Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2018
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 02-08-2018.
- Bronpublicatie:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Inwerkingtreding
02-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 177,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien de adviezen van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien de adviezen van het Comité van de Regio's (2),
Gezien de adviezen van de Rekenkamer (3),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
In artikel 174 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat de Unie zich met het oog op de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang ten doel stelt de verschillen tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's en de achterstand van de minst begunstigde regio's of eilanden te verkleinen, met bijzondere aandacht voor plattelandsgebieden, regio's die een industriële overgang doormaken en regio's die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische belemmeringen. Ingevolge artikel 175 VWEU moet de Unie de verwezenlijking van deze doelstellingen ondersteunen door haar optreden via het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de landbouw, afdeling Oriëntatie, het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, de Europese Investeringsbank en andere instrumenten.
- (2)
Met het oog op verbetering van de coördinatie en harmonisatie van de uitvoering van de fondsen die steun verlenen in het kader van het cohesiebeleid, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds, met het fonds voor plattelandsontwikkeling, namelijk maatregelen gefinancierd in gedeeld beheer in titel V van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), en het fonds voor de maritieme en visserijsector, namelijk het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), moeten gemeenschappelijke bepalingen voor al deze fondsen (de ‘Europese structuur- en investeringsfondsen’ — ‘ESI-fondsen’) worden vastgesteld. Bovendien bevat deze verordening algemene bepalingen voor het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds, die niet van toepassing zijn op het ELFPO en het EFMZV, alsmede algemene bepalingen voor het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMZV, die niet van toepassing zijn op het ELFPO. Wegens de bijzondere kenmerken van de onderscheiden ESI-fondsen moeten voor elk ESI-fonds en, in het kader van het EFRO, voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ in afzonderlijke verordeningen specifieke regels worden neergelegd.
- (3)
Overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van 17 juni 2010, waarbij de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei werd goedgekeurd, moeten de Unie en de lidstaten zorg dragen voor slimme, duurzame en inclusieve groei, en tegelijkertijd een harmonieuze ontwikkeling van de Unie bevorderen en regionale verschillen verkleinen. De ESI-fondsen moeten een prominente rol spelen in het halen van de doelstellingen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei.
- (4)
Wat het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) betreft, zijn er al aanmerkelijke synergieën bereikt door de harmonisatie en het op elkaar afstemmen van de beheers- en controleregels voor de eerste pijler (Europees Landbouwgarantiefonds — ELGF) en de tweede pijler (ELFPO) van het GLB. De sterke band tussen het ELGF en het ELFPO moet daarom worden gehandhaafd en de structuren die al in de lidstaten bestaan, moeten worden behouden.
- (5)
De ultraperifere regio's moeten in aanmerking komen voor specifieke maatregelen alsook voor extra financiering ter compensatie van hun structurele sociale en economische situatie en van de belemmeringen die voortvloeien uit de in artikel 349 VWEU vermelde factoren.
- (6)
De noordelijke dunbevolkte regio's moeten in aanmerking komen voor specifieke maatregelen en extra financiering ter compensatie van de in artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Toetredingsakte van 1994 bedoelde ernstige natuurlijke of demografische belemmeringen.
- (7)
Om een correcte en uniforme interpretatie van de bepalingen te waarborgen en bij te dragen aan de rechtszekerheid voor de lidstaten en begunstigden, moeten bepaalde uitdrukkingen die in deze verordening worden gebruikt gedefinieerd worden.
- (8)
Wanneer een termijn wordt gesteld waarbinnen de Commissie een besluit moet vaststellen of wijzigen overeenkomstig deze verordening, mag de periode vanaf de datum waarop de Commissie haar opmerkingen aan een lidstaat heeft gezonden tot de datum waarop de lidstaat op die opmerkingen heeft gereageerd, daarin niet worden meegerekend.
- (9)
Deze verordening bestaat uit vijf delen: het eerste bevat het onderwerp en definities, het tweede de regels voor alle ESI-fondsen, het derde bepalingen die alleen van toepassing zijn op het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds (de ‘Fondsen’), het vierde bepalingen die alleen van toepassing zijn op de Fondsen en op het EFMVZ en het vijfde de slotbepalingen. Om te zorgen voor een consistente interpretatie van de verschillende delen van deze verordening, alsmede van deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen is het belangrijk duidelijk te bepalen hoe de verschillende teksten en tekstdelen zich tot elkaar verhouden. Bovendien kunnen de specifieke regels die worden vastgesteld in de fondsspecifieke voorschriften, een aanvullend karakter hebben, maar mogen zij alleen van de overeenkomstige voorschriften in deze verordening afwijken, als in deze verordening specifiek in die afwijking is voorzien.
- (10)
Ingevolge artikel 317 VWEU moeten, in het kader van gedeeld beheer, de voorwaarden worden vastgesteld die de Commissie in staat stellen haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting van de Unie op te nemen, en moet de verantwoordelijkheid voor de samenwerking met de lidstaten worden verduidelijkt. Dankzij deze voorwaarden moet de Commissie zekerheid kunnen krijgen dat de lidstaten de ESI-fondsen aanwenden op legale en regelmatige wijze en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer in de zin van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (4) (het ‘Financieel Reglement’). De lidstaten, in overeenstemming met hun institutionele, juridische en financiële kader, en de daartoe door hen aangewezen instanties dienen verantwoordelijk te zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de programma's op het passende territoriale niveau. Deze voorwaarden moeten tevens de aandacht vestigen op de noodzaak de complementariteit en samenhang van het relevante optreden van de Unie te waarborgen, het evenredigheidsbeginsel na te leven en de algemene doelstelling van de vermindering van de administratieve lasten in acht te nemen.
- (11)
Elke lidstaat moet voor de partnerschapsovereenkomst en voor elk programma een partnerschap tot stand brengen met vertegenwoordigers van de bevoegde regionale, plaatselijke, stedelijke en andere overheden, economische en sociale partners en andere relevante instanties die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen, waaronder milieupartners, niet-gouvernementele organisaties en instanties die tot taak hebben sociale insluiting, gendergelijkheid en non-discriminatie te bevorderen inclusief, in voorkomend geval, de overkoepelende organisaties van die overheden en instanties. Met een dergelijk partnerschap wordt beoogd te zorgen voor de inachtneming van de beginselen van meerlagig bestuur, en ook van subsidiariteit en evenredigheid, en de specifieke aspecten van de verschillende institutionele en juridische kaders van de lidstaten, alsmede te waarborgen dat de belanghebbenden zich verantwoordelijk voelen voor de geplande steunmaatregelen en voort te bouwen op de ervaring en de knowhow van de betrokken actoren. De lidstaten dienen de meest representatieve relevante partners aan te wijzen. Tot deze partners dienen instellingen, organisaties en groepen te behoren die in staat zijn de voorbereiding te beïnvloeden of gevolgen zouden kunnen ondervinden van de voorbereiding en de uitvoering van de programma's. In deze context moeten de lidstaten ook de mogelijkheid hebben in voorkomend geval als relevante partners overkoepelende organisaties aan te wijzen, dit zijn de verenigingen, federaties of confederaties van relevante regionale, plaatselijke en stedelijke overheden of andere instanties, zulks overeenkomstig het toepasselijke nationale recht en de toepasselijke nationale praktijk.
De Commissie moet bevoegd zijn in een gedelegeerde handeling een Europese gedragscode inzake het partnerschap vast te stellen, teneinde de organisatie van partnerschappen door de lidstaten te steunen en te faciliteren om ervoor te zorgen dat de relevante partners op coherente wijze betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering, monitoring en evaluatie van de partnerschapsovereenkomsten en programma's. Die vastgestelde gedelegeerde handeling mag onder geen voorwaarde en in geen enkele interpretatie met terugwerkende kracht werken of als basis dienen voor de vaststelling van onregelmatigheden die leiden tot financiële correcties. De vastgestelde gedelegeerde handeling mag geen toepassingsdatum bepalen die eerder valt dan de datum waarop ze wordt vastgesteld. De vastgestelde gedelegeerde handeling moet de lidstaten in staat stellen de meest geschikte nadere regelingen voor de uitvoering van het partnerschap te bepalen overeenkomstig hun institutioneel en juridisch kader alsmede hun nationale en regionale bevoegdheden, mits de doelstellingen ervan, zoals neergelegd in deze verordening, worden verwezenlijkt.
- (12)
De activiteiten van de ESI-fondsen en de concrete acties die zij ondersteunen moeten in overeenstemming zijn met het toepasselijke recht van de Unie en het daarmee verbonden nationale recht dat deze verordening en de fondsspecifieke voorschriften direct of indirect ten uitvoer legt.
- (13)
In de context van haar inspanningen ter verbetering van de economische, territoriale en sociale cohesie moet de Unie er in alle fasen van de implementatie van de ESI-fondsen naar streven ongelijkheden op te heffen, de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen en het genderperspectief te integreren, alsmede discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden, zoals vastgelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), artikel 10 VWEU en artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder rekening houdend met de toegankelijkheid voor personen met een handicap, alsook in artikel 5, lid 2 van het Handvest van de grondrechten dat stelt dat niemand gedwongen kan worden dwangarbeid of verplichte arbeid te verrichten.
- (14)
De doelstellingen van de ESI-fondsen moeten worden nagestreefd in het kader van duurzame ontwikkeling en van de bevordering door de Unie van de in de artikelen 11 en 191, lid 1, VWEU verankerde doelstelling inzake behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu, waarbij het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ wordt toegepast. Daartoe moeten de lidstaten in overeenstemming met het streven ten minste 20 % van de begroting van de Unie te besteden aan doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, informatie over de steun voor deze doelstellingen verstrekken aan de hand van methoden op basis van de categorieën acties, aandachtsgebieden of maatregelen die door de Commissie zijn vastgesteld door middel van een uitvoeringshandeling waarbij het evenredigheidsbeginsel wordt gerespecteerd.
- (15)
Om bij te dragen aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en aan de fondsspecifieke opdrachten overeenkomstig de in het Verdrag vastgelegde doelstellingen, met inbegrip van economische, sociale en territoriale cohesie, moeten de ESI-fondsen hun steun richten op een beperkt aantal gemeenschappelijke thematische doelstellingen. De precieze werkingssfeer van elk van de ESI-fondsen moet worden uiteengezet in de fondsspecifieke voorschriften voor elk fonds. Deze werkingssfeer moet kunnen worden beperkt tot slechts enkele van de in deze verordening gedefinieerde thematische doelstellingen.
- (16)
Teneinde de bijdrage van de ESI-fondsen zo groot mogelijk te maken en strategische richtsnoeren vast te stellen om het programmeringsproces van de lidstaten en de regio's te vergemakkelijken, dient een gemeenschappelijk strategisch kader (GSK) te worden vastgesteld. Het GSK moet de sectorale en territoriale coördinatie van steunmaatregelen van de Unie in het kader van de ESI-fondsen en de coördinatie met ander beleid en andere instrumenten van de Unie op dit gebied vergemakkelijken overeenkomstig de streefdoelen en de doelstellingen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, rekening houdend met de voornaamste territoriale uitdagingen in de diverse soorten gebieden.
- (17)
Het GSK moet mechanismen vastleggen over hoe de ESI-fondsen zullen bijdragen tot de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, de regelingen om een geïntegreerd gebruik van de ESI-fondsen te bevorderen, de regelingen voor de coördinatie tussen de ESI-fondsen en andere relevante beleidsmaatregelen en instrumenten van de Unie, de horizontale beginselen en transversale beleidsdoelstellingen voor de uitvoering van de ESI-fondsen, de regelingen voor het aanpakken van de voornaamste territoriale vraagstukken en prioritaire gebieden voor samenwerkingsactiviteiten in het kader van de ESI-fondsen.
- (18)
Lidstaten en regio's krijgen in toenemende mate te maken met uitdagingen die verband houden met de gevolgen van de globalisering, de milieu- en energieproblemen, de vergrijzing en de demografische verandering, de vraag naar technologische verandering en innovatie, en sociale ongelijkheid. Omdat deze vraagstukken complex van aard zijn en met elkaar zijn verbonden, moet de door de ESI-fondsen gesteunde oplossingen geïntegreerd van aard, multisectoraal en multidimensionaal zijn. In deze context en om de doeltreffendheid en de effectiviteit van het beleid te vergroten, moeten de ESI-fondsen gecombineerd kunnen worden tot geïntegreerde, op maat gemaakte pakketten die voorzien in de specifieke territoriale behoeften.
- (19)
De combinatie van een afnemende beroepsbevolking en een steeds groter wordende groep gepensioneerden in de algemene bevolking zullen samen met de problemen in verband met de spreiding van de bevolking naar verwachting een zware belasting blijven voor onder meer de structuren voor onderwijs en sociale ondersteuning van lidstaten, en dus voor het economische concurrentievermogen van de Unie. De aanpassing aan dergelijke demografische veranderingen is één van de grootste uitdagingen waartegenover lidstaten en regio's zich de komende jaren geplaatst zien, en moet als zodanig dan ook de nodige aandacht verdienen voor de regio's die het hardst getroffen worden door de demografische veranderingen.
- (20)
Op basis van het gemeenschappelijk strategisch kader moet elke lidstaat, in samenwerking met zijn partners, en in overleg met de Commissie, een partnerschapsovereenkomst opstellen. De partnerschapsovereenkomst moet de in het gemeenschappelijk strategisch kader opgenomen elementen vertalen naar de nationale context en vaste verbintenissen bevatten om de doelstellingen van de Unie te bereiken door middel van de programmering van de ESI-fondsen. De partnerschapsovereenkomst moet voorzien in regelingen om afstemming op de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei alsmede op de fondsspecifieke taken in het licht van de op het Verdrag stoelende doelstellingen te waarborgen, regelingen om een effectieve en efficiënte uitvoering van de ESI-fondsen te waarborgen, alsmede regelingen voor het partnerschapsbeginsel en een geïntegreerde aanpak van territoriale ontwikkeling. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de essentiële elementen van de partnerschapsovereenkomst, waarover de Commissie een besluit moet nemen, en andere elementen, waarop het Commissiebesluit geen betrekking heeft en die gewijzigd kunnen worden door de lidstaat. Er moet worden voorzien in specifieke regelingen voor de indiening en vaststelling van de partnerschapsovereenkomst en de programma's, ingeval de inwerkingtreding van een of meer fondsspecifieke verordeningen vertraging oploopt of naar verwachting oplopen zal. Daarom moeten bepalingen worden vastgesteld om mogelijk te maken dat de partnerschapsovereenkomst wordt ingediend en vastgesteld, zelfs als bepaalde elementen in verband met het (de) door vertraging getroffen ESI-fonds(en) ontbreken, en dat later, na de inwerkingtreding van de verlate fondsspecifieke verordening (en), een herziene partnerschapsovereenkomst wordt ingediend. Aangezien de programma's die worden medegefinancierd door het ESI-fonds (de ES6-fondsen) dat (die) door de vertraging is (zijn) getroffen, in dit geval pas mogen worden ingediend en vastgesteld na de inwerkingtreding van de fondsspecifieke verordening(en) in kwestie, moeten ook passende tijdslimieten voor de indiening van de getroffen programma's worden vastgesteld.
- (21)
De lidstaten moeten de steun concentreren om te zorgen voor een belangrijke bijdrage aan het bereiken van de doelstellingen van de Unie in overeenstemming met hun specifieke nationale en regionale ontwikkelingsbehoeften. Er moeten ex-antevoorwaarden, alsmede een beknopte en volledige reeks objectieve criteria voor de beoordeling hiervan, worden vastgesteld om de noodzakelijke precondities voor een doeltreffend en efficiënt gebruik van de door de Unie verleende steun te waarborgen. Met het oog hierop mogen ex-antevoorwaarden alleen op een prioriteit van een gegeven programma van toepassing zijn, wanneer er sprake is van een direct en reëel verband met, en een directe impact op, de doeltreffende en efficiënte realisatie van een specifieke doelstelling voor een investeringsprioriteit of een prioriteit van de Unie, aangezien niet elke specifieke doelstelling noodzakelijk verband houdt met ex-antevoorwaarden die zijn vastgesteld in de fondsspecifieke voorschriften. Bij de beoordeling van de toepasselijkheid van de ex-antevoorwaarden moet het evenredigheidsbeginsel worden geëerbiedigd, door indien nodig rekening te houden met de hoogte van de toegewezen steun. De lidstaat moet in het kader van zijn voorbereiding van de programma's en, indien van toepassing, de partnerschapsovereenkomst, beoordelen of aan de toepasselijke ex-antevoorwaarden wordt voldaan. De Commissie moet de samenhang en de geschiktheid van de door de lidstaat verstrekte informatie beoordelen. Wanneer niet binnen de vastgelegde termijn aan een toepasselijke ex-antevoorwaarde wordt voldaan, moet de Commissie onder precies omschreven voorwaarden de tussentijdse betalingen aan de overeenkomstige prioriteiten van het programma kunnen schorsen.
- (22)
De Commissie moet in 2019 in samenwerking met de lidstaten de prestaties evalueren aan de hand van een prestatiekader. Het prestatiekader moet voor elk programma worden vastgesteld teneinde toezicht te kunnen uitoefenen op de vorderingen die in de loop van de programmeringsperiode 2014 – 2020 (‘de programmeringsperiode’) met betrekking tot de doelstellingen en streefdoelen van elke prioriteit worden gemaakt. Om te voorkomen dat de begroting van de Unie wordt verspild of inefficiënt wordt gebruikt, wanneer blijkt dat er, ten gevolge van vooraf door de Commissie gemelde duidelijk geconstateerde zwakke punten bij de uitvoering, voor een bepaalde prioriteit ernstig tekortgeschoten is bij het bereiken van de in het prestatiekader vastgestelde mijlpalen die alleen verband houden met financiële indicatoren, outputindicatoren en belangrijkste uitvoeringsfasen, en dat de lidstaat niet de nodige corrigerende maatregelen heeft genomen, moet de Commissie betalingen aan het programma kunnen schorsen of, aan het eind van de programmeringsperiode, financiële correcties kunnen toepassen. Bij de toepassing van financiële correcties moet — met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel — rekening worden gehouden met het opnemingsniveau en met externe factoren die tot de mislukking hebben bijgedragen. Financiële correcties mogen niet worden toegepast als de streefdoelen niet gehaald zijn als gevolg van sociaaleconomische of milieufactoren, ingrijpende veranderingen in de economische of milieuomstandigheden in een lidstaat, of als gevolg van redenen van overmacht die ernstige gevolgen hebben voor de uitvoering van de prioriteiten in kwestie. Voor schorsingen of financiële correcties mag geen rekening worden gehouden met resultaatindicatoren.
- (23)
Om de focus op prestaties en het realiseren van de doelstellingen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te faciliteren moet voor elke lidstaat een prestatiereserve van 6 % van de totale toewijzing voor de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’, alsmede voor het ELFPO en voor de maatregelen die worden gefinancierd in gedeeld beheer overeenkomstig een toekomstig rechtshandeling van de Unie die de voorwaarden vaststelt voor de financiële ondersteuning voor het maritieme en visserijbeleid voor de programmeringsperiode 2014–2020 (‘de EFMZV-verordening’), worden gecreëerd. Omdat de programma's in het kader van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ sterk uiteenlopen en meer dan een land bestrijken, moet er voor deze programma's geen prestatiereserve komen. De middelen die worden toegekend aan het Jeugdwerkgelegenheidsinitiatief (Youth Employment Initiative — YEI) zoals omschreven in het operationele programma overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) (de ‘ESF-verordening’); aan technische bijstand op initiatief van de Commissie; overdrachten uit de eerste pijler van het GBL naar het ELFPO overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6)); overdrachten naar het ELFPO op grond van bepalingen inzake de vrijwillige aanpassing van directe betalingen in 2013 en inzake overdrachten naar het ELFPO, als neergelegd in Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (7) voor de kalenderjaren 2013 en 2014; overdrachten uit het Cohesiefonds naar de Connecting Europe Facility (Connecting Europe Facility) overeenkomstig artikel 92, lid 6; overdrachten naar het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen, als omschreven in een toekomstige rechtshandeling van de Unie; en innovatieve acties voor duurzame stedelijke ontwikkeling, moeten worden uitgesloten voor de berekening van de prestatiereserve.
- (24)
Er moet een nauwere band tussen het cohesiebeleid en het economisch bestuur van de Unie tot stand worden gebracht, om te waarborgen dat de doeltreffendheid van de uitgaven in het kader van de ESI-fondsen gebaseerd is op gezond economisch beleid en dat de ESI-fondsen zo nodig kunnen worden omgebogen naar de aanpak van economische problemen waarmee een land te kampen heeft. Voor het eerste onderdeel van maatregelen die doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur moet de Commissie kunnen verzoeken om wijzigingen in de partnerschapsovereenkomst en de programma's, teneinde de uitvoering te ondersteunen van relevante aanbevelingen van de Raad of het effect van de beschikbare ESI-fondsen op de groei en het concurrentievermogen zo groot mogelijk te maken, als lidstaten relevante financiële bijstand ontvangen. Van herprogrammering mag alleen gebruik worden gemaakt in gevallen waar deze werkelijk rechtstreekse gevolgen kan hebben voor de correctie van de uitdagingen die zijn geïdentificeerd in de relevante aanbevelingen van de Raad, in het kader van de mechanismen voor economisch bestuur, om frequente herprogrammering te voorkomen, aangezien deze de voorspelbaarheid van het fondsenbeheer zou verstoren. Voor het tweede onderdeel van maatregelen die doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur, wanneer een lidstaat geen doeltreffende actie in het kader van het economisch bestuur onderneemt, moet de Commissie een voorstel indienen bij de Raad om alle of een deel van de vastleggingen of de betalingen voor de programma's van de lidstaat in kwestie te schorsen. Er moet worden voorzien in verschillende procedures voor de schorsing van vastleggingen en betalingen. In beide gevallen moet de Commissie bij de indiening van een schorsingsvoorstel evenwel rekening houden met alle relevante informatie en de nodige aandacht schenken aan alle elementen die naar voren komen in het kader van, en aan alle standpunten die zijn geformuleerd via, de gestructureerde dialoog met het Europees Parlement.
De omvang en het niveau van een schorsing moet proportioneel en effectief zijn en de gelijke behandeling van de lidstaten moet erbij worden geëerbiedigd. Voorts moet bij een schorsing rekening worden gehouden met de economische en sociale omstandigheden van de lidstaat in kwestie, alsmede met de mogelijke algemene economische impact op een lidstaat als gevolg van de verschillende fasen van de procedure bij buitensporige tekorten en de procedure bij buitensporige onevenwichtigheden.
- (25)
Krachtens Protocol nr. 15 betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, gehecht aan het VEU en het VWEU, dienen enkele bepalingen inzake de procedures bij buitensporige tekorten en aanverwante procedures niet van toepassing te zijn op het Verenigd Koninkrijk. Bepalingen inzake de schorsing van alle of een deel van betalingen en vastleggingen mogen derhalve niet van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk.
- (26)
Gelet op het opperste belang dat het principe van medefinanciering voor de tenuitvoerlegging van de ESI-fondsen heeft om te zorgen voor controle over de beleidsmaatregelen op het terrein, moet, overeenkomstig de proportionele toepassing van schorsingen, bij alle besluiten over schorsingen die worden genomen in het kader van het tweede onderdeel van maatregelen die doeltreffendheid van de ESI-fondsen koppelen aan gezond economisch bestuur, rekening worden gehouden met de specifieke vereisten die van toepassing zijn op de lidstaat in kwestie om medefinanciering voor de uit de ESI-fondsen gefinancierde programma's te verstrekken. De schorsing moet worden beëindigd en de fondsen moeten voor de betrokken lidstaat weer beschikbaar zijn zodra deze de noodzakelijke actie onderneemt.
- (27)
De ESI-fondsen moeten worden uitgevoerd door middel van programma's die de programmeringsperiode overeenkomstig de partnerschapsovereenkomst bestrijken. De programma's moeten door de lidstaten worden opgesteld gebaseerd op procedures die transparant zijn, overeenkomstig hun institutionele en juridische kader. De lidstaten en de Commissie moeten samenwerken om de coördinatie en de samenhang van de programmeringsregelingen voor de ESI-fondsen te waarborgen. Aangezien de inhoud van de programma's nauw samenhangt met die van de partnerschapsovereenkomst, moeten de programma's binnen drie maanden na de indiening van de partnerschapsovereenkomst worden ingediend. Er moet in een termijn van negen maanden vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening worden voorzien voor de indiening van programma's uit hoofde van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ teneinde rekening te houden met het feit dat die programma's meer dan één land bestrijken. Er dient met name onderscheid te worden gemaakt tussen de kernelementen van de partnerschapsovereenkomst en programma's waarover de Commissie een besluit moet nemen en andere elementen waarop het besluit van de Commissie niet van toepassing is en die gewijzigd kunnen worden onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat. Bij de programmering moet worden gezorgd voor samenhang met het GSK en de partnerschapsovereenkomst, voor coördinatie tussen de ESI-fondsen en met de andere bestaande financieringsinstrumenten en de input van de Europese Investeringsbank, indien relevant.
- (28)
Om te zorgen voor consistentie tussen de programma's die in het kader van verschillende ESI-fondsen worden ondersteund, met name in de context van het garanderen dat een bijdrage wordt geleverd aan de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, moeten gemeenschappelijke minimumeisen worden vastgesteld wat de inhoud van de programma's betreft, eventueel aangevuld met fondsspecifieke voorschriften om rekening te houden met het specifieke karakter van elk ESI-fonds.
- (29)
Er moet in duidelijke procedures voor de beoordeling, aanneming en wijziging van programma's door de Commissie worden voorzien. Om te zorgen voor samenhang tussen de partnerschapsovereenkomst en de programma's, moet worden gespecificeerd dat de programma's, met uitzondering van de programma's in het kader van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’, niet kunnen worden goedgekeurd voordat de Commissie haar besluit tot goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst heeft vastgesteld. Om de administratieve lasten voor de lidstaten te beperken, moet de goedkeuring van een wijziging van bepaalde delen van een programma door de Commissie automatisch tot wijziging van de desbetreffende delen van de partnerschapsovereenkomst leiden. Voorts moet er ook gezorgd worden voor de onmiddellijke beschikbaarstelling van middelen die zijn toegewezen aan het YEI door bijzondere regels in te stellen voor de indienings- en goedkeuringsprocedure voor de specifieke operationele programma's voor het YEI als bedoeld in de ESF-verordening.
- (30)
Teneinde de toegevoegde waarde van gedeeltelijk of geheel via de begroting van de Unie gefinancierde investeringen op het gebied van onderzoek en innovatie te optimaliseren, moet met name naar synergie worden gestreefd tussen de werking van de ESI-fondsen en Horizon 2020, zoals ingericht bij Verordening (EU) Nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (8), daarbij de afzonderlijke doelstellingen in acht nemend. Belangrijke mechanismen voor het verwezenlijken van deze synergieën moeten zijn: de erkenning van vaste tarieven voor subsidiabele kosten van Horizon 2020 voor een soortgelijke actie en begunstigde en de mogelijkheid financiering uit verschillende Unie-instrumenten, waaronder de ESI-fondsen en Horizon 2020, in dezelfde actie te combineren en daarbij dubbele financiering te vermijden. Teneinde de capaciteiten op het gebied van onderzoek en innovatie van nationale en regionale actoren te versterken en de doelstelling van een ‘weg naar topkwaliteit’ in minder ontwikkelde regio's en lidstaten en regio's die zwak presteren op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OOI) te verwezenlijken, moeten bij alle relevante programmaprioriteiten nauwe synergieën tot stand worden gebracht tussen de ESI-fondsen en Horizon 2020.
- (31)
Het VWEU heeft territoriale samenhang als doel toegevoegd aan economische en sociale samenhang en het is noodzakelijk in te gaan op de rol van steden, functionele geografische gebieden en subregionale gebieden die te kampen hebben met specifieke geografische of demografische problemen. Daarom en om het potentieel op lokaal niveau beter te mobiliseren is het noodzakelijk de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling te versterken en te vergemakkelijken door gemeenschappelijke regels en nauwe samenwerking voor alle relevante ESI-fondsen voor te schrijven. Voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling moet rekening worden gehouden met lokale behoeften en mogelijkheden, alsook relevante sociaal-culturele kenmerken. Het is van wezenlijk belang dat lokale actiegroepen die de belangen van de gemeenschap vertegenwoordigen verantwoordelijkheid voor het ontwerp en de implementatie van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën krijgen. De gedetailleerde regelingen voor het aanwijzen van het gebied en de bevolking waarop de vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkelingsstrategieën van toepassing zijn, dienen in de betreffende programma's uiteen te worden gezet overeenkomstig de fondsspecifieke voorschriften.
- (32)
Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling kan gemakshalve in het programmeringsproces worden geïntegreerd door uit te gaan van één thematische doelstelling, ofwel ter bevordering van sociale insluiting en ter bestrijding van armoede, ofwel ter bevordering van werkgelegenheid en arbeidsmobiliteit, ook al kunnen acties die als onderdeel van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling worden gefinancierd, aan alle andere thematische doelstellingen bijdragen.
- (33)
Wanneer een stedelijke of territoriale ontwikkelingsstrategie een geïntegreerde aanpak verlangt omdat er investeringen in het kader van meer dan een prioriteitsas van een of meer operationele programma's nodig zijn, moet het mogelijk zijn dat door de Fondsen ondersteunde actie, die kan worden aangevuld met financiële steun uit het ELFPO of het EFMZV, in het kader van een operationeel programma of operationele programma's als geïntegreerde territoriale investering wordt uitgevoerd.
- (34)
Financieringsinstrumenten worden steeds belangrijker wegens hun hefboomeffect op de ESI-fondsen en hun vermogen uiteenlopende vormen van publieke en private middelen te combineren ter ondersteuning van beleidsdoelstellingen van de overheid en omdat roterende vormen van financiering zulke ondersteuning duurzamer maken op langere termijn.
- (35)
Door de ESI-fondsen ondersteunde financieringsinstrumenten moeten worden gebruikt om op kosteneffectieve wijze en in overeenstemming met de doelstellingen van de programma's tegemoet te komen aan specifieke behoeften van de markt, maar mogen niet in de plaats komen van private financiering. Daarom moet het besluit steunmaatregelen door middel van financieringsinstrumenten te financieren, worden genomen op basis van een ex-antebeoordeling waarbij tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan het licht zijn gebracht, en van het geschatte niveau en de geschatte omvang van de behoefte aan overheidsinvesteringen. De essentiële elementen van de ex-antebeoordelingen moeten duidelijk worden omschreven in deze verordening. Gezien het detailleerde karakter van de ex-antebeoordeling, moet ervoor worden gezorgd dat de ex-antebeoordeling kan worden uitgevoerd in fasen en dat de ex-antebeoordeling tijdens de tenuitvoerlegging kan worden geëvalueerd en geactualiseerd.
- (36)
Financieringsinstrumenten moeten zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat een substantiële participatie van private investeerders en financiële instellingen op basis van deugdelijke risicodeling wordt bevorderd. Om voldoende attractief voor de private sector te zijn, is het essentieel dat financieringsinstrumenten flexibel worden ontworpen en geïmplementeerd. De managementautoriteiten moeten derhalve een beslissing nemen over de meest geschikte vormen om, in overeenstemming met de doelstellingen van het desbetreffende programma, de resultaten van de ex-antebeoordeling en de toepasselijke regels inzake staatssteun, financieringsinstrumenten in te zetten voor de aanpak van de specifieke behoeften van de doelregio's. In voorkomend geval moet deze flexibiliteit ook de mogelijkheid omvatten om een deel van de tijdens de subsidiabiliteitsperiode terugbetaalde middelen te hergebruiken voor een preferentiële beloning van private investeerders of publieke investeerders die werken overeenkomstig het beginsel van de investeerder in een markteconomie. Bij deze preferentiële beloning moet rekening worden gehouden met de marktnormen en moet ervoor worden gezorgd dat eventuele overheidssteun voldoet aan het toepasselijke Unie- en nationale recht en beperkt is tot het minimumbedrag dat nodig is om als compensatie van het gebrek aan beschikbaar privékapitaal, rekening houdend met gebrekkige marktwerking of suboptimale investeringssituaties.
- (37)
Om rekening te houden met het terugbetaalbare karakter van de steun die is verleend via financieringsinstrumenten en om overeenkomstig de gebruikelijke marktpraktijk te handelen, moet de steun uit de ESI-fondsen die aan eindontvangers is verleend in de vorm van investeringen in de vorm van aandelenkapitaal of hybride kapitaalinvesteringen, leningen of garanties, of andere risicodelingsinstrumenten het totale aantal investeringen kunnen beslaan die zijn gedaan door eindontvangers, ongeacht kosten betreffende de btw. Dienovereenkomstig moet de manier waarop de btw in aanmerking wordt genomen op het niveau van de eindontvanger, uitsluitend in gevallen waarin financieringsinstrumenten gecombineerd worden met subsidies van belang zijn voor het vaststellen van de subsidiabiliteit van de uitgaven voor de subsidie.
- (38)
Het zou verantwoord kunnen zijn, als bepaalde delen van een investering geen direct financieel rendement opleveren, om financieringsinstrumenten te combineren met subsidies, in de mate waarin dit overeenkomstig de toepasselijke regels inzake overheidssteun is toegestaan, om ervoor te zorgen dat de projecten economisch haalbaar zijn. In dit geval moeten specifieke voorwaarden worden vastgesteld om dubbele financiering te voorkomen.
- (39)
Om ervoor te zorgen dat met de aan financiële instrumenten ten gunste van mkb-bedrijven toegewezen middelen een effectieve en efficiënte kritische massa aan nieuwe schuldfinanciering voor mkb-bedrijven wordt gerealiseerd, moeten deze middelen gebruikt kunnen worden op het hele grondgebied van de lidstaat in kwestie, ongeacht de categorieën van regio's in deze lidstaat. In het kader van de onderhandelingen over de financieringsovereenkomst tussen de lidstaat en de EIB moet het evenwel ook mogelijk zijn te voorzien in een betaling naar verhouding ten gunste van een regio of groep van regio's binnen dezelfde lidstaat, als deel van één specifiek nationaal programma per financiële bijdrage van het EFRO en het ELFPO.
- (40)
De bijdragen van de lidstaten aan gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie voor mkb-bedrijven moeten worden gespreid over de jaren 2014, 2015 en 2016 en de bedragen die de lidstaten moeten betalen aan de EIB, moeten dienovereenkomstig in de financieringsovereenkomst worden ingeroosterd, in overeenstemming met de standaardpraktijk in het bankwezen en met als doel de effecten op de betalingskredieten in elk afzonderlijk jaar te spreiden.
- (41)
In het geval van securitisatietransacties moet ervoor worden gezorgd dat bij afsluiting van het programma op zijn minst het bedrag dat overeenkomt met de bijdrage van de Unie, is gebruikt voor de doelstelling van het ondersteunen van mkb-bedrijven, overeenkomstig de principes betreffende financieringsinstrumenten waarin is voorzien in het Financieel Reglement.
- (42)
De managementautoriteiten moeten de flexibiliteit hebben om met middelen uit de programma's bij te dragen aan financieringsinstrumenten die op het niveau van de Unie in het leven zijn geroepen en direct of indirect door de Commissie worden beheerd, of op instrumenten die op nationaal, regionaal, transnationaal of grensoverschrijdend niveau in het leven zijn geroepen en door of onder de verantwoordelijkheid van de managementautoriteit worden beheerd. Voorts moeten managementautoriteiten de mogelijkheid hebben financieringsinstrumenten direct te implementeren, hetzij via bestaande of nieuw ingestelde fondsen of via fondsen van fondsen.
- (43)
Om in proportionele controleregelingen te voorzien en de meerwaarde van financieringsinstrumenten te handhaven, mogen de beoogde eindontvangers niet worden afgeschrikt door de aanwezigheid van buitensporige administratieve lasten. De instanties die voor de audits van programma's verantwoordelijk zijn, moeten in eerste instantie audits verrichten op het niveau van de managementautoriteiten en de instanties die de financieringsinstrumenten, inclusief fondsen van fondsen, uitvoeren. Er kunnen evenwel specifieke omstandigheden zijn waar de documenten die nodig zijn om deze audits te voltooien, niet beschikbaar zijn op het niveau van de managementautoriteiten of op het niveau van de instanties die de financieringsinstrumenten uitvoeren of waar deze documenten geen waarheidsgetrouw en nauwkeurig beeld van de verleende steun geven. Het is nodig om in deze specifieke gevallen sommige bepalingen vast te leggen om ook audits op het niveau van de eindontvangers mogelijk te maken.
- (44)
Het bedrag van de op enig tijdstip uit de ESI-fondsen aan financieringsinstrumenten verstrekte middelen moet in overeenstemming zijn met het bedrag dat nodig is voor de uitvoering van de geplande investeringen en voor betalingen aan eindontvangers, met inbegrip van beheerskosten en -vergoedingen. Bijgevolg moeten aanvragen voor tussentijdse betalingen worden gefaseerd. Op het als tussentijdse betaling uit te keren bedrag moet een maximum worden gesteld van 25 % van het totale bedrag van de programmabijdragen die in het kader van de desbetreffende financieringsovereenkomst voor het financieringsinstrument zijn uitgetrokken, waarbij verdere tussentijdse betalingen afhankelijk zijn van de besteding van een minimumpercentage van de in eerdere aanvragen opgenomen feitelijke bedragen als subsidiabele uitgaven.
- (45)
Er moeten specifieke regels worden vastgesteld met betrekking tot de bedragen die bij de afsluiting van een programma als subsidiabele uitgaven kunnen worden aanvaard, teneinde ervoor te zorgen dat de bedragen, met inbegrip van beheerskosten en -vergoedingen, die uit de ESI-fondsen aan de financieringsinstrumenten worden betaald, daadwerkelijk zijn gebruikt voor investeringen in eindontvangers. De regels moeten voldoende flexibel zijn om de ondersteuning mogelijk te maken van voor doelondernemingen bedoelde instrumenten op basis van effecten en daarom moet in de regels rekening met bepaalde specifieke kenmerken van voor ondernemingen bedoelde instrumenten op basis van effecten worden gehouden, bijvoorbeeld de marktpraktijken in verband met de verstrekking van vervolgfinanciering op het gebied van durfkapitaalfondsen. onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden moeten de doelondernemingen na het einde van de subsidiabiliteitsperiode verdere steun van de ESI-fondsen voor de bedoelde instrumenten kunnen blijven genieten.
- (46)
Ook zijn er specifieke regels nodig met betrekking tot het hergebruik van middelen die kunnen worden toegeschreven aan de steun uit de ESI-fondsen tot het einde van de subsidiabiliteitsperiode, alsmede verdere regels met betrekking tot het hergebruik van middelen na het einde van de subsidiabiliteitsperiode.
- (47)
Als algemene regel mag de steun uit de ESI-fondsen niet worden gebruikt voor de financiering van investeringen die op het moment van het investeringsbesluit al fysiek voltooid zijn of volledig ten uitvoer zijn gelegd. Voor infrastructuurinvesteringen ter ondersteuning van stadsontwikkeling of -herstel of soortgelijke infrastructuurinvesteringen voor de diversifiëring van niet-landbouwactiviteiten in plattelandsgebieden, zou evenwel een bepaalde hoeveelheid steun nodig kunnen zijn voor de reorganisatie van een schuldportefeuille voor infrastructuur die onder een nieuwe investering valt. In deze gevallen moet het mogelijk zijn de steun uit de ESI-fondsen te gebruiken om een schuldportefeuille te reorganiseren tot een maximum van 20 % van het totale bedrag van de programmasteun voor de investering die in het kader van het financieringsinstrument wordt verleend.
- (48)
De lidstaten moeten toezicht op de programma's uitoefenen om zich een oordeel te vormen over de tenuitvoerlegging en de met het bereiken van de doelstellingen gemaakte vorderingen. Te dien einde moeten door de lidstaten, overeenkomstig hun institutionele, wettelijke en financiële kader, toezichtcomités worden opgericht, waarvan de samenstelling en taken met betrekking tot de ESI-fondsen moeten worden vastgesteld. Gezien het speciale karakter van de programma's in het kader van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’, moeten voor de toezichtcomités voor deze programma's specifieke regels worden vastgesteld. Er moeten gezamenlijke toezichtcomités worden opgericht om de coördinatie tussen de ESI-fondsen te vergemakkelijken. Om de doeltreffendheid te waarborgen, moet een toezichtcomité opmerkingen aan de managementautoriteiten kunnen toezenden over de tenuitvoerlegging en de evaluatie van het programma, inclusief maatregelen in verband met een verlichting van de administratieve last voor begunstigden, en toezicht kunnen uitoefenen op de maatregelen die naar aanleiding van zijn opmerkingen worden genomen.
- (49)
De regelingen van de ESI-fondsen inzake toezicht en verslaglegging moeten op elkaar worden afgestemd om de beheersregelingen op alle niveaus te vereenvoudigen. Het is van belang te zorgen voor evenredige verslagleggingsvereisten, maar daarnaast ook voor de beschikbaarheid van uitgebreide informatie over de vorderingen die op de belangrijkste geëvalueerde punten zijn gemaakt. Daarom moeten de verslagleggingsvereisten aangepast zijn aan de informatiebehoeften in bepaalde jaren en afgestemd zijn op het tijdschema voor de prestatie-evaluaties.
- (50)
Om toezicht uit te oefenen op de voortgang van programma's moet een jaarlijkse evaluatievergadering tussen elke lidstaat en de Commissie plaatsvinden. De lidstaat en de Commissie moeten evenwel kunnen besluiten alleen een vergadering te beleggen in 2017 en 2019 om een onnodige administratieve belasting te vermijden.
- (51)
Om de Commissie in staat te stellen toezicht uit te oefenen op de gemaakte vorderingen bij het bereiken van de doelstellingen van de Unie, alsmede de fondsspecifieke opdrachten op grond van de in het Verdrag neergelegde doelstellingen, moeten de lidstaten voortgangsrapporten over de uitvoering van de partnerschapsovereenkomsten indienen. Op basis van die verslagen moet de Commissie in 2017 en 2019 een strategisch verslag over de gemaakte vorderingen opstellen. Om te zorgen voor een regelmatig debat over het strategisch beleid met betrekking tot de bijdrage van de ESI-fondsen aan de realisatie van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en met het oog op een verbetering van de kwaliteit van de uitgaven en de doeltreffendheid van het beleid overeenkomstig het Europees semester, moet over de strategische rapporten worden gedebatteerd in de Raad. De Raad moet op basis van dat debat in staat zijn input te verstrekken voor de beoordeling die op de voorjaarstop van de Europese Raad wordt gemaakt van de rol van alle beleidsmaatregelen en -instrumenten van de Unie met betrekking tot de totstandbrenging van duurzame, banenscheppende groei in de hele Unie.
- (52)
De doeltreffendheid, de doelmatigheid en het effect van de hulp uit de ESI-fondsen moeten worden geëvalueerd teneinde de kwaliteit van de opzet en de tenuitvoerlegging van programma's te verbeteren en om te bepalen welk effect de programma's hebben op de streefdoelen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en, waar dit passend is, rekening houdend met de omvang van het programma, op het bruto binnenlands product (bbp) en streefdoelen in verband met de werkloosheid in het gebied dat door het programma wordt bestreken. De verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie in dit verband moeten worden gespecificeerd.
- (53)
Om de kwaliteit van de opzet van elk programma te verbeteren en om te verifiëren of de doelstellingen en streefdoelen ervan kunnen worden gehaald, moet van elk programma een ex-ante-evaluatie worden uitgevoerd.
- (54)
De managementautoriteit of de lidstaat moet een evaluatieplan opstellen. Dat evaluatieplan moet meer dan één programma kunnen bestrijken. Gedurende de programmeringsperiode moeten de managementautoriteiten ervoor zorgen dat er evaluaties worden uitgevoerd om de doeltreffendheid, de efficiëntie en het effect van een programma te beoordelen. Het toezichtcomité en de Commissie moeten van de resultaten van de evaluaties in kennis worden gesteld om besluiten ten aanzien van het beheer te vergemakkelijken.
- (55)
Er moeten ex-postevaluaties worden uitgevoerd teneinde de doeltreffendheid en efficiëntie van de ESI-fondsen en het effect ervan op de algemene doelen van de ESI-fondsen en de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei te beoordelen, rekening houdend met de voor die strategie van de Unie vastgestelde streefdoelen. Voor elk van de ESI-fondsen moet de Commissie een syntheseverslag opstellen met de voornaamste conclusies van de ex-postevaluaties.
- (56)
De soorten acties op initiatief van de Commissie en van de lidstaten kunnen worden ondernomen als technische bijstand met steun uit de ESI-fondsen moeten worden gespecifieerd.
- (57)
Om zorg te dragen voor een doeltreffend gebruik van de middelen van de Unie en om overfinanciering van concrete acties die na voltooiing netto-inkomsten genereren, te voorkomen, moeten verschillende methoden worden gevolgd om de door deze concrete acties gegenereerde netto-inkomsten te bepalen, met inbegrip van een vereenvoudigde aanpak op basis van vaste percentages voor sectoren of subsectoren. De vaste percentages moeten worden gebaseerd op historische gegevens waarover de Commissie beschikt, het potentieel voor kostendekking en het beginsel ‘de vervuiler betaalt’, waar van toepassing. Er moet bij gedelegeerde handeling ook worden voorzien in toepassing van de vaste percentages op nieuwe sectoren, invoering van subsectoren of herziening van de percentages voor toekomstige concrete acties wanneer er nieuwe gegevens beschikbaar komen. Het gebruik van vaste percentages kan bijzonder adequaat zijn voor concrete acties op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT), OOI, en energie-efficiëntie. Om voorts de toepassing te garanderen van het proportionaliteitsbeginsel en rekening te houden met andere wetgeving en contractbepalingen die eventueel van toepassing zijn, is het nodig daarnaast de uitzonderingen op deze regels vast te stellen.
- (58)
Het is belangrijk om te zorgen voor een proportionele aanpak en om een dubbele controle van financieringsbehoeften te voorkomen in het geval van na voltooiing netto-inkomsten genererende concrete acties die vallen onder de regels inzake overheidssteun, aangezien met deze regels ook beperkingen worden vastgesteld van de steun die mag worden verleend. In geval van de-minimissteun, geoorloofde staatssteun voor mkb-bedrijven met toepassing van een steunintensiteit of een begrenzing van het steunbedrag of geoorloofde staatssteun voor grote ondernemingen na uitvoering van een individuele controle van de financieringsbehoeften overeenkomstig de toepasselijke regels inzake staatssteun, hoeven de regels op grond waarvan een berekening vereist is van de netto-inkomsten, bijgevolg niet te worden toegepast. Niettemin moet een lidstaat de mogelijkheid hebben de methoden voor de berekening van de netto-inkomsten toe te passen, als de nationale regels hierin voorzien.
- (59)
Publiek-private partnerschappen (‘PPP's’) kunnen een doeltreffend instrument zijn voor de uitvoering van concrete acties ter verwezenlijking van beleidsdoelstellingen van de overheid, doordat hierin verschillende vormen van publieke en private middelen worden samengebracht. Om ervoor te zorgen dat ESI-fondsen gemakkelijker kunnen worden aangewend voor de ondersteuning van concrete acties in het kader van een PPP-structuur, moeten sommige gemeenschappelijke bepalingen inzake de ESI-fondsen in deze verordening worden aangepast teneinde rekening te houden met bepaalde specifieke kenmerken van PPP's.
- (60)
De begindatum en einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven moeten worden bepaald, zodat de ESI-fondsen in de gehele Unie op eenvormige, billijke wijze worden geïmplementeerd. Om de uitvoering van de programma's te vergemakkelijken, is het dienstig vast te stellen dat de begindatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven vóór 1 januari 2014 kan vallen als de betrokken lidstaat vóór die datum een programma indient. Rekening houdend met de dringende noodzaak de middelen beschikbaar te stellen die zijn toegewezen aan het YEI om de onmiddellijke tenuitvoerlegging ervan te ondersteunen, moet de startdatum voor de subsidiabiliteit van uitgaven uitzonderlijk 1 september 2013 zijn. Om een doeltreffend gebruik van de ESI-fondsen te waarborgen en het risico voor de begroting van de Unie te verkleinen, moeten beperkingen worden vastgesteld voor concrete acties die al zijn voltooid.
- (61)
In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en behoudens de in Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad (9), de ESF-verordening, Verordening (EU) nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10), Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11), Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12), en in de EMVF-verordening genoemde uitzonderingen, moeten de lidstaten nationale regels voor de subsidiabiliteit van de uitgaven vaststellen.
- (62)
Om het gebruik van de ESI-fondsen te vereenvoudigen en het risico van fouten te verkleinen, en tegelijkertijd waar nodig voor differentiatie te zorgen om rekening te houden met specifieke beleidskenmerken, moeten de steunvormen, geharmoniseerde voorwaarden voor de terugbetaling van subsidies en terugvorderbare bijstand, forfaitaire financiering, specifieke subsidiabiliteitsregels voor subsidies en terugvorderbare bijstand en specifieke voorwaarden voor de subsidiabiliteit van concrete acties afhankelijk van de locatie worden vastgesteld.
- (63)
Het moet mogelijk zijn steun uit de ESI-fondsen te verlenen in de vorm van subsidies, prijzen, terugvorderbare bijstand en financieringsinstrumenten, of een combinatie daarvan, om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties de geschiktste vorm van steun kunnen kiezen om in de vastgestelde behoeften te voorzien.
- (64)
Om ervoor te zorgen dat de steunmaatregelen van de ESI-fondsen doeltreffend en billijk zijn en een duurzaam effect sorteren, moeten er bepalingen gelden die het duurzame karakter van investeringen in ondernemingen en in infrastructuur garanderen, en voorkomen dat de ESI-fondsen worden gebruikt om een onrechtmatig voordeel te behalen. Ervaring heeft aangetoond dat een periode van vijf jaar een geschikte minimumperiode is, tenzij regels inzake staatssteun een andere periode voorschrijven. Niettemin en overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel, is het mogelijk dat een beperktere periode van drie jaar verantwoord zou zijn, als de investering betrekking heeft op het behoud van investeringen door of banen in het mkb. In het geval van een concrete actie die een investering in infrastructuur of een productieve investering omvat, met een begunstigde die geen mkb-bedrijf is, moet zulke concrete actie de bijdrage uit de ESI-fondsen terugbetalen wanneer de productieactiviteit, binnen tien jaar na de eindbetaling aan de begunstigde, wordt verplaatst naar een locatie buiten de Unie. Acties die worden ondersteund uit het ESF of die niet leiden tot productieve investeringen of investeringen in infrastructuur moeten van het algemene duurzaamheidsvereiste worden uitgesloten, tenzij dit vereiste voortvloeit uit toepasselijke regels inzake staatssteun; dit geldt ook voor bijdragen aan of uit financieringsinstrumenten. Onverschuldigd betaalde bedragen moeten worden teruggevorderd en worden onderworpen aan de procedures die van toepassing zijn op onregelmatigheden.
- (65)
De lidstaten moeten passende maatregelen nemen om een goede opzet en werking van hun beheers- en controlesystemen te waarborgen en zo te garanderen dat er een legaal en regelmatig gebruik van de ESI-fondsen wordt gemaakt. De verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de beheers- en controlesystemen van de programma's en in verband met het voorkomen, opsporen en corrigeren van onregelmatigheden en van inbreuken op het recht van de Unie moeten daarom worden gespecificeerd.
- (66)
In overeenstemming met het beginsel van gedeeld beheer dienen de lidstaten en de Commissie verantwoordelijk te zijn voor het beheer van en het toezicht op de programma's. De lidstaten dienen, via hun beheers- en controlesystemen, in eerste instantie verantwoordelijk te zijn voor de uitvoering van en het toezicht op de concrete acties in de programma's. Om de doeltreffendheid van het toezicht op de selectie en uitvoering van concrete acties en de werking van het beheers- en controlesysteem te versterken, moeten de functies van de managementautoriteit worden gespecificeerd.
- (67)
De lidstaten dienen de verplichtingen in verband met beheer, controle en audit te vervullen en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden op zich te nemen die zijn neergelegd in de voorschriften voor gedeeld beheer, zoals opgenomen in deze verordening, het Financieel Reglement en de fondsspecifieke voorschriften. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er doeltreffende regelingen voor het onderzoek van klachten in verband met de ESI-fondsen gelden, in overeenstemming met de in deze verordening vastgestelde voorwaarden. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moeten de lidstaten op verzoek van de Commissie een onderzoek uitvoeren van de bij de Commissie ingediende klachten die in het toepassingsgebied van hun regelingen vallen, waarbij zij de Commissie op verzoek over de resultaten van de onderzoeken moeten informeren.
- (68)
De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de Commissie om de doeltreffende werking van de beheers- en controlesystemen te controleren en van de lidstaten te verlangen dat zij actie ondernemen, moeten worden vastgesteld. Ook moet de Commissie de bevoegdheid krijgen audits en controles ter plaatse uit te voeren aangaande onderwerpen in verband met een goed financieel beheer, zodat zij conclusies kan trekken over de prestaties van de ESI-fondsen.
- (69)
De vastlegging van bijdragen uit de begroting door de Unie moet jaarlijks geschieden. Om een doeltreffend beheer van de programma's te waarborgen, moeten gemeenschappelijke regels voor voorfinanciering, aanvragen voor tussentijdse betaling en de betaling van het eindsaldo worden vastgesteld, onverminderd specifieke regels die voorgeschreven zijn voor van elk van de ESI-fondsen.
- (70)
Een voorfinancieringsbetaling bij de start van een programma waarborgt dat een lidstaat de middelen heeft om begunstigden al vanaf het begin van de implementatie van het programma steun te verlenen, zodat deze begunstigden indien nodig voorschotten ontvangen om de geplande investeringen te doen en snel na de indiening van betalingsverzoeken worden terugbetaald. Daarom zijn bepalingen over initiële voorfinanciering uit de ESI-fondsen nodig. Initiële voorfinanciering moet bij de afsluiting van het programma volledig zijn goedgekeurd.
- (71)
Ter vrijwaring van de financiële belangen van de Unie moet er worden voorzien in bepaalde maatregelen die in tijd worden beperkt en het mogelijk maken dat de gedelegeerd ordonnateur betalingen kan onderbreken wanneer er duidelijke aanwijzingen zijn dat er grote tekortkomingen zijn in de werking van het beheers- en controlesysteem of dat er onregelmatigheden bij een betalingsaanvraag hebben plaatsgevonden, of wanneer de voor het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen bestemde documenten niet zijn ingediend. De duur van de schorsingstermijn mag maximaal zes maanden bedragen, met de mogelijkheid van een verlenging van die termijn tot maximaal negen maanden, als de lidstaat hiermee instemt, om te zorgen voor voldoende tijd om de redenen voor de schorsing te verhelpen, zodat de toepassing van stopzettingen kan worden voorkomen.
- (72)
Ter vrijwaring van de begroting van de Unie kan het mogelijk noodzakelijk zijn dat de Commissie financiële correcties aanbrengt. Met het oog op de rechtszekerheid voor de lidstaten is het van belang te bepalen onder welke omstandigheden inbreuken op het toepasselijke Unie- of nationale recht betreffende de toepassing hiervan aanleiding kunnen zijn voor financiële correcties door de Commissie. Om te waarborgen dat er een verband is tussen door de Commissie aan de lidstaten opgelegde financiële correcties en de bescherming van de financiële belangen van de Unie, moeten zulke correcties beperkt blijven tot gevallen waarin de inbreuk op het toepasselijke Unie- of nationale recht dat betrekking heeft op de toepassing van het relevante recht van de Unie, betrekking heeft op de subsidiabiliteit, de regelmatigheid, het beheer of de controle van concrete acties en de uitgaven daarvoor die bij de Commissie zijn gedeclareerd. Met het oog op de evenredigheid is het belangrijk dat de Commissie de aard en de ernst van de inbreuk en de gerelateerde financiële gevolgen voor de begroting van de Unie in aanmerking neemt bij haar beslissing over een financiële correctie.
- (73)
Om financiële discipline aan te moedigen, moeten regelingen voor de vrijmaking van delen van vastleggingen voor een programma worden vastgesteld, met name wanneer een bedrag van de vrijmaking kan worden uitgezonderd, met name wanneer een vertraging bij de uitvoering voortvloeit uit omstandigheden waarop de betrokken partij geen invloed had, die abnormaal en onvoorzien waren, en waarvan de gevolgen ondanks de geleverde inspanningen niet kunnen worden vermeden, alsmede in een situatie waar een betalingsaanvraag is ingediend maar waarvan de betalingstermijn is onderbroken of de betaling is opgeschort.
- (74)
De vrijmakingsprocedure is ook een noodzakelijk onderdeel van het mechanisme voor de toewijzing van de prestatiereserve en in deze gevallen moet het mogelijk zijn de kredieten opnieuw op te voeren om ze vervolgens vast te leggen voor andere programma's en prioriteiten. Bovendien moet er bij de tenuitvoerlegging van bepaalde specifieke financieringsinstrumenten ten gunste van mkb-bedrijven, waar de vrijmakingen het gevolg zijn van het feit dat een lidstaat zijn deelname aan de financieringsinstrumenten in kwestie stopzet, in worden voorzien dat de kredieten vervolgens opnieuw worden opgevoerd voor vastlegging in andere programma's. Gezien het feit dat in het Financieel Reglement bijkomende bepalingen moeten worden ingevoerd om deze wederopvoering van kredieten mogelijk te maken, mogen zulke procedures alleen van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van de desbetreffende wijziging van het Financieel Reglement.
- (75)
In verband met de specifieke functionering van de Fondsen zijn aanvullende algemene bepalingen nodig. Om de Fondsen een grotere toegevoegde waarde te verlenen en hun bijdrage aan de prioriteiten van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en de fondsspecifieke opdrachten op grond van hun op het Verdrag gebaseerde doelstellingen te vergroten, moet met name de werkwijze van de Fondsen worden vereenvoudigd en worden geconcentreerd op de doelstellingen ‘investeren in groei en werkgelegenheid’ en ‘Europese territoriale samenwerking’.
- (76)
Aanvullende bepalingen in verband met de specifieke functionering van het ELFPO en het EFMZV zijn opgenomen in de wetgeving voor de desbetreffende sectoren.
- (77)
Ter bevordering van de Verdragsdoelstellingen inzake economische, sociale en territoriale cohesie moeten in het kader van het doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’ alle regio's worden ondersteund. Om evenwichtige, geleidelijke steun te verlenen op basis van het niveau van economische en sociale ontwikkeling moeten de middelen voor dat doel worden toegewezen uit het EFRO en het ESF aan minder ontwikkelde regio's, overgangsregio's en de meer ontwikkelde regio's op basis van hun bruto binnenlandse product (bbp) per inwoner in verhouding tot het gemiddelde voor de EU-27. Om de duurzaamheid van investeringen uit de Structuurfondsen op lange termijn te waarborgen, de verwezenlijkte ontwikkeling te consolideren en de economische groei en sociale samenhang van de regio's van de Unie te stimuleren, moeten regio's met een bbp per inwoner dat in de programmeringsperiode 2007–2013 minder dan 75 % van het gemiddelde voor EU-25 voor de referentieperiode bedroeg, maar waarvan het bbp per inwoner tot meer dan 75 % van het gemiddelde voor EU-27 is gestegen, ten minste 60 % van hun indicatieve gemiddelde jaarlijkse toewijzing voor 2007–2013 ontvangen. De totale toewijzing aan een lidstaat uit het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds moet op zijn minst 55 % van zijn individuele totale toewijzing voor 2007–2013 bedragen. Lidstaten waarvan het bruto nationaal inkomen (bni) per inwoner minder dan 90 % van het gemiddelde voor de Unie bedraagt, moeten steun krijgen in het kader van de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’ van het Cohesiefonds.
- (78)
Er moeten objectieve criteria worden vastgesteld om te bepalen welke regio's en gebieden voor steun uit de Fondsen in aanmerking komen. Daartoe moet de identificatie van de regio's en gebieden op Unieniveau worden gebaseerd op het gemeenschappelijke classificatiesysteem voor de regio's in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad (13), gewijzigd door Verordening (EG) nr. 105/2007 van de Commissie (14)
- (79)
Om een passend financieel kader voor de Fondsen vast te stellen, moet de Commissie elk jaar door middel van uitvoeringshandelingen aan de hand van een objectieve, transparante methode een verdeling van de beschikbare vastleggingskredieten maken, om ervoor te zorgen dat deze kredieten vooral terechtkomen in regio's met een ontwikkelingsachterstand, inclusief die welke overgangssteun krijgen. Om rekening te houden met de bijzonder moeilijke situatie van de lidstaten die te lijden hebben onder de crisis, moet de Commissie, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad (15), de totale toewijzingen van alle lidstaten in 2016 herzien op basis van de recentste statistieken die op dat moment beschikbaar zijn en deze toewijzingen indien nodig aanpassen. De vereiste aanpassingen moeten in gelijke delen over de jaren 2017–2020 worden gespreid.
- (80)
Ter stimulering van de noodzakelijke versnelde ontwikkeling van vervoers- en energie-infrastructuur en ICT in de gehele Unie moet een Connecting Europe Facility worden gecreëerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (16). Er moet steun worden verleend uit het Cohesiefonds voor projecten voor de tenuitvoerlegging van de basisnetwerken of voor de projecten en horizontale activiteiten die worden genoemd in deel I van de bijlage bij die verordening.
- (81)
De jaarlijkse kredieten uit de Fondsen die aan een lidstaat worden toegewezen, moeten worden geplafonneerd met inachtneming van het bnp van die lidstaat.
- (82)
Het is noodzakelijk de plafonds voor de middelen voor de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’ en objectieve criteria voor de toewijzing ervan aan regio's en lidstaten vast te stellen. De lidstaten moeten de steun concentreren om ervoor te zorgen dat voldoende investeringen gaan naar werkgelegenheid voor jongeren, arbeidsmobiliteit, kennis, sociale inclusie en armoedebestrijding, teneinde te waarborgen dat het aandeel van het ESF als percentage van de totale gecombineerde middelen voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds op Unieniveau minimaal 23,1 % bedraagt, met uitzondering van de steun van het Cohesiefonds voor transportinfrastructuur in het kader van de Connecting Europe Facility en de hulp uit de structuurfondsen voor de minstbedeelden.
- (83)
Gelet op de dringende noodzaak de jeugdwerkloosheid in de meest getroffen regio's van de Unie alsook in de Unie als geheel aan te pakken, dient een YEI te worden gecreëerd, te financieren uit een specifieke toewijzing en uit doelgerichte investeringen van het ESF om de aanzienlijk steun die reeds via de ESI-fondsen wordt verstrekt aan te vullen en te versterken. Het YEI moet erop gericht zijn jongeren te helpen, met name deze die in de in aanmerking komende regio's werkloos zijn of geen onderwijs of opleiding volgen. Het YEI moet ten uitvoer worden gelegd als onderdeel van de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’.
- (84)
In overeenstemming met het kerndoel inzake armoedebestrijding is het noodzakelijk het fonds voor Europese steun aan de meest hulpbehoevenden te heroriënteren teneinde sociale insluiting te bevorderen. Er moet worden voorzien in een mechanisme om middelen naar dit instrument over te hevelen van de toewijzingen van elke lidstaat in het kader van de structuurfondsen.
- (85)
Rekening houdend met de huidige economische omstandigheden mag het plafond voor overdrachten (plafonnering) uit de Fondsen aan elke afzonderlijke lidstaat er niet toe leiden dat de toewijzingen per lidstaat hoger zijn dan 110 % van hun niveau in reële termen voor de programmeringsperiode 2007–2013.
- (86)
Om een passende toewijzing aan elke regiocategorie te waarborgen, mag geen overdracht van middelen uit de Fondsen plaatsvinden tussen minder ontwikkelde, overgangs- en meer ontwikkelde regio's, tenzij er sprake is van naar behoren gemotiveerde omstandigheden in verband met de verwezenlijking van een of meer thematische doelstellingen. De omvang van deze overdrachten mag niet meer dan 3 % van het totale krediet voor die regiocategorie bedragen.
- (87)
Om een reëel economisch effect te sorteren, mag de steun uit de Fondsen niet in de plaats komen van structurele overheidsuitgaven of daarmee gelijk te stellen structuuruitgaven die de lidstaten in het kader van deze verordening moeten doen. Om ervoor te zorgen dat bij de steun uit de Fondsen rekening wordt gehouden met een ruimere economische context, moet de hoogte van de overheidsuitgaven worden bepaald met inachtneming van de algemene macro-economische omstandigheden waarin de financiering plaatsvindt, en wel op basis van de indicatoren die zijn vervat in de jaarlijks door de lidstaten in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 1446/1997 van de Raad (17). De verificatie door de Commissie van het additionaliteitsbeginsel moet met name zijn gericht op de lidstaten waar ten minste 15 % van de bevolking in minder ontwikkelde en overgangsregio's woont, daar de financiële middelen voor een groot deel voor deze regio's bestemd zijn.
- (88)
Er moeten aanvullende bepalingen worden vastgesteld over de programmering en het beheer van en het toezicht en de controle op de operationele programma's die steun uit de Fondsen ontvangen om de resultaatgerichtheid te vergroten. Met name moeten gedetailleerde eisen worden vastgesteld voor de inhoud van de operationele programma's. Dat moet de presentatie vergemakkelijken van een samenhangende interventielogica voor de aanpak van de vastgestelde ontwikkelingsbehoeften, voor de bepaling van het kader voor de beoordeling van de prestaties en voor de ondersteuning van een doeltreffende, efficiënte implementatie van de Fondsen. Een prioriteitsas moet als een algemeen beginsel één thematische doelstelling, één Fonds en één regiocategorie beslaan. Waar passend en om de doeltreffendheid en de effectiviteit in een thematisch samenhangende geïntegreerde aanpak te vergroten, moet het mogelijk zijn dat een prioriteitsas betrekking heeft op meer dan een regiocategorie en een of meerdere aanvullende investeringsprioriteiten van het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds onder een of meerdere thematische doelstellingen combineren.
- (89)
Ingeval een lidstaat maximaal één operationeel programma voor elk Fonds opstelt, zodat zowel de programma's als de partnerschapsovereenkomst op nationaal niveau worden opgesteld, moet in specifieke regelingen worden voorzien om de complementariteit van deze documenten te waarborgen.
- (90)
Om de noodzaak van beknopte operationele programma's met duidelijke verplichtingen voor de lidstaten te verzoenen met de noodzaak van flexibiliteit met het oog op aanpassing aan veranderende omstandigheden, moet een onderscheid worden gemaakt tussen de essentiële elementen van het operationele programma, waarover de Commissie een besluit moet nemen, en andere elementen, waarover geen Commissiebesluit hoeft te worden genomen en die gewijzigd kunnen worden door de lidstaat. Bijgevolg moet worden voorzien in procedures om ervoor te zorgen dat die niet-essentiële onderdelen op nationaal niveau kunnen worden gewijzigd zonder dat hiervoor een besluit van de Commissie nodig is.
- (91)
Ter verbetering van de complementariteit en ter vereenvoudiging van de implementatie moet het mogelijk zijn de steun uit het Cohesiefonds en het EFRO met steun uit het ESF te combineren in gemeenschappelijke operationele programma's in het kader van de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’.
- (92)
Een aanzienlijk deel van de uitgaven van de Unie gaat naar grote projecten die vaak van strategisch belang zijn voor het welslagen van de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Daarom is het gerechtvaardigd dat in het kader van deze verordening concrete acties boven bepaalde drempels nog steeds onder specifieke goedkeuringsprocedures vallen. De drempel moet worden vastgesteld in verhouding tot de totale subsidiabele kosten, rekening houdend met verwachte netto-inkomsten, waarbij de drempel voor vervoersprojecten hoger is, aangezien de investeringen in deze sector in de regel groter zijn. Met het oog op duidelijkheid moet in verband hiermee worden gedefinieerd wat een aanvraag voor een groot project inhoudt. De aanvraag moet de nodige informatie bevatten om zekerheid te verkrijgen over het feit dat de financiële bijdrage uit de Fondsen niet leidt tot aanzienlijk banenverlies op bestaande locaties in de Unie.
- (93)
Ter bevordering van de voorbereiding en uitvoering van grote projecten op een degelijke economische en technische basis en ter stimulering van het gebruik expertenadvies in een vroeg stadium, waarbij onafhankelijke deskundigen die technische bijstand krijgen van de Commissie of, in overleg met de Commissie, van andere onafhankelijke deskundigen, duidelijke verklaringen kunnen verstrekken over de haalbaarheid en de economische levensvatbaarheid van een groot project, moet de goedkeuringsprocedure van de Commissie worden gestroomlijnd. De Commissie mag de goedkeuring van de financiële bijdrage alleen kunnen weigeren, als zij een uitgesproken zwak punt in de onafhankelijke evaluatie van de kwaliteit vaststelt.
- (94)
In gevallen waar geen onafhankelijke evaluatie van de kwaliteit van een groot project is uitgevoerd, moet de lidstaat alle vereiste informatie verstrekken en moet de Commissie het grote project beoordelen om te bepalen of de gevraagde financiële bijdrage gerechtvaardigd is.
- (95)
Ter wille van de continuïteit van de uitvoering worden, om nodeloze administratieve lasten te vermijden en met het oog op de aanpassing aan het besluit van de Commissie betreffende richtsnoeren voor de programmeringsperiode 2007–2013, faseringsbepalingen vastgesteld voor uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1083/2006(18) goedgekeurde grote projecten waarvan de uitvoeringsperiode zich naar verwacht ook over de onder deze verordening vallende programmeringsperiode zal uitstrekken, onder bepaalde voorwaarden moet een snelle procedure worden gevolgd voor de kennisgeving en goedkeuring van een tweede of een volgende fase van een groot project waarvoor de voorgaande fase of fasen door de Commissie waren goedgekeurd in het kader van de programmeringsperiode 2007–2013. Elke afzonderlijke fase van de gefaseerde concrete actie, die hetzelfde algemene doel dient, moet overeenkomstig de regels van de relevante programmeringsperiode worden uitgevoerd.
- (96)
Om lidstaten de keuze te geven een deel van een operationeel programma met behulp van een resultaatgerichte aanpak te implementeren, is het nuttig te voorzien in een gezamenlijk actieplan bestaande uit een project of een groep projecten die door een begunstigde moeten worden uitgevoerd om aan de doelstellingen van het operationele programma bij te dragen. Om de resultaatgerichtheid van de Fondsen te vereenvoudigen en te versterken, moet het beheer van het gezamenlijke actieplan uitsluitend worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen mijlpalen, output en resultaten, zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie betreffende de goedkeuring van het gezamenlijke actieplan. De controle en de audit van een gezamenlijk actieplan moeten ook beperkt blijven tot de vraag of het de mijlpalen, de output en de resultaten bereikt. Bijgevolg moeten regels worden vastgesteld betreffende de opstelling, de inhoud, de goedkeuring, het financieel beheer en de controle van gezamenlijke actieplannen.
- (97)
Er moeten specifieke regels voor de taken van het toezichtcomité en voor de jaarverslagen over de uitvoering van de door de Fondsen ondersteunde operationele programma's worden goedgekeurd. Aanvullende bepalingen voor de specifieke werking van het ELFPO moeten worden opgenomen in de wetgeving voor die sector.
- (98)
Om de beschikbaarheid van essentiële, actuele informatie over de uitvoering van een programma te garanderen, moeten de lidstaten de Commissie regelmatig kerngegevens verstrekken. Om een extra belasting voor de lidstaten te vermijden, moet dit beperkt blijven tot continu verzamelde gegevens die elektronisch worden ingediend.
- (99)
Met het oog op een scherper toezicht op de vorderingen met de implementatie van de Fondsen en een gemakkelijker financieel beheer, is het nodig ervoor te zorgen dat er tijdig financiële basisgegevens over die vorderingen beschikbaar zijn.
- (100)
In overeenstemming met artikel 175 VWEU moet de Commissie het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's om de drie jaar een Cohesieverslag voorleggen over de vorderingen die bij het bereiken van economische, sociale en territoriale cohesie in de Unie zijn gemaakt. Er moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de inhoud van dit verslag.
- (101)
Het is belangrijk de prestaties van de Fondsen van de Unie onder de aandacht van het grote publiek te brengen en het bewust te maken van de doelstellingen van het cohesiebeleid. Burgers hebben er recht op te weten hoe de financiële middelen van de Unie worden geïnvesteerd. Zowel de managementautoriteiten als de begunstigden, alsook de instellingen van de Unie en de raadgevende instanties, moeten er verantwoordelijk voor zijn het publiek op passende wijze voor te lichten. Om doelmatiger met het grote publiek te communiceren en de synergieën tussen de op initiatief van de Commissie genomen communicatieactiviteiten te vergroten, moeten de middelen die krachtens deze verordening aan communicatieacties worden toegewezen, ook bijdragen tot aan het dekken van de kosten van de public-relationscommunicatie van de beleidsprioriteiten van de Europese Unie, voor zover deze verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.
- (102)
Om de toegankelijkheid en transparantie van de informatie over financieringsmogelijkheden en begunstigden van projecten te vergroten, moet de informatie over alle operationele programma's, waaronder lijsten van in het kader van elk operationeel programma ondersteunde concrete acties, in elke lidstaat worden vermeld op een enkele website of een enkel webportaal.
- (103)
Om te zorgen voor een ruime verspreiding van informatie over de prestaties van de Fondsen en de rol van de Unie daarbij, en om potentiële begunstigden in te lichten over financieringsmogelijkheden, moeten in deze verordening — rekening houdend met de omvang van de operationele programma's en overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel — gedetailleerde regels over maatregelen betreffende informatie en communicatie, alsmede bepaalde technische kenmerken van dergelijke maatregelen, worden opgenomen.
- (104)
Om ervoor te zorgen dat de toewijzing aan elk Fonds geconcentreerd is op de strategie van de Unie voor slimme, duurzame en inclusieve groei en de fondsspecifieke opdrachten overeenkomstig de in het Verdrag neergelegde doelstellingen, moeten voor de toewijzing voor technische bijstand van de lidstaat maxima worden vastgesteld. Er moet ook voor worden gezorgd dat het rechtskader voor de programmering van technische bijstand de invoering van gestroomlijnde uitvoeringsregelingen vergemakkelijkt in een context waarin de lidstaten verschillende Fondsen tegelijk implementeren en het moet mogelijk zijn dat dat kader verscheidene regiocategorieën omvat.
- (105)
De elementen voor de differentiatie van het medefinancieringspercentage uit de Fondsen voor prioriteitsassen moeten worden vastgesteld, met name om de multiplicatoreffecten van de middelen van de Unie te verhogen. Ook moeten maximale medefinancieringspercentages per regiocategorie worden vastgesteld teneinde ervoor te zorgen dat het beginsel van medefinanciering door middel van een passend niveau van publieke of private nationale steunverlening in acht wordt genomen.
- (106)
Voor elk operationeel programma moeten de lidstaten een managementautoriteit, een certificeringsautoriteit en een functioneel onafhankelijke auditautoriteit aanwijzen. Om de lidstaten flexibiliteit te bieden bij het opzetten van de controlesystemen, moet de mogelijkheid worden geboden de functies van de certificeringsautoriteit te laten uitvoeren door de managementautoriteit. De lidstaten moeten ook de mogelijkheid krijgen intermediaire instanties aan te wijzen die bepaalde taken van de managementautoriteit of de certificeringsautoriteit kunnen uitvoeren. De lidstaten moeten in dat geval duidelijk bepalen welke verantwoordelijkheden en functies deze autoriteiten en instanties hebben.
- (107)
Om rekening te houden met de specifieke organisatie van het beheer en de controlesystemen bij de Fondsen en het EFMZV, en met de noodzaak een evenredige aanpak te garanderen, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de aanwijzing van de management- en de certificeringsautoriteit. Om nodeloze administratieve lasten te vermijden, moet de voorafgaande verificatie van de inachtneming van de in deze verordening opgenomen aanwijzingscriteria worden beperkt tot de management- en de certificeringsautoriteit, en mogen op bepaalde, in deze verordening vastgelegde voorwaarden geen extra auditverrichtingen worden verlangd wanneer het systeem grotendeels hetzelfde is als in de programmeringsperiode 2007–2013. Er mag niet worden verlangd dat de aanwijzing wordt goedgekeurd door de Commissie. Om de rechtszekerheid te vergroten, moeten de lidstaten evenwel de mogelijkheid hebben om de documenten met betrekking tot de aanwijzing op bepaalde in deze verordening vastgelegde voorwaarden aan de Commissie voor te leggen. Het monitoren van de naleving van de aanwijzingscriteria die uitgevoerd wordt op grond van audit- en controleregelingen dient, indien hieruit blijkt dat de criteria niet worden nageleefd, te leiden tot remediërende acties en tot een eventuele beëindiging van de aanwijzing.
- (108)
De managementautoriteit draagt de hoofdverantwoordelijkheid voor de doeltreffende en doelmatige implementatie van de Fondsen en het EFMZV en heeft aldus een groot aantal functies in verband met het beheer van en het toezicht op het programma, het financieel beheer, de financiële controle en de selectie van projecten. De verantwoordelijkheden en taken van de managementautoriteit moeten derhalve worden vastgesteld.
- (109)
De certificeringsautoriteit moet betalingsaanvragen opstellen en bij de Commissie indienen. Zij moet de rekeningen opstellen, en certificeren dat deze volledig, juist en waarheidsgetrouw zijn en dat de in de rekeningen vermelde uitgaven in overeenstemming zijn met de toepasselijke regels van de Unie en de lidstaat. De verantwoordelijkheden en taken van de certificeringsautoriteit moeten worden vastgesteld.
- (110)
De auditautoriteit moet waarborgen dat er audits worden uitgevoerd van de beheers- en controlesystemen, van een geschikte steekproef van concrete acties en van de rekeningen. De verantwoordelijkheden en taken van de auditautoriteit moeten worden vastgesteld. Er moeten controles van gedeclareerde uitgaven worden uitgevoerd op basis van een representatief staal van concrete acties, om ervoor te zorgen dat de resultaten kunnen worden geëxtrapoleerd. Als algemene regel moet een statistische steekproefmethode worden gebruikt, om te zorgen voor een betrouwbaar, representatief staal. In naar behoren gemotiveerde omstandigheden moeten de controleautoriteiten niettemin in staat zijn niet-statistische steekproefmethoden te gebruiken, op voorwaarde dat de aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden is voldaan.
- (111)
Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de Commissie op het gebied van de financiële controle, moeten de lidstaten en de Commissie op dit vlak meer samenwerken en moeten criteria worden vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie, in het kader van haar strategie met betrekking tot de controle van nationale systemen, kan bepalen welk niveau van zekerheid zij van de nationale auditinstanties kan krijgen.
- (112)
In aanvulling op gemeenschappelijke regels over financieel beheer voor de ESI-fondsen moeten aanvullende bepalingen voor de Fondsen en het EFMZV worden vastgesteld. Teneinde de Commissie al vóór de goedkeuring van de rekeningen een redelijke zekerheid te geven, moeten aanvragen voor tussentijdse betalingen worden terugbetaald voor 90 % van het bedrag dat resulteert uit toepassing van het medefinancieringspercentage voor elke prioriteit, die is neergelegd in het besluit betreffende de goedkeuring van het operationele programma, op de subsidiabele uitgaven voor de prioriteit. De uitstaande restbedragen moeten aan de lidstaten worden betaald na de goedkeuring van de rekeningen, mits de Commissie in staat is te concluderen dat de rekeningen volledig, nauwkeurig en waarachtig zijn.
- (113)
De begunstigden moeten de volledige steun ontvangen uiterlijk 90 dagen na de datum van indiening van de betalingsaanvraag door de begunstigde, mits er middelen beschikbaar zijn uit de initiële en jaarlijkse voorfinanciering en uit tussentijdse betalingen. De managementautoriteit moet in staat zijn de tijdslimiet uit te stellen, als de bewijsstukken onvolledig zijn of er aanwijzingen zijn van onregelmatigheid die verder onderzoek vereisen. Er moet worden voorzien in een initiële en jaarlijkse voorfinanciering opdat de lidstaten over voldoende middelen voor de uitvoering van programma's in het kader van een dergelijke procedure beschikken. De jaarlijkse voorfinanciering moet ieder jaar bij de goedkeuring van de rekeningen worden afgewikkeld.
- (114)
Om het risico te verkleinen dat onregelmatige uitgaven worden gedeclareerd, moet een certificeringsautoriteit de mogelijkheid hebben om, zonder verstrekking van een bijkomende motivering, over te gaan tot opname van de bijkomende controle vereisende bedragen in een aanvraag van tussentijdse betaling na het boekjaar waarin zij zijn opgenomen in haar boekhoudsysteem.
- (115)
Om te waarborgen dat de algemene regels over vrijmaking juist worden toegepast, moeten de voor de Fondsen en het EFMZV vastgestelde regels nauwkeurig beschrijven hoe de termijnen voor vrijmaking worden vastgesteld.
- (116)
Voor de toepassing van de voorschriften van het Financieel Reglement op het financieel beheer van de Fondsen en het EFMZV, is het noodzakelijk procedures vast te stellen voor de opstelling, het onderzoek en de goedkeuring van de rekeningen, om te zorgen voor een duidelijke basis en voor rechtszekerheid, wat de regelingen in kwestie betreft. Om een lidstaat in staat te stellen zijn taken naar behoren uit te voeren, moet een lidstaat bovendien de mogelijkheid hebben om bedragen uit te sluiten waarvoor een beoordeling van de wettigheid en regelmatigheid loopt.
- (117)
Om de administratieve lasten voor de begunstigden te beperken, moeten specifieke termijnen worden vastgesteld gedurende welke de managementautoriteiten verplicht zijn te zorgen voor de beschikbaarheid van documenten voor concrete acties na de indiening van de uitgaven of na de voltooiing van een concrete actie. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel moet de periode voor het bijhouden van de documenten worden gedifferentieerd op grond van de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie.
- (118)
Aangezien de rekeningen jaarlijks worden onderzocht en goedgekeurd, dient de afsluitingsprocedure aanzienlijk te worden vereenvoudigd. De definitieve afsluiting van het programma moet daarom alleen worden gebaseerd op de documenten betreffende het laatste boekjaar en het eindverslag over de uitvoering of het laatste jaarverslag over de uitvoering, zonder dat er extra documenten hoeven te worden opgesteld.
- (119)
Om de financiële belangen van de Unie te vrijwaren en te voorzien in middelen om een doeltreffende implementatie van het programma te waarborgen, moeten er bepalingen worden vastgesteld op grond waarvan de Commissie op het niveau van prioriteiten of een operationeel programma betalingen kan schorsen.
- (120)
Om de lidstaten rechtszekerheid te bieden, moeten er specifieke regelingen en procedures voor financiële correcties door de lidstaten en door de Commissie met betrekking tot de Fondsen en het EFMZV worden vastgesteld, met eerbiediging van het proportionaliteitsbeginsel.
- (121)
Er moet een rechtskader worden ingesteld dat voorziet in solide beheers- en controlesystemen op nationaal en regionaal niveau en in een passende verdeling van de taken en verantwoordelijkheden in de context van gedeeld beheer. De rol van de Commissie moet daarom worden gespecificeerd en verduidelijkt en er moeten evenredige voorschriften worden opgesteld voor het aanbrengen van financiële correcties door de Commissie.
- (122)
De frequentie van audits van concrete acties moet evenredig zijn aan de omvang van de steun die de Unie uit de Fondsen en het EFMZV verstrekt. Met name moeten minder audits worden uitgevoerd wanneer de totale subsidiabele uitgaven voor een concrete actie niet meer bedragen dan 200 000 EUR voor het EFRO en het Cohesiefonds, 150 000 EUR voor het ESF en 100 000 EUR voor het EFMZV. Desondanks moet het mogelijk zijn te allen tijde een audit uit te voeren wanneer er aanwijzingen zijn dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude, dan wel, na afsluiting van een voltooide concrete actie, als onderdeel van een auditsteekproef. De Commissie moet het controlespoor van de auditautoriteit kunnen toetsen en kunnen deelnemen aan door de auditautoriteit verrichte audits ter plaatse. Als de Commissie op deze manier niet de nodige zekerheid over de doeltreffende werking van de auditautoriteit verkrijgt, moet zij de auditactiviteit kunnen herhalen, als dit in overeenstemming is met de internationaal aanvaarde auditnormen. Om ervoor te zorgen dat de omvang van de auditing door de Commissie evenredig is aan het risico, moet de Commissie haar auditwerkzaamheden kunnen verminderen voor operationele programma's die geen grote tekortkomingen te zien geven of waarvoor op de auditautoriteit kan worden vertrouwd. Om de administratieve lasten voor de begunstigden te beperken, moeten er specifieke regels worden ingevoerd om het risico van overlapping tussen audits van dezelfde concrete acties door verschillende instellingen, namelijk de Rekenkamer, de Commissie en de auditautoriteit, te beperken.
- (123)
Om bepaalde niet-essentiële onderdelen van deze verordening te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen inzake een Europese gedragscode betreffende partnerschappen, aanvullingen en wijzigingen van onderdelen 4 en 7 van het GSK, criteria voor het bepalen van de hoogte van de toe te passen financiële correctie, specifieke voorschriften voor de aankoop van grond en voor de combinatie van technische bijstand met financieringsinstrumenten, de rol, de aansprakelijkheid en de taken van de instanties die financieringsinstrumenten uitvoeren, het beheer en de controle van financieringsinstrumenten, de intrekking van betalingen aan financieringsinstrumenten en de daaruit voortvloeiende aanpassingen wat betreft betalingsverzoeken, de invoering van een systeem voor de kapitalisatie van de jaartranches voor financieringsinstrumenten, de specifieke regels die de criteria vastleggen voor het bepalen van de beheerskosten en -vergoedingen op prestatiebasis en de toepasselijke drempels, alsmede voorschriften inzake de vergoeding van gekapitaliseerde beheerskosten en -vergoedingen voor instrumenten op basis van effecten en bij microkrediet, de aanpassing van het vaste percentage voor concrete acties die netto-inkomsten genereren in bepaalde sectoren evenals het vaststellen van een vaste percentage voor bepaalde sectoren
of subsectoren op het gebied van ICT, onderzoek, ontwikkeling en innovatie en energieefficiëntie en het toevoegen van sectoren en subsectoren, de methode voor de berekening van de verlaagde netto-inkomsten van concrete acties die netto- inkomsten genereren, aanvullende regels inzake de vervanging van een begunstigde in het kader van PPP-acties, minimumvereisten die moeten worden opgenomen in PPP-overeenkomsten en die noodzakelijk zijn voor het toepassen van een afwijking inzake de subsidiabiliteit van uitgaven, de bepaling van het vaste percentage dat wordt toegepast op de indirecte kosten voor subsidies op basis van bestaande methoden en overeenkomstige percentages, die van toepassing zijn voor beleidsmaatregelen van de Unie, de te hanteren methoden bij de beoordeling van de kwaliteit van een groot project, de criteria ter vaststelling van de te melden onregelmatigheden en de te leveren gegevens en de toe te passen voorwaarden en procedures om vast te stellen of niet-invorderbare bedragen moeten worden terugbetaald uit hoofde van de aansprakelijkheid van de lidstaten, de gegevens die in gecomputeriseerde vorm moeten worden vastgelegd en opgeslagen in het toezichtsysteem die zijn ingevoerd door managementautoriteiten, de minimumvereisten voor het controlespoor, de draagwijdte en inhoud van audits, alsook de methodologie voor het houden van steekproeven, het gebruik van de gegevens die verzameld zijn tijdens audits, en de criteria voor de vaststelling van ernstige tekortkomingen in de doeltreffende werking van de beheers- en controlesystemen, voor de vaststelling van het niveau van de financiële correctie die moet worden toegepast en voor de toepassing van vaste percentages of geëxtrapoleerde financiële correcties. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op passende wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
- (124)
De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om door middel van uitvoeringshandelingen voor wat betreft de ESI-fondsen over te gaan tot de vaststelling van besluiten tot goedkeuring van partnerschapsovereenkomsten en wijzigingen ervan, besluiten tot goedkeuring van de herziene partnerschapsovereenkomsten, besluiten inzake de programma's en prioriteiten die hun mijlpalen bereikt hebben en die kunnen genieten van de verdeling van de prestatiereserve, besluiten inzake het wijzigen van programma's als een gevolg va corrigerende maatregelen ten aanzien van de overdracht van financieringstoewijzingen naar andere programma's, besluiten inzake jaarlijkse actieplannen van acties die uit de technische bijstand op initiatief van de Commissie gefinancierd moeten worden, en, in het geval van vrijmaking, besluiten tot wijziging van het besluit waarbij een programma is vastgesteld; en voor wat betreft het EFRO, het ESF en het Cohesiefonds besluiten om over te gaan tot de vaststelling van de regio's en lidstaten die aan de criteria voor investeringen in groei en werkgelegenheid voldoen, besluiten tot bepaling van de jaarlijkse verdeling van de vastgelegde kredieten aan de lidstaten, besluiten die het bedrag vastleggen dat moet overgedragen worden van de toewijzing van elke lidstaat uit het Cohesiefonds naar de Connecting Europe Facility, besluiten tot vaststelling van het uit de toewijzing van de structuurfondsen voor elke lidstaat over te schrijven bedrag voor hulp voor de meest hulpbehoevenden, besluiten inzake overdrachten van een gedeelte van de kredieten voor de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ naar de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’, besluiten over het al dan niet uitvoeren van een financiële correctie in geval van het niet voldoen aan de additionaliteit, besluiten tot vaststelling en wijziging van operationele programma's, besluiten inzake de weigering van een financiële bijdrage aan een groot project, besluiten inzake de goedkeuring van een financiële bijdrage aan een geselecteerde groot project en de verlenging van de termijn voor het realiseren van de voorwaarde in verband met de goedkeuring van grote projecten en besluiten betreffende gezamenlijke actieplannen; en voor wat betreft het EFRO, het ESF, het Cohesiefonds en het EFMZV over te gaan tot de vaststelling van besluiten inzake de niet-goedkeuring van de rekeningen en het aan te rekenen bedrag als de rekeningen niet werden goedgekeurd, besluiten inzake de opschorting van tussentijdse betalingen en besluiten inzake financiële correcties.
- (125)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moet de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend ten aanzien van het model dat gebruikt moet worden voor de indiening van het voortgangsverslag, het model voor operationele programma's voor de Fondsen, de methodologie die gebruikt moet worden bij de kosten-batenanalyse van grote projecten, de vorm van de informatie over belangrijke projecten, het model voor het gezamenlijke actieplan, het model van het jaarlijkse uitvoeringsverslag en het eindverslag over de uitvoering, de frequentie en de vorm van de verslaglegging inzake onregelmatigheden, het model van de beheersverklaring en de modellen voor de auditstrategie, het auditoordeel en het jaarlijkse controleverslag. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (19).
- (126)
Om te zorgen voor de nodige input en een grotere betrokkenheid van de lidstaten wanneer de Commissie haar uitvoeringsbevoegdheden uitoefent met betrekking tot deze verordening op bepaalde bijzonder delicate beleidsterreinen in verband met de ESI-fondsen en om de rol van de lidstaten te versterken met betrekking tot de vaststelling van eenvormige voorwaarden op zulke terreinen of andere uitvoeringsmaatregelen met aanzienlijke gevolgen voor of een potentieel significante impact op de nationale economie, de nationale begroting of de behoorlijke werking van de overheidsadministratie van de lidstaten, moeten de uitvoeringshandelingen in verband met de methode voor de verstrekking van informatie over de steun voor de doelstellingen op het gebied van klimaatverandering, de gedetailleerde regelingen om te zorgen voor een consistente aanpak van de vaststelling van de mijlpalen en streefdoelen in het prestatiekader voor elke prioriteit en van de beoordeling van de vraag of de mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt, de standaardvoorwaarden voor het monitoren van financieringsinstrumenten, de gedetailleerde regelingen voor de overdracht en het beheer van programmabijdragen die worden beheerd door de organen die financieringsinstrumenten uitvoeren, een model voor de financieringsovereenkomst met betrekking tot de gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie voor mkb-bedrijven, de modellen die moeten worden gebruikt met betrekking tot de aanvullende informatie betreffende financieringsinstrumenten die samen met de betalingsaanvragen aan de Commissie wordt verstrekt en bij de verslaglegging over de financieringsinstrumenten aan de Commissie, de voorwaarden voor het systeem van elektronische gegevensuitwisseling voor beheer en controle, de nomenclatuur op basis waarvan de categorieën steunverlening
kunnen worden gedefinieerd met betrekking tot de prioriteitsas in operationele programma's, het format voor de kennisgeving van het geselecteerde grote project, de technische kenmerken van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties alsmede de grondregels voor de opbouw van het embleem en aanwijzingen voor de genormaliseerde kleuren, het te gebruiken model bij indiening van de financiële gegevens bij de Commissie ten behoeve van het toezicht, gedetailleerde regels voor de uitwisseling van informatie tussen de begunstigden en de managementautoriteiten, certificeringsautoriteiten, auditautoriteiten en intermediaire instanties; het model voor het verslag en het oordeel van de onafhankelijke auditinstantie en de beschrijving van de taken en procedures die zijn vastgelegd voor de managementautoriteiten en, indien nodig, de certificeringsautoriteiten; de technische specificaties van het beheers- en controlesysteem, het model voor betalingsaanvragen en het model voor de rekeningen, worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011.
- (127)
Voor bepaalde uitvoeringshandelingen die moeten worden vastgesteld volgens de onderzoeksprocedure van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011, zijn de potentiële impact en gevolgen voor de lidstaten zo groot dat een uitzondering op de algemene regel verantwoord is. Dienovereenkomstig mag de Commissie, als door het comité geen advies wordt uitgebracht, de ontwerpuitvoeringshandeling niet aannemen. De bedoelde uitvoeringshandelingen hebben betrekking op de vaststelling van de methode voor de verstrekking van informatie over de steun voor doelstellingen in verband met klimaatverandering; de vaststelling van de methode voor mijlpalen en streefdoelen met betrekking tot het prestatiekader; de vaststelling van de standaardvoorwaarden in verband met financieringsinstrumenten; de vaststelling van de nadere regels voor de overdracht en het beheer van de programmabijdragen met betrekking tot bepaalde financieringsinstrumenten; de goedkeuring van het model voor de financieringsovereenkomst met betrekking tot de gezamenlijke financieringsinstrumenten voor onbeperkte garanties en securitisatie voor mkb-bedrijven; de vaststelling van het model voor de verslaglegging over de financieringsinstrumenten aan de Commissie; de vaststelling van de nomenclatuur op basis waarvan de categorieën steunverlening kunnen worden gedefinieerd met betrekking tot de prioriteitsas in operationele programma's; de vaststelling van de technische kenmerken van voorlichtings- en communicatiemaatregelen voor concrete acties alsmede de grondregels voor de opbouw van het embleem en aanwijzingen voor de genormaliseerde kleuren; de vaststelling van de technische specificaties voor het opslaan en bewaren van gegevens in verband met het beheers- en controlesysteem. Bijgevolg moet op de uitvoeringshandelingen in kwestie artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing zijn.
- (128)
Aangezien deze verordening Verordening (EG) nr. 1083/2006 vervangt, moet die verordening worden ingetrokken. Deze verordening mag niettemin geen afbreuk doen aan de voorzetting of wijziging van bijstandsverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Verordening (EG) nr. 1083/2006 of aan andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstandsverlening van toepassing is. Aanvragen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1083/2006 zijn ingediend of goedgekeurd, blijven derhalve geldig. In afwijking van artikel 59, lid 1, onder b), van Verordening (EG) nr. 1086/2006 moeten ook bijzondere overgangsregels worden vastgesteld in verband met de vraag wanneer een managementautoriteit de taken van de certificeringsautoriteit kan vervullen voor operationele programma's die onder het vorige wetgevingskader zijn uitgevoerd, zulks met het oog op de beoordeling door de Commissie overeenkomstig artikel 73, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1083/2006 bij de toepassing van artikel 123, lid 5, van deze verordening en met betrekking tot de procedure voor de goedkeuring van grote projecten uit hoofde van artikel 102, lid 1, onder a), van deze verordening.
- (129)
Omdat de doelstelling van deze verordening, namelijk het versterken van de economische, sociale en territoriale samenhang, vanwege de mate van ongelijkheid tussen de ontwikkelingsniveaus van de onderscheiden regio's, de achterstand van de minst begunstigde regio's en de beperktheid van de financiële middelen van de lidstaten en de regio's, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen, overeenkomstig het in artikel 5 VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
- (130)
Om een snelle toepassing van de in deze verordening bepaalde maatregelen mogelijk te maken moet deze verordening in werking treden op de dag na de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 191 van 29.6.2012, blz. 30, PB C 44 van 15.2.2013, blz. 76, en PB C 271 van 19.9.2013, blz. 101.
PB C 225 van 27.7.2012, blz. 58 en PB C 17 van 19.1.2013, blz. 56.
PB C 47 van 17.2.2012, blz. 1, PB C 13 van 16.1.2013, blz. 1, en PB C 267 van 17.9.2013, blz. 1.
Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
Verordening (EU) Nr. 1304/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1081/2006 van de Raad (Zie bladzijde 470 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (Zie bladzijde 608 van dit Publicatieblad).
Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).
Verordening (EU) Nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 –2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (Zie bladzijde 104 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 Zie bladzijde 289 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1300/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1084/2006 van de Raad (Zie bladzijde 281 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (Zie bladzijde 259 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 (Zie bladzijde 487 van dit Publicatieblad).
Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 105/2007 van de Commissie van 1 februari 2007 tot wijziging van de bijlagen bij Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 39 van 10.2.2007, blz. 1).
Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot vaststelling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014–2020 (Zie bladzijde 884 van dit Publicatieblad).
Verordening (EU) Nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).
Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PB L 210 van 31.7.2006, blz. 25).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).