Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1018
Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging. Is redelijkerwijs aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven? Art. 14a lid 5 en lid 8 Wet Bopz.
HR 29-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2526
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 september 2017
- Magistraten
Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, G. Snijders, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
17/02882
- Conclusie
plv. P-G mr. F.F. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2526, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:982, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑07‑2017
Essentie
Wet Bopz. Voorwaardelijke machtiging. Is redelijkerwijs aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven? Art. 14a lid 5 en lid 8 Wet Bopz.
Partij(en)
Beschikking in de zaak van: [betrokkene], verzoeker tot cassatie, adv.: mr. G.E.M. Later,
tegen
De officier van Justitie Noord-Holland, verweerder in cassatie, niet verschenen.
Conclusie
Conclusie plv. P-G mr. F.F. Langemeijer:
1. Feiten en procesverloop
1.1.
Op 17 februari 2017 heeft de officier van justitie in het arrondissement Noord-Holland aan de rechtbank verzocht een voorwaardelijke machtiging te verlenen ten aanzien van verzoeker tot cassatie (geboren in 1974, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.