Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 96 Inhoud, vaststelling en wijziging van operationele programma's voor de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’
Geldend
Geldend vanaf 26-10-2022
- Bronpublicatie:
19-10-2022, PbEU 2022, L 275 (uitgifte: 25-10-2022, regelingnummer: 2022/2039)
- Inwerkingtreding
26-10-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-10-2022, PbEU 2022, L 275 (uitgifte: 25-10-2022, regelingnummer: 2022/2039)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een operationeel programma bestaat uit prioriteitsassen. Een prioriteitsas heeft betrekking op één Fonds en één regiocategorie, uitgezonderd in het geval van het Cohesiefonds, en komt, onverminderd artikel 59, overeen met een thematische doelstelling en omvat een of meer van de investeringsprioriteiten van die thematische doelstelling overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften. Teneinde de impact en de doeltreffendheid ervan door middel van een thematisch coherente geïntegreerde aanpak te vergroten, kan een prioriteitsas in voorkomend geval:
- a)
betrekking hebben op meer dan één regiocategorie;
- b)
een of meer complementaire investeringsprioriteiten van het EFRO, het Cohesiefonds en het ESF onder één thematische doelstelling combineren;
- c)
in naar behoren gemotiveerde gevallen een of meer complementaire investeringsprioriteiten van verschillende thematische doelstellingen combineren met het oog op de maximale bijdrage aan die prioriteitsas;
- d)
wat het ESF betreft, investeringsprioriteiten van verschillende van de in artikel 9, eerste alinea, punten 8 tot en met 11, vermelde thematische doelstellingen combineren om de bijdrage ervan aan andere prioriteitsassen te vergemakkelijken en sociale innovatie en transnationale samenwerking uit te voeren.
De lidstaten kunnen twee of meer van de onder a) tot en met d) genoemde opties combineren.
2.
Een operationeel programma draagt bij aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en aan de totstandbrenging van economische, sociale en territoriale cohesie. In een dergelijk programma wordt het volgende vastgesteld:
- a)
een motivering van de keuze van thematische doelstellingen, bijbehorende investeringsprioriteiten en financiële toewijzingen met betrekking tot de partnerschapsovereenkomst op basis van een vaststelling van hetgeen op regionaal en, in voorkomend geval, nationaal niveau nodig is, waaronder het aanpakken van de problemen die zijn vermeld in de relevante specifieke aanbevelingen per land die zijn aangenomen op grond van artikel 121, lid 2, VWEU, en de relevante aanbevelingen van de Raad die zijn vastgesteld op grond van artikel 148, lid 4, VWEU, met inachtneming van de ex-ante-evaluatie overeenkomstig artikel 55;
- b)
voor elke prioriteitsas met uitzondering van technische bijstand:
- i)
de investeringsprioriteiten en de desbetreffende specifieke doelstellingen;
- ii)
om de programmering resultaatgerichter te maken, de verwachte resultaten voor de specifieke doelstellingen en de bijbehorende resultaatindicatoren, met vermelding van een, waar passend gekwantificeerde, basiswaarde en streefwaarde, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften;
- iii)
een beschrijving van het type voor elke investeringsprioriteit te ondersteunen maatregelen, met voorbeelden, en de verwachte bijdrage daarvan aan de verwezenlijking van de onder i) bedoelde specifieke doelstellingen, met inbegrip van de leidende beginselen voor het selecteren van concrete acties en, in voorkomend geval, vermelding van de voornaamste doelgroepen, beoogde specifieke grondgebieden, soorten begunstigden, het geplande gebruik van financieringsinstrumenten en grote projecten;
- iv)
de outputindicatoren, waaronder de gekwantificeerde streefwaarde, die naar verwachting aan de resultaten bijdragen, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften, voor elke investeringsprioriteit;
- v)
vaststelling van de uitvoeringsstappen en van de financiële en outputindicatoren, en in voorkomend geval, resultaatsindicatoren, die moeten dienen als mijlpalen en streefdoelen voor het prestatiekader overeenkomstig artikel 21, lid 1, en bijlage II;
- vi)
de desbetreffende categorieën steunverlening op basis van een door de Commissie vastgestelde nomenclatuur en een indicatieve verdeling van de geprogrammeerde middelen;
- vii)
in voorkomend geval, een overzicht van het geplande gebruik van technische bijstand, waaronder, waar nodig, maatregelen ter versterking van de administratieve capaciteit van de autoriteiten die betrokken zijn bij het beheer en de controle van de programma's en de begunstigden;
- c)
voor elke prioriteitsas met betrekking tot technische bijstand:
- i)
specifieke doelstellingen;
- ii)
de verwachte resultaten voor elke specifieke doelstelling, en, wanneer zulks gelet op de inhoud van de acties objectief gerechtvaardigd is, de bijbehorende resultaatindicatoren, met vermelding van een basiswaarde en een streefwaarde, overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften;
- iii)
een beschrijving van te ondersteunen acties en de verwachte bijdrage daarvan aan de verwezenlijking van de onder i) bedoelde specifieke doelstellingen;
- iv)
de outputindicatoren die naar verwachting aan de resultaten bijdragen;
- v)
de desbetreffende categorieën steunverlening op basis van een door de Commissie vastgestelde nomenclatuur en een indicatieve verdeling van de geprogrammeerde middelen.
Punt ii) is niet van toepassing wanneer de bijdrage van de Unie aan de prioriteitsas of -assen betreffende technische bijstand in het kader van een operationeel programma niet meer dan 15 000 000 EUR bedraagt.
- d)
een financieringsplan met de volgende tabellen:
- i)
tabellen waarin overeenkomstig de artikelen 60, 120 en 121 het bedrag van de beoogde totale financiële toewijzing van steun uit elk van de Fondsen wordt uitgesplitst, waarbij de bedragen met betrekking tot de prestatiereserve worden vastgesteld;
- ii)
tabellen waarin voor de hele programmeringsperiode, voor het operationele programma en voor elke prioriteitsas, het bedrag van de totale financiële toewijzing van steun uit elk van de Fondsen is aangegeven, alsmede de nationale medefinanciering, waarbij de bedragen met betrekking tot de prestatiereserve worden vastgesteld. Voor prioriteitsassen met betrekking tot meerdere regiocategorieën vermelden de tabellen het bedrag van de totale financiële toewijzing van de Fondsen en van de nationale medefinanciering voor elke regiocategorie.
Voor prioriteitsassen die investeringsprioriteiten van verschillende thematische doelstellingen combineren, vermeldt de tabel het bedrag van de totale financiële toewijzing uit elk van de Fondsen en van de nationale medefinanciering voor elk van de desbetreffende thematische doelstellingen.
Indien de nationale medefinanciering uit publieke en private medefinanciering bestaat, bevat de tabel een indicatieve uitsplitsing van de publieke en de private component. Ter informatie wordt ook de voorgenomen deelname van de EIB vermeld;
- e)
een lijst van grote projecten waarvoor de uitvoering tijdens de programmeringsperiode is voorzien.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast inzake de nomenclatuur als bedoeld in de eerste alinea, punt b), vi), en in punt c), v). Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 150, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
3.
Een operationeel programma beschrijft, gelet op de inhoud en de doelstellingen ervan, de geïntegreerde aanpak van territoriale ontwikkeling, waarbij rekening wordt gehouden met de partnerschapsovereenkomst en wordt getoond op welke wijze dat operationele programma bijdraagt aan het halen van de doelstellingen ende verwachte resultaten ervan, met vermelding, waar passend, van het volgende:
- a)
de aanpak ten aanzien van het gebruik van instrumenten voor een vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling en de beginselen voor het aanwijzen van de gebieden waar dit zal plaatsvinden;
- b)
het indicatieve bedrag van de EFRO-steun voor geïntegreerde acties voor duurzame stedelijke ontwikkeling, uit te voeren overeenkomstig artikel 7, lid 4, van de EFRO-verordening en de indicatieve toewijzing van ESF-steun voor geïntegreerde acties;
- c)
de aanpak voor het gebruik van het instrument voor geïntegreerde territoriale investering in andere dan onder punt b) vallende gevallen en de indicatieve financiële toewijzing daarvoor uit elke prioriteitsas;
- d)
de regelingen voor interregionale en transnationale acties binnen de operationele programma's waarvan de begunstigden in ten minste één andere lidstaat gevestigd zijn;
- e)
indien de lidstaten en regio's deelnemen aan macroregionale en zeegebiedstrategieën, de bijdrage van de geplande acties onder het programma aan dergelijke strategieën in het licht van de door de lidstaat vastgestelde behoeften van het programmagebied.
4.
Daarnaast specificeert het operationele programma het volgende:
- a)
in voorkomend geval, het antwoord op de vraag of en hoe het programma voorziet in de specifieke behoeften van de geografische gebieden die het hardst door armoede worden getroffen of van doelgroepen die het grootste risico lopen op discriminatie of sociale uitsluiting, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan gemarginaliseerde gemeenschappen en personen met een handicap, en voor zover relevant, de bijdrage aan de in de partnerschapsovereenkomst vastgestelde geïntegreerde aanpak;
- b)
in voorkomend geval, het antwoord op de vraag of en hoe het programma de demografische uitdagingen in de regio's aanpakt of voorziet in de specifieke behoeften van de gebieden die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen, zoals bedoeld in artikel 174 VWEU, alsook de bijdrage aan de daartoe in de partnerschapsovereenkomst vastgestelde geïntegreerde aanpak.
5.
In het operationele programma wordt het volgende vastgesteld:
- a)
de managementautoriteit, de eventuele certificeringsautoriteit, voor zover van toepassing, en de auditautoriteit;
- b)
de instantie waaraan de Commissie de betalingen moet verrichten;
- c)
de maatregelen die zijn getroffen om de in artikel 5 bedoelde relevante partners te betrekken bij de voorbereiding van het operationele programma en de rol van die partners bij de uitvoering van, het toezicht op en de evaluatie van dat programma.
6.
In het operationele programma wordt voorts het volgende vermeld, gelet op de inhoud van de partnerschapsovereenkomst en rekening houdend met het institutionele en juridisch kader van de lidstaten:
- a)
mechanismen die zorgen voor coördinatie tussen de Fondsen, het ELFPO, het EFMZV en andere financieringsinstrumenten van de Unie en de lidstaten, alsook met de EIB, rekening houdend met de in het GSK neergelegde bepalingen ter zake;
- b)
voor elke overeenkomstig artikel 19 en bijlage XI vastgestelde ex-antevoorwaarde die van toepassing is op het operationele programma, een antwoord op de vraag of aan de ex-antevoorwaarde is voldaan op de datum van indiening van de partnerschapsovereenkomst en het operationele programma, en indien dit niet het geval is, een overzicht van de maatregelen die nodig zijn om aan de ex-antevoorwaarde te voldoen, met vermelding van de verantwoordelijke instanties en het tijdschema voor die maatregelen, overeenkomstig de in de partnerschapsovereenkomst opgenomen samenvatting;
- c)
een samenvatting van de beoordeling van de administratieve lasten voor de begunstigden en waar nodig van de geplande acties, met een tijdsindicatie, om die administratieve lasten te verminderen.
7.
Elk operationeel programma, met uitzondering van die waarbij in het kader van een specifiek operationeel programma technische bijstand wordt verleend, bevat, onverminderd de naar behoren gemotiveerde beoordeling door de lidstaat van de relevantie ervan voor de inhoud en de doelstellingen van de programma's, een beschrijving van:
- a)
de specifieke maatregelen om bij de selectie van concrete acties rekening te houden met milieubeschermingseisen, efficiënt gebruik van hulpbronnen, matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en risicobeheer;
- b)
de specifieke maatregelen om bij de voorbereiding, het ontwerp en de uitvoering van het operationele programma gelijke kansen te bevorderen en discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen, met name in verband met de toegang tot financiering, daarbij rekening houdend met de behoeften van de verschillende doelgroepen die het risico lopen aldus te worden gediscrimineerd, en met name met de eis om de toegankelijkheid voor personen met een handicap te waarborgen;
- c)
de bijdrage van het operationele programma aan de bevordering van gelijkheid van mannen en vrouwen en in voorkomend geval de regelingen om de integratie van het genderperspectief in het operationele programma en in concrete acties te waarborgen.
De lidstaten kunnen een advies van de nationale instanties voor gelijke behandeling en gelijke kansen over de in de eerste alinea, onder b) en c), bedoelde maatregelen bij het voorstel voor een operationeel programma voor de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’ voegen.
8.
Wanneer een lidstaat ten hoogste één operationeel programma voor elk fonds voorbereidt, mogen de elementen van het operationele programma die door lid 2, eerste alinea, onder a), lid 3, onder a), c) en d), en de leden 4 en 6 worden bestreken, uitsluitend op grond van de desbetreffende bepalingen van de partnerschapsovereenkomst worden opgenomen.
9.
Het operationele programma wordt voorbereid overeenkomstig een model. De Commissie stelt, teneinde eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van dit artikel te waarborgen, een uitvoeringshandeling vast die dat model bepaalt. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 150, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.
10.
Onverminderd artikel 30, leden 5 tot en met 7, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit vast tot goedkeuring van alle elementen van het operationele programma — inclusief eventuele toekomstige wijzigingen ervan — dat onder dit artikel valt, met uitzondering van de elementen die vallen onder lid 2, eerste alinea, punt b), vi), punt c), v), en punt e), de leden 4 en 5, lid 6, punten a) en c), en lid 7, waarvoor de lidstaten verantwoordelijk blijven.
11.
De managementautoriteit brengt elk besluit tot wijziging van de elementen van het operationele programma die niet door het in lid 10 bedoelde Commissiebesluit worden bestreken, binnen één maand na de datum van dat wijzigingsbesluit ter kennis van de Commissie. Het wijzigingsbesluit vermeldt de datum van de inwerkingtreding ervan, die niet vroeger mag zijn dan de datum waarop het wordt vastgesteld.