEK WIJCHEN B.V.
gevestigd te Wijchen
eiseres in het principaal cassatieberoep
verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep
advocaat: Mr M.W. Scheltema
I
In het principale cassatieberoep
Verweerster in het principale cassatieberoep doet eerbiedig zeggen voor antwoord in het principale cassatieberoep:
Het Hof heeft in het bestreden arrest het recht niet geschonden noch vormen verzuimd welke op straffe van nietigheid in acht moeten worden genomen.
II
In het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep
Eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep stelt voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep — de voorwaarde zijnde dat een of meerdere van de in het principaal cassatieberoep voorgestelde klachten slagen — in en voert daartoe aan het navolgende:
Cassatiemiddel
Schending van het recht en/of verzuim van vormen waarvan de niet-inachtneming nietigheid meebrengt, doordat het Gerechtshof in het bestreden arrest van 22 juli 2014 in de rovv. 4.1, 4.19–4.22 en in het dictum van het bestreden arrest onjuiste en/of onbegrijpelijke beslissingen heeft genomen, gelet op één of meer van de navolgende, zo nodig in onderling verband en in onderlinge samenhang te lezen redenen:
1.
Het Hof heeft in rov. 4.1 geoordeeld dat de vorderingen van Basil niet toewijsbaar zijn op de grondslag van auteursrechtinbreuk, waarbij het in rovv. 4.19 tot en met 4.22 kort gezegd heeft overwogen en geoordeeld dat de Basil Denton fietsmand weliswaar een eigen karakter heeft, maar dat de Basil Denton het persoonlijk stempel van de maker ontbeert. Het Hof heeft daartoe geoordeeld dat de Basil Denton banale en triviale elementen kent en keuzes zijn gemaakt die ingegeven zijn door eisen van functionaliteit. Dit een ander brengt het Hof in rov. 4.22 tot het oordeel dat
‘Hoewel op zichzelf juist is dat de selectie en combinatie van op zichzelf niet oorspronkelijke elementen een auteursrechtelijk beschermd werk kan opleveren, zoals Basil heeft aangevoerd, kan dat haar in het onderhavige geval niet baten. In aanmerking genomen het door Burgers aangedragen vormgevingserfgoed, kan bij gebreke van een deugdelijke toelichting (die evenwel ontbreekt), niet worden aangenomen dat de keuze voor de afzonderlijke uit de Basil Denton mand blijkende elementen, ook in combinatie, is terug te voeren op vrije en creatieve keuzes van de maker. Uit hetgeen hiervoor in rov. 4.21 is overwogen vloeit immers voort dat de afzonderlijke uit de Basil Denton mand blijkende elementen te zeer voortvloeien uit de niet-creatieve keuze voor het materiaal (rotan) en de uit oogpunt van het gebruiksdoel (als (fiets)mand) te stellen eisen. Dientengevolge zijn alle kenmerken van de Basil Denton zó banaal, dan wel zozeer technisch en/of functioneel bepaald, dat in de afzonderlijke elementen, noch in de combinatie ervan, een persoonlijk stempel van de maker is te onderkennen. Anders dan de Rechtbank is het Hof daarom voorshands van oordeel dat de Basil Denton de ondergrens voor auteursrechtelijke bescherming niet haalt. (…)’
2.
Met dit oordeel heeft het Hof een te zware maatstaf gehanteerd — en aldus blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting — voor het oordeel of sprake is van een persoonlijk stempel van de maker. Bij de laagdrempelige toetsing of een schepping het persoonlijk stempel van de maker draagt komt het er immers op aan of de maker bij het creëren van het voortbrengsel subjectieve keuzes heeft gemaakt, welke keuzes kunnen bestaan uit een combinatie van al bekende elementen. Het Hof heeft evenwel ten onrechte de eis gesteld dat Basil, gezien het vormgevingserfgoed, een ‘deugdelijke toelichting’ op de vrije en creatieve keuzes had dienen te geven en voorts is het Hof er ten onrechte aan voorbijgegaan dat ook indien een voortbrengsel dient te voldoen aan technische of functionele eisen, de keuzemogelijkheden zodanig kunnen, zijn dat voldoende ruimte bestaat voor creatieve keuzes van de maker, weke keuzes bovendien dienen te blijken uit het voortbrengsel zelf.
3.
Althans is 's Hofs oordeel, in het licht van hetgeen Basil heeft gesteld ten aanzien van de oorspronkelijkheid en de creatieve keuzes die het bij het ontwerp van de Basil Denton heeft gemaakt1. zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het Hof heeft immers niet gemotiveerd waarom het van oordeel is dat uit de combinatie van niet oorspronkelijke elementen in de Basil Denton niet het persoonlijk stempel van de maker is te herleiden, hetgeen temeer klemt omdat Basil, ter onderbouwing van haar stelling dat bij haar schepping subjectieve keuzes zijn gemaakt, onder meer voorstudies en ontwerpen van de Basil Denton heeft overgelegd.
Met conclusie:
in het principaal cassatieberoep:
tot verwerping van het cassatieberoep, met veroordeling van eiseres tot cassatie in de kosten ex artikel 1019h Rv.
in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep:
dat het de Hoge Raad der Nederlanden behage het arrest a quo op grond van één of meerdere onderdelen van het voorgestelde voorwaardelijke cassatiemiddel te vernietigen met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad der Nederlanden zal vermenen te behoren, een en ander met veroordeling van verweerder in cassatie in de kosten van het cassatieberoep ex artikel 1019h Rv.
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 12‑12‑2014
Onder meer Pleitaantekeningen Mr Adam-van Straalen d.d. 21 februari 2013, posita 29–32, 59–63, Memorie van grieven, posita 20–24, pleitnotities Mr Adam-van Straalen d.d. 17 april 2014, posita 2.2–2.6.
Beroepschrift 10‑09‑2014
Heden, de [tiende september] tweeduizendveertien
[heb ik, Pauline Antoinet Aalsma. als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van mr. Frederik Joseph Bronwasser, gerechtsdeurwaarder met plaats van vestiging Rotterdam, kantoorhoudende aldaar aan de Teilingerstraal 170:]
OP VERZOEK VAN:
de besloten vennootschap Burgers Lederwaren Wijchen B.V., gevestigd te Wijchen, te dezer zake woonplaats gekozen hebbende te Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg nr. 57, gebouw New Babylon (postbus 11756, 2502 AT), ten kantore van mr. M.W. Scheltena, advocaat bij de Hoge Raad, die door requirante is aangewezen om haar te vertegenwoordigen in na te melden geding in cassatie;
AAN:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Basil B.V., gevestigd te Ulft, maar overeenkomstig art. 63 lid 1 Rv mijn exploot doende te Rotterdam aan de Boompjes 40, ten kantore van mr. T.Y. Adam-van Straaten, alwaar de gerequireerde in vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, aldaar aan laatstgenoemd adres mijn exploot doende een afschrift dezes-, alsmede van na te melden exploot latende aan:
[B.R. de Ruiter], aldaar werkzaam
BETEKEND:
de cassatiedagvaarding van (t.k.-) gerechtsdeurwaarder A. Kamstra te Rotterdam d.d. 5 september 2014 op verzoek van requirante betekend aan de gerequireerde, van welke cassatiedagvaarding de inhoud ten deze als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd en naar de inhoud van welke cassatiedagvaarding ten deze uitdrukkelijk wordt verwezen;
AANGEZEGD;
dat in deze dagvaarding is verzuimd de constitutie van de verzoekende partij, namelijk een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, te vermelden, hetwelk een gebrek in de dagvaarding oplevert, welk gebrek mijn requirante bij deze herstelt.
De dagvaarding werd derhalve betekend op verzoek van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Burgers Lederwarenfabriek Wijchen B.V., gevestigd te Wijchen.
De kosten dezes worden gedragen door mij, (t.k.-) gerechtsdeurwaarder.
(t.k.-) gerechtsdeurwaarder
Beroepschrift 09‑05‑2014
Heden, de [vijfde september] tweeduizendveertien, ten verzoeke van Burgers Lederwarenfabriek Wijchen B.V., waarvan de zetel is gevestigd te Wijchen, te dezer zake woonplaats kiezende te Den Haag aan de Bezuidenhoutseweg nr 57 (2594 AC), gebouw New Babylon (postbus 11756, 2502 AT), ten kantore van mr. M.W. Scheltema, advocaat bij de Hoge Raad, die door haar wordt aangewezen om haar te vertegenwoordigen in na te melden geding in cassatie;
[heb ik, Aart Kamstra, als toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder werkzaam op het kantoor van Marinus Antonie van Elten, gerechtsdeurwaarder met plaats van vestiging Rotterdam, kantoorhoudende aldaar aan de Teilingerstraat 170;]
AAN
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Basil B.V., gevestigd te Ulft, maar overeenkomstig art. 63 lid 1 Rv mijn exploot doende te Rotterdam aan de Boompjes 40 (Postbus 546, 3000 AM), ten kantore van mr. T.Y. Adam-van Straaten, advocaat alwaar de gerequireerde in vorige instantie laatstelijk woonplaats heeft gekozen, [aldaar aan dat adres een afschrift dezes latende aan;]
[L. Hulsbos, aldaar werkzaam;]
AANGEZEGD
dat mijn requirante hierbij beroep in cassatie instelt tegen het arrest van het Gerechtshof Den Haag, onder zaaknr. 200.126.653/01 tussen mijn requirante als appellante en gerequireerde als geïntimeerde gewezen en ter openbare terechtzitting van 22 juli 2014 uitgesproken;
voorts heb ik, deurwaarder, geheel exploiterend en relaterend als voormeld, de geïnsinueerde voornoemd,
GEDAGVAARD
om op vrijdag de tiende oktober tweeduizendveertien, des voormiddags om 10.00 uur, vertegenwoordigd door een advocaat bij de Hoge Raad, te verschijnen ter terechtzitting van de Hoge Raad, Eerste Enkelvoudige Kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, die alsdan wordt gehouden in het gebouw van de Hoge Raad aan de Kazernestraat nr. 52 te Den Haag;
MET DE UITDRUKKELIJKE VERMELDING:
- •
dat van gerequireerde bij verschijning een griffierecht zal worden geheven en dat dit griffierecht verschuldigd is vanaf haar verschijning in het geding en binnen vier weken nadien dient te zijn voldaan;
- •
dat de hoogte van de griffierechten is vermeld in de meest recente bijlage behorende bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken, die onder meer is te vinden op de website www.wetten.overheid.nl/BWBR0028899/,
- •
dat van een persoon die onvermogend is, een bij of krachtens de wet vastgesteld griffierecht voor onvermogenden wordt geheven, indien hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
- 1o.
een afschrift van het besluit tot toevoeging, bedoeld in artikel 29 van de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand, dan wel
- 2o.
een verklaring van het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel e, van de Wet op de rechtsbijstand waaruit blijkt dat zijn inkomen niet meer bedraagt dan de inkomens bedoeld in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 35, tweede lid, van die wet;
- •
dat indien gerequireerde in het geding verschijnt door advocaat te stellen, maar het door haar verschijning verschuldigde griffierecht niet tijdig voldoet, en de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, ingevolge art. 411 lid 1 Rv haar recht om verweer in cassatie te voeren of om van haar zijde in cassatie te komen vervalt.
TENEINDE
alsdan tegen voormeld arrest te horen aanvoeren het navolgende
Middel van cassatie
Schending van het recht en/of verzuim van het vormvereiste van een toereikende motivering doordat het hof heeft geoordeeld als vermeld in rov. 4.2–4.18, 4.25–4.27 en 5, zulks ten onrechte om de navolgende, mede in onderling verband en samenhang in aanmerking te nemen redenen:
1
Het hof heeft in rov. 4.1 en 4.19–4.22 beslist dat het vonnis van de voorzieningenrechter waarin deze een op het auteursrecht van Basil op de New Looks Java fietsmand gebaseerde verbodsvordering heeft toegewezen, geen stand kan houden en de vorderingen van Basil niet voor toewijzing in aanmerking komen op de grondslag van auteursrechtinbreuk. Het hof heeft evenwel in rov. 4.2–4.18 beslist dat voor zover de verbodsvordering van Basil is gebaseerd op een haar toekomend recht op een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel deze toewijsbaar is met dien verstande dat de bescherming is beperkt tot 30 augustus 2014.
Dit heeft het hof in rov. 4.25 tot de conclusie gebracht dat het in eerst[e] aanleg opgelegde verbod in duur wordt beperkt tot 30 augustus 2014 en dat het vonnis voor het overige wordt bekrachtigd, alles met dien verstande dat deze beslissingen hun grondslag hebben in inbreuk op de aan Basil toekomende niet-geregistreerde modelrechten op de Basil Denton fietsmand.
Het hof heeft vervolgens in het dictum van zijn arrest (in rov. 5.1) rov. 5.1 van het dictum (van het vonnis van de voorzieningenrechter) vernietigd en opnieuw rechtdoende Burgers geboden met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis tot 30 augustus 2014 het gebruik van het niet-ingeschreven modelrecht ten aanzien van de vormgeving van de Basil Denton in de EER te staken en gestaakt te houden, waaronder in ieder geval moet worden verstaan het vervaardigen, aanbieden, in de handel brengen, invoeren, uitvoeren, alsmede het voor deze doeleinden in voorraad hebben van fietsmanden van het type New Looks Java. Het hof heeft het vonnis voor het overige bekrachtigd, met dien verstande dat deze beslissingen hun grondslag hebben in inbreuk op de aan Basil toekomende niet-geregistreerde modelrechten op de Basil Denton fietsmand en Burgers veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.
Klachten
1.1
's Hofs beslissingen in rov. 4.26 en in het dictum van zijn arrest zijn rechtens onjuist. Het hof heeft miskend dat het de vordering van Basil op een (geheel) andere grondslag heeft toegewezen dan de voorzieningenrechter. Het hof kon het dictum van het vonnis van de voorzieningenrechter daarom niet slechts vernietigen met betrekking tot de grondslag van het gebod aan Burgers de inbreuk te staken en gestaakt te houden, met instandhouding van het vonnis van de voorzieningenrechter voor het overige. Er kan immers niet met terugwerkende kracht een dwangsom worden verbonden aan een veroordeling op een andere grondslag. Dat is in strijd met de rechtszekerheid en strookt ook niet met het karakter van een dwangsom als prikkel tot nakoming van de veroordeling.
Het hof had het vonnis van de voorzieningenrechter derhalve ook met betrekking tot de opgelegde dwangsom moeten vernietigen en had (ten hoogste) aan de in zijn arrest uitgesproken veroordeling een dwangsom kunnen verbinden met onmiddellijke ingang na betekening van zijn arrest tot 30 augustus 2014.
1.2
Het in onderdeel 1.1 betoogde geldt mutatis mutandis voor de overige door de voorzieningenrechter in rov. 5.2 en 5.3 van het dictum opgenomen veroordelingen, die het hof eveneens heeft bekrachtigd.
2
Het hof heeft in rov. 4.15 ten aanzien van de vraag of Basil een vorderingsrecht toekomt, waarvoor volgens het hof noodzakelijk is dat zij kan worden beschouwd als maker/ontwerper van de Basil Denton fietsmand, overwogen dat Basil voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij op basis van een schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en de sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan een team freelance ontwerpers. Daarop is dit ontwerp volgens het hof weliswaar verder uitgewerkt door die freelance ontwerpers, maar zijn de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen, naar Basil onweersproken heeft gesteld, steeds gedaan op instructie van [de directeur] in de uitoefening van zijn functie als directeur/werknemer van Basil. Derhalve moet [de directeur], aldus het hof, in elk geval als mede-ontwerper van de Basil Denton fietsmand worden aangemerkt en komt het recht op het gemeenschapsmodel gezamenlijk toe aan de freelance ontwerpers en — ingevolge artikel 14 lid 3 GModVo — aan Basil.
Klachten
2.1
Het hof heeft in rov. 4.15 miskend dat als ontwerper in de zin van artikel 14 GModVo slechts kan gelden degene die het uiteindelijke model feitelijk heeft ontworpen en niet (mede) degene die daarvoor suggesties (in de vorm van een schets) heeft aangedragen. Althans kan niet als ontwerper worden aangemerkt degene die aan hem voorgelegde concept ontwerpen goed- of afkeurt.
Ten aanzien van opdrachtnemers, zoals in het onderhavige geval de freelance ontwerpers, geldt bovendien dat zij als ontwerpers in de zin van artikel 14 GModVo worden aangemerkt en niet de opdrachtgever die instructies heeft gegeven, tenzij anderszins is overeengekomen. Basil heeft echter niet gesteld en het hof heeft ook niet vastgesteld dat in het onderhavige geval anderszins is overeengekomen.
Het vorenstaande brengt mee dat alleen de freelance ontwerpers als ontwerper kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 14GModVo.
2.2
Het hof heeft met zijn beslissing in rov. 4.15 de grenzen van de rechtsstrijd miskend, althans een ontoelaatbare verrassingsbeslissing gegeven. Basil lijkt in eerste aanleg te hebben willen suggereren dat zij de Basil Denton fietsmand zelf had ontworpen aan de hand van een computertekening, maar heeft daarover geen duidelijk standpunt ingenomen.1. In hoger beroep heeft Basil echter, in antwoord op het betoog van Burgers,2. (enkel) uiteengezet dat de heer [naam 1] geen enkele zeggenschap had over de uiterlijke vormgeving van de fietsmanden van Basil. Ter onderbouwing van dat betoog heeft zij aangevoerd dat haar directeur, [de directeur], aan zijn vaste team van freelance ontwerpers heeft gevraagd onderzoek te doen naar fietsmanden en op basis daarvan met een eigen ontwerp te komen,3. Basil heeft in verband met dit ontwerpproces verwezen naar productie 30 In hoger beroep waaruit het proces van ontwikkeling en ontwerp in de vorm van voorstudies en ontwerpen blijkt.4. Als productie 31 in hoger beroep heeft zij voorts overgelegd een e-mailwisseling tussen de freelance ontwerpers en [de directeur].5. Zij heeft betoogd dat uit deze producties blijkt dat de ontwerpers, uitsluitend in overleg met [de directeur], tot een eigen creatief ontwerp van de Basil Denton fietsmand zijn gekomen.6. Basil heeft derhalve in hoger beroep aangevoerd dat de freelance ontwerpers (uitsluitend) in overleg met [de directeur] (en daarmee niet met de heer [naam 1]) tot een eigen creatief ontwerp van de Basil Denton fietsmand zijn gekomen. Basil heeft zich er dus niet op beroepen dat [de directeur] zodanige instructies zou hebben gegeven dat hij als (mede) ontwerper van de Basil Denton fietsmand zou kunnen worden aangemerkt.
Bovendien heeft Basil zich er niet op beroepen dat zij op basis van een schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en de sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan een team freelance ontwerpers.
2.3
Indien in cassatie uitgangspunt zou moeten zijn dat het hof in rov. 4.15 de grenzen van de rechtsstrijd niet heeft miskend, althans geen verrassingsbeslissing heeft gegeven, is zijn beslissing zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Niet valt immers in te zien waarop het hof baseert dat Basil op basis van een schets voor een rotan fietsmand, met daarin reeds gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en de sluiting aan de voorzijde, instructie heeft gegeven aan een team freelance ontwerpers. De door Basil in hoger beroep overgelegde productie 30 bevat gedetailleerde schetsen van fietsmanden, maar mede in het licht van de stelling van Basil dat daaruit het proces van ontwikkeling en ontwerp in de vorm van voorstudies en ontwerpen blijkt op basis waarvan de freelance ontwerpers in overleg met [de directeur] tot een eigen creatief ontwerp van de Basil Denton fietsmand zijn gekomen,7. volgt daaruit niet dat deze schetsen van Basil afkomstig zijn.8. Bovendien kunnen deze computertekeningen ook niet zonder meer als schets worden gekenmerkt. De enige schets die zich in het dossier bevindt, is een schets die als onderdeel van productie 31 is overgelegd. Deze schetst is blijkens de e-maii waar deze was bijgevoegd door de ene freelance ontwerper aan de andere toegezonden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt daarom niet in te zien waarom deze schets door [de directeur]/Basil zou zijn vervaardigd en evenmin dat [de directeur]/Basil deze aan de freelance ontwerpers zou hebben toegezonden of in verband daarmee instructies zou hebben gegeven aan de freelance ontwerpers. Het vorenstaande geldt terneer nu Basil (in verband met productie 30 of 31) niet heeft gesteld dat zij aan de hand van gedetailleerde aanwijzingen omtrent maatvoering en de sluiting aan de voorzijde instructie heeft gegeven aan de freelance ontwerpers. Uit de e-mailwisseling die als productie 31 in hoger beroep is overgelegd volgt bovendien niet dat de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen steeds zijn gedaan op instructie van [de directeur]. Deze productie bevat immers naast e-mails tussen de freelance-ontwerpers onderling, waaruit zonder nadere toelichting, die ontbreekt, in ieder geval niet kan worden afgeleid dat [de directeur] instructies zou hebben gegeven aan deze freelance ontwerpers, slechts twee e-mails van een freelance ontwerper aan [de directeur] met schetsen van (delen van) fietsmanden. In de e-mail van 26 mei 2011 wordt aan [de directeur] gevraagd of hij akkoord kan gaan met de verhoudingen van het ontwerp voor een fietsmand. Vervolgens is [de directeur] bij e-mail van 27 mei 2011 een aantal meer gedetailleerde schetsen toegezonden. Mede gelet op de stelling van Basil dat de freelance ontwerpers in overleg met [de directeur] tot een eigen creatief ontwerp van de Basil Denton fietsmand zijn gekomen,9. valt niet zonder meer in te zien waarom de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen zijn gedaan krachtens instructies van [de directeur] en waarom hij zich niet zou hebben beperkt tot goedkeuring van bepaalde (voor)ontwerpen.10. Het vorenstaande geldt temeer nu Basil in verband met productie 31 ook niet heeft gesteld dat de uiteindelijke ontwerpkeuzes en nadere aanpassingen steeds zijn gedaan op instructie van [de directeur]. Dat volgens Basil uit de hiervoor genoemde ontwerp-documenten blijkt dat sprake is geweest van (bewuste) creatieve keuzes,11. brengt evenmin mee dat Basil zonder meer als (mede) ontwerper kan worden aangemerkt. Uit dit betoog blijkt immers niet dat ook Basil en niet slechts de freelance ontwerpers die keuzes hebben gemaakt.12.
2.4
Indien 's hofs beslissing in rov. 4.15 mede is gebaseerd op de door Basil in hoger beroep overgelegde productie 32,13. waarin de Indonesische fabrikant verklaart dat Basil de ontwerper is van de fietsmanden en waaruit Basil mede afleidt dat zij als ontwerper heeft te gelden, is zijn beslissing evenzeer zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Het hof heeft in dat geval geen inzicht geboden in zijn gedachtegang waarom deze productie van belang is voor zijn beslissing. Dat valt ook niet zonder meer in te zien. De fabrikant heeft immers, naar Basil in eerste aanleg heeft aangevoerd,14. de fietsmanden op basis van gedetailleerde door Basil aan haar verstrekte instructies (en deels met door Basil uit China aangevoerde materialen) geproduceerd. Nu Basil niet heeft gesteld dat deze fabrikant op de hoogte was van het achterliggende ontwerpproces in Nederland, is de verklaring van deze fabrikant dat degene die haar de gespecificeerde instructies heeft verstrekt de ontwerper is, ontoereikend om daarop, mede in het licht van de hiervoor genoemde stellingen van Basil, te kunnen baseren dat Basil als (mede) ontwerper moet worden aangemerkt.
2.5
Indien 's hofs beslissing in rov. 4.15 aldus moet worden begrepen dat de door hem bedoelde schets alle in rov. 4.5–4.10 genoemde specifieke kenmerkende elementen bevatte, is die beslissing, zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk. Niet zonder meer valt in te zien waarom Basil nog een team van freelance ontwerpers zou hebben ingeschakeld indien nagenoeg het volledige model al door haar was gecreëerd. Bovendien heeft het hof slechts vastgesteld dat Basil aannemelijk heeft gemaakt dat bepaalde specifieke kenmerkende elementen op de schets aanwezig waren, zodat niet zonder meer valt in te zien waarom dat ook voor alle overige kenmerkende elementen geldt. Daarenboven is het hof in dat geval buiten de grenzen van de rechtsstrijd getreden, althans heeft het in dat geval een ontoelaatbare verrassingsbeslissing gegeven. Basil heeft zich er niet op beroepen dat de door het hof bedoelde schets reeds alle door het hof genoemde specifieke kenmerkende elementen van de Basil Denton fietsmand bevatte.
3
Het hof heeft in rov. 4.13 overwogen dat de geringe verschillen tussen de Basil Denton enerzijds en de Burgers New Looxs Java anderszijds zodanig in het niet vallen bij de overeenkomsten dat de manden als nagenoeg gelijk zijn aan te merken.
Het hof heeft in rov. 4.14 opgemerkt dat deze grote mate van overeenstemming met slechts enkele detailverschillen tussen beide fietsmanden onmiskenbaar is terug te voeren op de door Burgers gegeven instructie aan de producent om de manden te leveren conform de Basil Denton en ‘to change the baskets a little bit so that they are not exactly the same as Basil’. Het hof heeft daaraan toegevoegd dat anders dan Burgers meent, voor inbreuk niet vereist is dat de Java een een-op-een kopie is van de Basil Denton mand.
Klachten
3.1
Naar het hof in rov. 4.14 heeft onderkend, kan de houder van een niet-ingeschreven model zich op grond van artikel 19 lid 2 GModVo alleen verzetten tegen inbreuk op dat model indien sprake is van namaak. Het hof heeft miskend dat het vereiste van namaak in artikel 19 lid 2 GModVo meebrengt dat sprake moet zijn van een een-op-een kopie.
3.2
Althans heeft het hof in rov. 4.13 en 4.14 miskend dat eerst aan het vereiste van namaak als bedoeld in artikel 19 lid 2 GModVo is voldaan indien, anders dan het hof in rov. 4.13 heeft vastgesteld, geen (duidelijke) verschillen tussen de Basil Denton enerzijds en de New Looxs Java anderzijds vallen aan te wijzen. In dat verband is relevant dat Burgers, naar het hof in rov. 4.14 heeft onderkend, aan haar fabrikant heeft gevraagd om enige verschillen tussen de New Looxs Java en de Basil Denton te creëren.
4
Het hof heeft in rov. 1 beslist dat Burgers voorafgaand aan het pleidooi in hoger beroep nadere producties 17 t/m 23 heeft ingezonden. Nu deze volgens het hof zijn ontvangen na de daarvoor in het procesreglement gestelde uiterste termijn voor indiening en Basil tegen de late indiening bezwaar heeft gemaakt, zijn deze producties geweigerd en zullen deze volgens het hof bij de beoordeling buiten beschouwing blijven.
Het hiernavolgende onderdeel wordt voorgesteld onder de voorwaarde dat uw Raad (één van de) voorgaande onderdelen 2 of 3 gegrond bevindt.
Klacht
4.1
Het hof heeft miskend dat als productie 23 een opgave van de door Burgers gemaakte (proces)kosten in hoger beroep is ingediend. Uitgangspunt is in dat verband dat de rechter in een civiele procedure slechts mag beslissen aan de hand van stukken tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan partijen voldoende gelegenheid is gegeven. Deze fundamentele regel van hoor en wederhoor heeft ook betrekking op het kennis kunnen nemen van en adequaat kunnen reageren op bescheiden die (kort) vóór of bij gelegenheid van een terechtzitting waarop zij aan de orde komen, worden overgelegd. Zolang het gaat om stukken waarvan de aard en omvang klaarblijkelijk geen beletsel vormen om daarvan binnen de beschikbare tijd kennis te nemen en daarop adequaat te reageren, mag de rechter aannemen dat aan deze eis is voldaan. In verband met een opgave van de proceskosten, die van eenvoudige aard is en een zeer geringe omvang kent, valt niet, althans niet zonder meer, in te zien waarom Basil daarvan geen kennis heeft kunnen nemen en daarop niet adequaat heeft kunnen reageren, ook niet als deze opgave niet voor de door het hof bedoelde periode voorafgaand aan het pleidooi is ingediend. Het hof had dan ook moeten onderzoeken of Basil doordat zij (iets) korter dan de door het hof bedoelde termijn de gelegenheid had om op deze kostenopgave te reageren onvoldoende kennis heeft kunnen nemen van deze opgave en/of daarop niet adequaat heeft kunnen reageren.
Het hof heeft bovendien, als het het vorenstaande niet heeft miskend, geen inzicht geboden in zijn gedachtegang waarom dat het geval zou zijn.
5
De vorenstaande onderdelen vitiëren bij gegrondbevinding ook 's hofs beslissingen in rov. 4.17, 4.18, 4.25 en 4.27.
En op grond van dit middel te horen eis doen dat het de Hoge Raad behage het arrest waarvan beroep te vernietigen met zodanige verdere beslissing als de Hoge Raad zal vermenen te behoren; kosten rechtens.
[De kosten dezes zijn]
[exploot | € | 44,52 |
vers. cfm. art. 9 Btag | € | |
subtotaal | € | |
verh. cfm.art. 10 Btag | € | |
totaal | € | 44,52] |
[(t.k.) gerechtsdeurwaarder]
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 09‑05‑2014
Zie de pleitaantekeningen mr. Th.Y. Adam-van Straaten en D. Ada in eerste aanleg, onder 29.
Zie de memorie van grieven, onder 2.5 en op p. 7.
Zie de memorie van antwoord, onder 20.
Memorie van antwoord, onder 20,
Memorie van antwoord, onder 20.
Memorie van antwoord, onder 20.
Memorie van antwoord, onder 20.
Zie ook het betoog namens Burgers in de pleitnota mr. drs. P.A.J.M. Lodestljn, onder 4.4.
Memoria van antwoord, onder 20.
Zie ook het betoog namens Burgers in de pleitnota mr. drs. P.A.J.M. Lodestljn, onder 4.6.
Memoria van antwoord, onder 21.
Vergelijk ook het betoog namens Burgers in de memorie van grieven, p. 7.
Waarop zij in da memorie van antwoord onder 21 een beroep heeft gedaan.
Zie de pleitaantekeningen mr. Th.Y. Adam-van Straaten en D. Ada in eerste aanleg, onder 30.