Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 142/2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot uitvoering van Richtlijn 97/78/EG van de Raad wat betreft bepaalde monsters en producten die vrijgesteld zijn van veterinaire controles aan de grens krachtens die richtlijn
Artikel 6 Verwijdering door verbranding, verwijdering of hergebruik door meeverbranding en gebruik als brandstof
Geldend
Geldend vanaf 23-06-2020
- Bronpublicatie:
02-06-2020, PbEU 2020, L 172 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/735)
- Inwerkingtreding
23-06-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-06-2020, PbEU 2020, L 172 (uitgifte: 03-06-2020, regelingnummer: 2020/735)
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht (V)
1.
De bevoegde autoriteit zorgt ervoor dat verbranding en meeverbranding van dierlijke bijproducten en afgeleide producten uitsluitend plaatsvinden:
- a)
in verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties waaraan overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG een exploitatievergunning is verleend, of
- b)
in geval van bedrijven die overeenkomstig Richtlijn 2000/76/EG geen exploitatievergunning nodig hebben, in bedrijven die door de bevoegde autoriteit erkend zijn om dierlijke bijproducten of afgeleide producten door verbranding te verwijderen of, als het om afval gaat, door meeverbranding te verwijderen of te hergebruiken, overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009.
2.
De bevoegde autoriteit erkent de in lid 1, onder b), bedoelde verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 alleen als zij voldoen aan de eisen van bijlage III bij deze verordening.
3.
Exploitanten van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties leven de algemene eisen inzake verbranding en meeverbranding in bijlage III, hoofdstuk I, na.
4.
Exploitanten van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties met een hoge capaciteit leven de eisen van bijlage III, hoofdstuk II, na.
5.
Exploitanten van verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties met een lage capaciteit leven de eisen van bijlage III, hoofdstuk III, na.
6.
Exploitanten zorgen ervoor dat dat door hun beheerde stookinstallaties, anders dan die, die bijlage IV, hoofdstuk IV, afdeling 2 worden vermeld, waarin dierlijke bijproducten of afgeleide producten als brandstof worden gebruikt, voldoen aan de algemene voorschriften en specifieke eisen die respectievelijk zijn vastgesteld in de hoofdstukken IV en V van bijlage III en zijn erkend door de bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1069/2009.
7.
De bevoegde autoriteit erkent de in de zesde alinea bedoelde stookinstallaties voor het gebruik van dierlijke bijproducten en afgeleide producten als brandstof alleen als:
- a)
de stookinstallaties binnen het toepassingsgebied van hoofdstuk V van bijlage III bij deze verordening passen;
- b)
de stookinstallaties voldoen aan alle relevante algemene eisen en specifieke eisen die zijn vastgesteld in de hoofdstukken IV en V van bijlage III bij deze verordening;
- c)
er administratieve procedures in werking zijn die garanderen dat de vereisten voor de erkenning van de stookinstallaties jaarlijks worden geïnspecteerd.
8.
Voor het gebruik van mest van landbouwhuisdieren of vleesbeendermeel als brandstof zoals vastgesteld in bijlage III, hoofdstuk V, zijn, naast de in lid 7 van dit artikel genoemde voorschriften, de volgende voorschriften van toepassing:
- a)
de aanvraag voor erkenning die de exploitant overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder d), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 bij de bevoegde autoriteit indient, moet door de bevoegde autoriteit of door een door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat gemachtigde beroepsorganisatie gecertificeerd bewijs bevatten waaruit blijkt dat de stookinstallatie waarin de mest van landbouwhuisdieren of het vleesbeendermeel als brandstof wordt gebruikt, voldoet aan de eisen van bijlage III, hoofdstuk V, afdeling B, punten 4 en 5 (voor beide brandstoffen), afdeling B, punt 3 (voor mest), en afdeling D (voor vleesbeendermeel), bij deze verordening, onverminderd de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaat om overeenkomstig bijlage III, hoofdstuk V, afdeling C, punt 4, een afwijking toe te staan op de verplichting dat aan bepaalde bepalingen moet worden voldaan;
- b)
de goedkeuringsprocedure die in artikel 44 van Verordening (EG) nr. 1069/2009 is opgenomen, mag niet worden beëindigd voordat ten minste twee opeenvolgende inspecties, waarvan één onaangekondigd, door de bevoegde autoriteit of een door die autoriteit gemachtigde beroepsorganisatie zijn uitgevoerd tijdens de eerste zes maanden van de werking van de stookinstallatie, met inbegrip van de vereiste temperatuur- en emissiemetingen. Nadat de resultaten van die inspecties aantonen dat aan de eisen van bijlage III, hoofdstuk V, afdeling B, punten 3, 4 en 5 (voor mest), afdeling D (voor vleesbeendermeel) en, in voorkomend geval, afdeling C, punt 4, of afdeling D, punt 5, bij deze verordening is voldaan, kan volledige erkenning worden toegekend;
- c)
de verbranding van vleesbeendermeel in de in bijlage III, hoofdstuk V, afdelingen A, B en C, bij deze verordening bedoelde stookinstallaties is niet toegestaan.