NJ 1999, 381
Merkenrecht; kort geding / taak appelrechter / belang bij vordering / risico executant.
HR 22-01-1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2828, m.nt. D.W.F. Verkade
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22 januari 1999
- Magistraten
Roelvink, Korthals Altes, Neleman, Van der Putt-Lauwers, De Savornin Lohman
- Zaaknummer
16771
C97/250
- Conclusie
A-G Langemeijer
- Noot
D.W.F. Verkade
- LJN
ZC2828
- JCDI
JCDI:ADS142639:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1999:ZC2828, Uitspraak, Hoge Raad, 22‑01‑1999
- Wetingang
BW art. 3:303; Rv (oud) art. 289
Essentie
Merkenrecht; kort geding. Taak appelrechter. Belang bij vordering. Risico executant.
In het kader van zijn taak de toewijsbaarheid van de vorderingen — binnen de grenzen van de rechtsstrijd — opnieuw te beoordelen heeft het hof terecht onderzocht of oorspronkelijk eiser nog voldoende belang had bij zijn vorderingen. Het hof was niet verplicht rekening te houden met de omstandigheid dat de vernietiging van het vonnis in eerste aanleg tot gevolg heeft dat de titel voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis, in het bijzonder voor het incasseren van dwangsommen, is weggevallen; het risico voor de tenuitvoerlegging van een vonnis dat nog ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.