Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Bijlage X Additionaliteit
Geldend
Geldend vanaf 21-12-2013
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2016, L 200).
- Bronpublicatie:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Inwerkingtreding
21-12-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-12-2013, PbEU 2013, L 347 (uitgifte: 20-12-2013, regelingnummer: 1303/2013)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1. Structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structuuruitgaven
In de lidstaten waar de minder ontwikkelde regio's ten minste 65 % van de bevolking uitmaken, zal het cijfer voor de bruto-investeringen in vaste activa, zoals gerapporteerd in de stabiliteits- en convergentieprogramma's die de lidstaten overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1466/97 opstellen om hun begrotingsstrategie op middellange termijn aan te geven, worden gebruikt om de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structuuruitgaven te bepalen. Het cijfer dat gehanteerd moet worden, is het cijfer dat gerapporteerd is in het kader van de algemene overheidsbalans en -schuld, verband houdt met algemene begrotingsvooruitzichten van de regering en wordt gepresenteerd als percentage van het bbp.
In de lidstaten waar de minder ontwikkelde regio's meer dan 15 % en minder dan 65 % van de bevolking uitmaken, zal het totaalcijfer voor de bruto-investeringen in vaste activa in de minder ontwikkelde regio's worden gehanteerd om de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structuuruitgaven te bepalen. Dit wordt in hetzelfde formaat als vastgelegd in de eerste alinea vermeld.
2. Verificatie
Op de verificatie van de additionaliteit overeenkomstig artikel 95, lid 5, zijn de volgende regels van toepassing:
2.1. Ex-anteverificatie
- a)
Wanneer een lidstaat een partnerschapsovereenkomst indient, verstrekt hij informatie over het beoogde uitgaven-profiel volgens het in tabel 1 aangegeven formaat.
Tabel 1 Uitgaven van de overheid in % van het bbp
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
P51
X
X
X
X
X
X
X
- b)
Lidstaten waar de minder ontwikkelde regio's meer dan 15 % en minder dan 65 % van de bevolking uitmaken, verstrekken tevens informatie over het beoogde uitgavenprofiel in de minder ontwikkelde regio's volgens het in tabel 2 aangegeven formaat.
Tabel 2 2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Bruto-investeringen in vaste activa van de overheid in de minder ontwikkelde regio's, in % van het bbp
X
X
X
X
X
X
X
- c)
De lidstaten verstrekken de Commissie informatie over de voornaamste macro-economische indicatoren en ramingen die als basis dienen voor het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven.
- d)
De lidstaten waar de minder ontwikkelde regio's meer dan 15 % en minder dan 65 % van de bevolking uitmaken, verstrekken de Commissie tevens informatie over de methode die is gebruikt om het cijfer voor bruto-investeringen in vaste activa in deze regio's te ramen. Met het oog hierop gebruiken lidstaten, indien beschikbaar, gegevens over overheidsinvesteringen op regionaal niveau. Als deze gegevens niet beschikbaar zijn, of in andere naar behoren gemotiveerde gevallen, bijvoorbeeld als een lidstaat voor de periode 2014–2020 ingrijpende wijzigingen heeft aangebracht in de regionale onderverdeling die is vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1059/2003, kan het cijfer voor bruto-investeringen in vaste activa geraamd worden door regionale indicatoren voor overheidsuitgaven of de regionale bevolking toe te passen op de nationale gegevens over overheidsinvesteringen.
- e)
Zodra de Commissie en de lidstaat hierover overeenstemming hebben bereikt, worden tabel 1 en, indien van toepassing, tabel 2 opgenomen in de partnerschapsovereenkomst van de betrokken lidstaat als referentieniveau waarop de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven in de periode 2014–2020 moeten worden gehandhaafd.
2.2. Tussentijdse verificatie
- a)
Een lidstaat wordt bij de tussentijdse verificatie geacht het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven te hebben gehandhaafd indien de jaarlijkse gemiddelde uitgaven in de periode 2014–2020 gelijk zijn aan of hoger zijn dan het referentieniveau in de partnerschapsovereenkomst.
- b)
Na de tussentijdse verificatie kan de Commissie in overleg met een lidstaat het referentieniveau voor de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven in de partnerschapsovereenkomst herzien, indien de economische situatie van de lidstaat aanzienlijk is gewijzigd ten opzichte van de situatie zoals die ten tijde van de goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst was geraamd.
2.3. Ex-postverificatie
Een lidstaat wordt bij de ex-postverificatie geacht het niveau van de structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structurele uitgaven te hebben gehandhaafd indien de jaarlijkse gemiddelde uitgaven in de periode 2014–2020 gelijk zijn aan of hoger zijn dan het referentieniveau in de partnerschapsovereenkomst.
3. Financiële correctie na de ex-postverificatie
Wanneer de Commissie besluit in overeenstemming met artikel 95, lid 6, een financiële correctie toe te passen, wordt het percentage van die correctie berekend door 3 % af te trekken van het verschil tussen het referentieniveau in de partnerschapsovereenkomst en het behaalde niveau, uitgedrukt als percentage van het referentieniveau, en de uitkomst vervolgens door 10 te delen. De financiële correctie wordt bepaald door dat percentage van de financiële correctie toe te passen op de bijdrage die de betrokken lidstaat voor de minder ontwikkelde regio's en overgangsregio's uit de fondsen ontvangt.
Indien het verschil tussen het referentieniveau in de partnerschapsovereenkomst en het behaalde niveau, uitgedrukt als percentage van het referentieniveau in de partnerschapsovereenkomst, 3 % of minder bedraagt, wordt geen financiële correctie toegepast.
De financiële correctie bedraagt niet meer dan 5 % van de middelen die aan de betrokken lidstaat voor de minder ontwikkelde regio's uit de fondsen voor de hele programmeringsperiode zijn toegewezen.