RvdW 2018/1326:Beklag, beslag. ‘Rotterdamse havenaffaire’. OM-cassatie. Maatstaf is in casu of buiten redelijke twijfel is dat de derde die ex art. 552a Sv om teruggave verzoekt als eigenaar moet worden aangemerkt en, zo ja, of zich situatie van art. 94a lid 4 of 94a lid 5 Sv voordoet. Gelet op hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd, te weten dat een bedrag van ruim € 6 miljoen aan klager is gaan toebehoren en dat ten aanzien van het meerdere van € 2.550.000 en € 70.000 sprake is van verhaalsfrustratie, is niet begrijpelijk het oordeel van de rechtbank dat de officier van justitie heeft nagelaten te onderbouwen wat het ‘strafvorderlijk belang bij handhaving van het resterende beslag is’. Volgt vernietiging en terugwijzing.