Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/111:111 Onderscheid tussen een opschortende tijdsbepaling en een opschortende voorwaarde
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/111
111 Onderscheid tussen een opschortende tijdsbepaling en een opschortende voorwaarde
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691948:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1108, NJ 2017/266 met Red. Aant., Bb2017/66 met nt. C.M.A. Rouméas (Grafsschafter Volksbank/Platvoet). De borg beroept zich op het aan de hoofdschuldenaar toekomend verweer dat de betalingsverbintenis is tenietgegaan. De bewijslast daarvan rust dus op de borg (Lock 2019c, p. 77). Zie ook de conclusie A-G R.H. de Bock, ECLI:NL:PHR:2017:234, randnr. 1.6 vóór hetzelfde arrest (het subsidiaire karakter van borgtocht).
Hof Arnhem-Leeuwarden 25 juli 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:6464.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Aangetrokken door de gunstige stelplicht- en bewijslastverdeling zoals voorgestaan door de Hoge Raad in het arrest Probis/De Smedt, deden verweerders pogingen voorwaarden (in een wettelijke regeling of in een overeenkomst) als opschortende voorwaarden te betitelen; eiser zou dan belast worden met het bewijs dat de opschortende voorwaarde in vervulling is gegaan.
De volgende voorbeelden illustreren deze pogingen:
Is de verbintenis van de borg een verbintenis onder opschortende voorwaarde?
“De borg is op grond van de overeenkomst van borgtocht tegenover de schuldeiser gehouden tot nakoming van de verbintenis van de hoofdschuldenaar (art. 7:850 lid 1 BW). Dat hij niet tot die nakoming gehouden is voordat de hoofdschuldenaar in de nakoming van zijn verbintenis is tekortgeschoten (art. 7:855 lid 1 BW), is slechts van belang voor het moment van opeisbaarheid van de verbintenis van de borg, maar maakt zijn verbintenis niet tot een onder opschortende voorwaarde (in welk geval de schuldeiser zou moeten bewijzen dat de opschortende voorwaarde is vervuld).”1
Voorwaarden van inspectie en betaling vooraf
“Voorwaarden van inspectie en betaling vooraf, opgenomen in een overeenkomst, zijn te beschouwen als leverings- en betalingscondities, maar niet als opschortende voorwaarden van de vervulling waarvan het inwerkingtreden van de koopovereenkomst afhankelijk is als bedoeld in artikel 6:22 BW.”2
In de voorbeelden is steeds sprake van een opschortende tijdsbepaling (art. 7:129f BW).
Advocaten en rechters zullen zich bewust moeten zijn dat voorwaarden in velerlei vormen in wettelijke bepalingen en overeenkomsten zijn opgenomen, maar dat de voorwaarde eerst als een opschortende voorwaarde (op grond van de Haviltextoets; zie nr. 113) moet worden gekwalificeerd voordat daaraan rechtsgevolgen voor de stelplicht- en bewijslastverdeling kunnen worden verbonden.