Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba
Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/3.6.2:3.6.2 Responsie- en onderzoeksplicht naar aanleiding van hetgeen de appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd (devolutieve werking)
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/3.6.2
3.6.2 Responsie- en onderzoeksplicht naar aanleiding van hetgeen de appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd (devolutieve werking)
Documentgegevens:
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS442593:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Bijvoorbeeld: HR 5 juni 2009 (H & H Beheer/Deloitte), NJ 2009, 256 (NL), rov. 4.1; zie ook conclusie A-G Asser onder 2.28-230 voor HR 8 december 1995 (Senior/Carina), NJ 1996, 273 (C).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor stellingen die de appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd, maar de eerste rechter heeft verworpen, geldt het volgende. Anders dan bij geïntimeerde het geval is, geldt voor de vraag of die stellingen in hoger beroep beoordeling behoeven, niet als maatstaf de vraag of de appellant ze in hoger beroep heeft prijsgegeven. Om de appelrechter tot respons te dwingen, is niet voldoende dat de appellant de stelling niet heeft prijsgegeven, maar is nodig dat de appellant de stelling in hoger beroep opnieuw behoorlijk naar voren brengt. Dit geldt niet alleen in Nederland, maar ook in het afgezwakte grievenstelsel van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Voor stellingen die de appellant in eerste aanleg heeft aangevoerd en de eerste rechter heeft gehonoreerd of onbeoordeeld heeft gelaten, geldt iets anders. Het is mogelijk dat deze stellingen, hetzij door de opstelling van geïntimeerde, hetzij door een ander oordeel van de appelrechter, opnieuw van belang worden voor de beoordeling van de eis. Indien dat zo is, mag de appelrechter die stellingen niet passeren op de grond dat zij in hoger beroep niet opnieuw behoorlijk naar voren zijn gebracht. De appellant behoeft dus geen grieven aan te voeren om te bewerkstelligen dat zijn door de eerste rechter gehonoreerde of onbesproken stellingen in hoger beroep in de beoordeling worden betrokken.1
Voorbeeld:
Eiser vordert schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. De eerste rechter laat de vraag onbeoordeeld of sprake is van onrechtmatige daad of beantwoordt die vraag bevestigend. Hij wijst de eis af op grond van zijn oordeel dat er geen schade is. Eiser komt in hoger beroep.
a. Net als in Nederland: indien eiser een grief aanvoert tegen het oordeel dat er geen schade is en die grief slaagt, moet de appelrechter de stelling van eiser dat sprake is van onrechtmatige daad opnieuw beoordelen.
b. Anders dan in Nederland: indien eiser geen grief aanvoert tegen het oordeel dat er geen schade is, maar de appelrechter ambtshalve tot het oordeel komt dat er wel schade is, moet de appelrechter de stelling van eiser dat sprake is van onrechtmatige daad opnieuw beoordelen.
c. Net als in Nederland: indien eiser een grief aanvoert tegen het oordeel dat er geen schade is, mag de appelrechter de gegrondheid van die grief in het midden laten op grond van zijn oordeel dat de appellant belang daarbij mist, omdat geen sprake is van onrechtmatige daad.
Het hiervoor onder a gegeven voorbeeld vloeit m.i. niet (mede) voort uit de verplichting ambtshalve de rechtsgronden aan te vullen (zie paragrafen 3.7 en 3.8), maar (slechts) uit de positieve zijde van de devolutieve werking van het hoger beroep. Het gaat immers om een herbeoordeling van in eerste aanleg aangevoerde stellingen. Anders dan soms wordt aangenomen, geldt m.i. de positieve werking van de devolutieve werking dus niet alleen ten gunste van geïntimeerde. De devolutieve werking geldt ook voor de in eerste aanleg aangevoerde stellingen van de appellant, voor zover de eerste rechter die heeft gehonoreerd of onbeoordeeld heeft gelaten en de appellant ze in hoger beroep niet heeft prijsgegeven. Dit is m.i. in Nederland ook zo.
Stellingen die de eerste rechter weliswaar onbesproken heeft gelaten, maar waarvan op grond van de uitkomst van de procedure in eerste aanleg moet worden aangenomen dat hij ze heeft verworpen, gelden in dit verband niet als onbeoordeeld, maar als verworpen. Om de appelrechter tot respons daarop te dwingen, is dus nodig dat de appellant de stelling in hoger beroep opnieuw behoorlijk naar voren brengt.
Voorbeeld:
Eiser vordert nakoming van een overeengekomen betalingsverplichting. Gedaagde beroept zich op verjaring en bestrijdt de vordering ook op inhoudelijke gronden. De eerste rechter laat het beroep op verjaring onbesproken, verwerpt de inhoudelijke verweren en wijst de vordering toe. Gedaagde komt in hoger beroep.
De appelrechter behoeft het beroep op verjaring in hoger beroep niet te beoordelen, indien de appellant dat in hoger beroep niet opnieuw behoorlijk naar voren brengt, ook al heeft de eerste rechter het beroep op verjaring niet uitdrukkelijk verworpen.