Een nieuwe visie op de afstamming
Einde inhoudsopgave
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/12.2:12.2 Gewilde en ongewilde zwangerschap
Een nieuwe visie op de afstamming (R&P nr. PFR5) 2014/12.2
12.2 Gewilde en ongewilde zwangerschap
Documentgegevens:
mr. P.A.W. Kuijper, datum 24-01-2014
- Datum
24-01-2014
- Auteur
mr. P.A.W. Kuijper
- JCDI
JCDI:ADS396817:1
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Afstamming en adoptie
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Rb. ’s-Gravenhage 21 juni 2010, ECLI:NL:RBSGR:2010:BN1309.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de inleiding is beloofd dat een poging zou worden ondernomen om het afstammingsrecht eenvoudiger en eenduidiger te maken. Het daar geuite voornemen was om problemen te voorkomen in plaats van problemen op te lossen. Daarbij is uitgegaan van twee essentiële vereisten voor het ontstaan van nieuw menselijk leven:
het samenbrengen van een mannelijke en vrouwelijke geslachtscel; en
het samensmelten van een mannelijke en vrouwelijke geslachtscel tot één nieuwe cel, de zygote, die zich vervolgens autonoom gaat delen.
Het samenbrengen van de twee verschillende geslachtscellen is het gevolg van een actieve daad van twee personen. Deze actie kan bestaan uit de geslachtsdaad, in het huidige recht de verwekking door een verwekker, of door kunstmatige inseminatie of in-vitrofertilisatie, in het huidige recht de verwekking ‘door’ de biologische vader. In het hier voorgestelde systeem is de persoon die de tot een bevruchting leidende geslachtsdaad uitvoert, nog steeds de verwekker, maar krijgt deze het adjectief ‘directe’ toegevoegd. Alle andere personen die een actie anders dan de tot een bevruchting leidende geslachtsdaad ondernemen, zijn in de geponeerde visie ‘indirecte verwekkers’. Alle genoemde personen, de directe en indirecte verwekkers, zijn verantwoordelijk voor het gevolg van hun daad. Indien deze bevruchting leidt tot een zwangerschap met aansluitende geboorte van een kind, zijn deze personen en niemand anders dan deze twee personen verantwoordelijk voor de geboorte van dit kind. In de hier verdedigde visie maakt deze verantwoordelijkheid deze twee personen tot de juridische ouders van dit kind.
Dat ook de rechtbank in Den Haag in lijn met het bovenstaande creatief omgaat met de duiding van het begrip ‘verwekker’, moge blijken uit de uitspraak van deze rechtbank naar aanleiding van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. Het vaderschap van de wensvader die het zaad voor het kind in deze zaak had geleverd, was gerechtelijk vastgesteld als ware hij de verwekker. Op grond van art. 1:207 BW kan alleen het vaderschap van een verwekker of instemmende levensgezel gerechtelijk worden vastgesteld op verzoek van de vrouw of het kind.1 De desbetreffende man was noch de verwekker, noch de instemmende levensgezel.
Bij de motivering van de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap in deze casus stelt de rechtbank:
De rechtbank ziet in de onderhavige zaak evenwel aanleiding om aanknoping te zoeken bij jurisprudentie betreffende artikel 1:204, derde lid, BW (vervangende toestemming tot erkenning) op grond van het bepaalde in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) (vergelijk Hoge Raad 24 januari 2003, NJ 2003/386 en de uitspraak van deze rechtbank d.d. 14 september 2009, ECLI:NL:RBSGR:2009:BK1197). In de rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) wordt het onderscheid dat de Nederlandse wetgever heeft aangebracht tussen enerzijds een biologische vader-verwekker, en anderzijds een biologische vader-donor, niet aangetroffen. Het bestaan van de bloedverwantschap geldt als biologisch gegeven en de wijze van verwekking speelt daarbij geen rol. Voldoende is bloedverwantschap in combinatie met concrete omstandigheden benodigd voor het bestaan van een gezinsleven. Een biologische en sociale werkelijkheid dient volgens het EHRM te gaan boven de wettelijke presumptie. Gelet op het vorenstaande zou het nietontvankelijk verklaren van de minderjarige in haar verzoek op de grond dat de man niet de verwekker is, in de lijn van de jurisprudentie van het EHRM naar het oordeel van de rechtbank een schending opleveren van artikel 8 EVRM.
Bij bijna alle kinderen hebben twee personen met hun daad ook de intentie gehad om tot een door hen gewenst kind te komen. Bij alle zwangerschappen waarbij externe assistentie voor de totstandkoming noodzakelijk was, zijn deze intenties van de verschillende actoren schriftelijk vastgelegd.
Normale zwangerschappen, normaal in die zin dat zij vrijwillig door geslachtsgemeenschap van de betrokkenen tot stand zijn gekomen, kennen een tweedeling in de causaliteit. De meeste zwangerschappen zijn het gevolg van een geslachtdaad die was gericht op het verkrijgen van nageslacht. Natuurlijk komen er ook zwangerschappen voor die door de betreffende personen misschien niet waren gewild, maar waarvan deze personen bij het uitvoeren van hun daad hadden kunnen weten of althans hadden behoren te weten dat deze daad tot een zwangerschap zou kunnen leiden. Ondanks deze wetenschap hebben deze personen uit vrije wil het risico geaccepteerd. Zij zijn verantwoordelijk voor het ontstaan van dit kind en dus de juridische ouders.